Vragen

Wat wordt er bedoeld met voorwaardelijk pensioen?

Het voorwaardelijk pensioen is een verhoging van je ABP Ouderdomspensioen en het ABP NabestaandenPensioen bij overlijden vanaf 65 jaar. Je kon het voorwaardelijk pensioen krijgen als tegemoetkoming voor het vervallen van de prepensioenregeling FPU. ABP noemt dit pensioen 'voorwaardelijk' omdat het niet definitief was zolang de regeling niet was afgelopen, m.a.w. dit deel van je pensioen kon je dus nog kwijtspelen. Voldeed je aan de voorwaarden, dan heeft ABP  je voorwaardelijk pensioen eind 2022 toegevoegd aan je opgebouwde pensioen omdat de regeling Voorwaardelijk pensioen 1 januari 2023 is afgelopen. Je kunt je voorwaardelijk pensioen nu niet meer verliezen.

Wanneer heb je recht op je voorwaardelijk pensioen?

  • Als je bent geboren op of na 1 januari 1950, en
  • als je op 31-12-2005 en 1-1-2006 in dienst was bij een ABP-werkgever, en
  • als je onafgebroken in dienst was bij een ABP-werkgever tot 1-1-2023. (Of tot aan het moment waarop je je ABP pensioen liet ingaan vóór 1-1-2023.)

Voldoe je aan de voorwaarden? Dan heeft ABP op 30 december 2022 het voorwaardelijk pensioen toegevoegd aan je opgebouwde pensioen. Je kunt het nu niet meer verliezen door een eventueel ontslag.

Voor vragen over je (voorwaardelijk) pensioen wend je je het best rechtstreeks tot ABP. Op de website van het ABP vind je veelgestelde vragen over het voorwaardelijk pensioen.

Hoe berekent een schoolleider in het PO incl. S(B)O de onderwijstijd van een schooljaar? Voor de berekening van het aantal uren in een schooljaar hanteert de Inspectie van het Onderwijs de periode 1 oktober tot 1 oktober. Gemakshalve wordt er van uitgegaan dat een jaar 52 weken telt, maar dat is niet helemaal correct… Een jaar telt 365 dagen en dat is 52 weken + 1 dag. In een schrikkeljaar zelfs + 2 dagen. Dat maakt dat we voor de berekening van het aantal dagen in een schooljaar te maken hebben met het fenomeen bijtelling. Dat is als volgt geregeld. Het schooljaar begint te lopen op 1 oktober XXXX en loopt tot 1 oktober XXXX+1. Als we bij de berekening uitgaan van 52 weken, zou het schooljaar eindigen op 29 september. De bijtelling van 30 september is nodig, om te komen tot een jaar van 365 dagen. N.B. Als de datum van 30 september op een weekenddag valt, hoeft deze niet te worden bijgeteld. Bijtellen betekent dat de lesuren die op 30 september vallen, bij het totaal worden geteld. Een schrikkeljaar telt een extra dag (29 februari) en dus 366 dagen, dat is 52 weken + 2 dagen. In een schrikkeljaar tellen we 29 + 30 september bij om te komen tot een schooljaar van 366 dagen. N.B. Als 29 en/of 30 september niet op een schooldag vallen, hoeven deze dagen niet te worden bijgeteld. Voorbeeld: 2024 is een schrikkeljaar. Voor het schooljaar 2023-2024 geldt dus niet alleen de bijtelling van 30 september, maar ook van 29 september. Nu valt 29 september toevallig op een zondag. Voor 2023-2024 moeten we dus slechts één dag bijtellen, nl. 30 september (valt op een maandag).

VSO wijkt af!

