Hoe pas je de afspraken over duurzame inzetbaarheid uit de CAO PO toe?
De afgelopen periode kreeg de AVS Helpdesk veel vragen over de toepassing van de afspraken over duurzame inzetbaarheid uit de CAO PO. Hoe kun je die 40 uur bijvoorbeeld inzetten en invullen? Werknemers weten dat niet altijd precies.
Iedere werknemer heeft recht op 40 uur duurzame inzetbaarheid bij werktijdfactor 1. In artikel 8A.4 staat een opsomming waaraan deze uren besteed kunnen worden. Het initiatief voor het invullen van deze uren ligt bij de werknemer. Die bespreekt de inzet met de werkgever. De uitvoering wordt meegenomen in de jaarplanning. De uren duurzame inzetbaarheid maken onderdeel uit van de jaartaak van 1.659 uur. Dat betekent dat de invulling ervan ook binnen de jaartaak plaatsvindt.
Er is een aanvullende regeling (bijzonder budget) voor werknemers van 57 jaar en ouder. Zij hebben recht op 130 uur extra (artikel 8A.7). Deze uren kunnen ook ingezet worden voor de onderwerpen genoemd in artikel 8A.4. Ze maken eveneens onderdeel uit van de jaartaak. Een werknemer kan de uren ook inzetten als verlof of opsparen (zie 8A.8).
De uren duurzame inzetbaarheid die een werknemer niet aan verlof besteedt, worden in overleg met de schoolleider ingezet. Bijvoorbeeld als een leerkracht coaching wil, op andere scholen wil kijken of zich wil oriënteren op mobiliteit of overplaatsing, dan moet daar in de werktijd van die leraar ruimte voor worden gemaakt.
Een andere overweging is de overige taken te verminderen met de uren duurzame inzetbaarheid. Een en ander is afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
De uren voor duurzame inzetbaarheid moeten passen in het schoolbeleid, de inzet van het personeel en de taakverdeling binnen de school. De vastgestelde jaarplanning van de school is hierbij van belang. In goed overleg moet je er samen uit kunnen komen.
De AVS Helpdesk adviseert om iedere nieuwe werknemer in deeltijd een werktijdfactor te geven die recht doet aan tijd voor de groep (lestijd) en tijd voor overige taken waaronder duurzame inzetbaarheid. Dus 0,225, 0,425, 0,625 of 0,825. Iedere individu kan de invulling regelen naar eigen inzicht en er hoeft alleen verantwoording achteraf plaats te vinden. Er is dan ook tijd voor bijvoorbeeld individuele professionalisering.