Sinds enkele jaren gelden voor het VSO de onderwijstijdbepalingen uit de WVO2020. In het VSO wordt de onderwijstijd op dezelfde manier berekend als in het voortgezet onderwijs. Bijtelling is dus niet meer aan de orde en dus ook niet meer toegestaan. Vanaf schooljaar 2019-2020 handhaaft de Inspectie van het Onderwijs hierop.
Welke normen gebruikt de inspectie voor gebroken schoolweken? De inspectie hanteert bij het toetsen van de onderwijstijd de voorschriften van WPO artikel 8 lid 9. Daarnaast is er de regeling vaststelling schoolvakanties 20XX-20YY. Wet Primair Onderwijs (WPO) WPO artikel 8, lid 9 luidt als volgt: Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:
  1. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen;
  2. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7.520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat:
1°. de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3.520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3.760 uren onderwijs ontvangen, en 2°. aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs; en
  1. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld, tenzij afwijking van deze verdeling van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.
Gebroken weken De onder 9.b.2o genoemde 7 weken noemen we gebroken weken. Dit zijn de spelregels die gelden voor deze vierdaagse schoolweken. Een gebroken week is een week waarin
  • een school een studiedag of een andere vrije dag plant;
  • een lokale feestdag valt (bijv. Pinkster Drie, Alkmaars Ontzet, Prinsjesdag).
Géén gebroken week is een week waarin
  • een erkende feestdag valt (Tweede Paasdag, Koningsdag, …);
  • de school een studiemiddag of een andere vrije middag plant.
Let op!
  • De week waarin het lange Hemelvaartweekend valt (donderdag t/m zondag vrij) wordt niet tot de gebroken weken gerekend;
  • Een driedaagse schoolweek is in beginsel niet toegestaan; soms organiseren scholen een tweedaagse met het team – neem in dit soort gevallen altijd even contact op met je inspecteur.
Verlenging zomervakantie In de Regeling schoolvakanties 2022-2025, artikel 7 staat het volgende: Mogelijkheden om af te wijken van regio’s en zomervakantieperioden
  1. Het bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs en een school voor speciaal onderwijs kan de periode, bedoeld in Artikel 6 (De zomervakanties 2023, 2024 en 2025) verlengen met ten hoogste twee dagen voorafgaand aan die periode en met ten hoogste twee dagen na die periode.
Toelichting: Artikel 1, lid 7 van de Regeling vaststelling schoolvakanties is een aparte bepaling die scholen de mogelijkheid geeft om, in overleg met de medezeggenschap, dagen aan de zomervakantie vooraf te laten gaan of te laten volgen op de zomervakantie. Let wel: als u gebruik maakt van deze regeling, geldt deze verkorte schoolweek mee voor het aantal toegestane  gebroken weken = 7. Deze informatie is getoetst door het Informatiecentrum Onderwijs (ICO), mei 2022 en door de Inspectie van het Onderwijs, februari 2023.
Wat is een gebroken schoolweek?

Veel schoolleiders zijn bezig met plannen van het nieuwe schooljaar. Er komen geregeld vragen binnen over het berekenen van vakanties en vrije dagen (en dus onderwijstijd)

en het inplannen van studiedagen. Daarbij spelen de ‘gebroken weken’ een rol. In het onderwijs wordt er onderscheid gemaakt tussen kortere schoolweken veroorzaakt door een erkende feestdag en verkorte schoolweken vanwege bijvoorbeeld een studiedag.

Wel of geen gebroken week?

- Schoolweken die korter zijn omdat er een erkende feestdag in valt, zijn géén gebroken weken: Tweede Kerstdag, Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag, Koningsdag en Hemelvaartsdag.

- Een vierdaagse schoolweek telt wél als een gebroken week als:

  • School de kinderen vrijaf geeft.
  • Er sprake is van een lokale feestdag (alle basisscholen in de gemeente zijn dan gesloten).
  • De kinderen vrij zijn vanwege een studiedag.

In de wet staat dat in schoolweken van minder dan vier dagen het in principe niet is toegestaan om een studiedag vast te plakken aan bijvoorbeeld het pinksterweekend.

Doe je dat toch? Dan telt die week wél mee als gebroken week. De kans bestaat dat de inspectie verzet aantekent tegen zo’n driedaagse schoolweek.

Als er echter een studiemiddag wordt gepland, is er nog steeds sprake van een vijfdaagse schoolweek. De wet zegt namelijk niet dat een kind vijf hele dagen onderwijs

moet krijgen. Verspreid de gebroken weken altijd evenwichtig over het schooljaar is het devies.

Studiemiddagen en tweedaagsen

In principe zijn tweedaagse studiebijeenkomsten niet toegestaan. Ervaring leert echter dat de inspectie meestal wel begrip heeft voor zo’n tweedaagse studiebijeenkomst als

die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de school en het team. Stem dit voor alle zekerheid af met de inspecteur.

Langere zomervakantie

Artikel 1, lid 7 van de Regeling vaststelling schoolvakanties is een aparte bepaling die scholen de mogelijkheid geeft om, in overleg met de medezeggenschap, dagen aan de zomervakantie vooraf te laten gaan of te laten volgen op de zomervakantie. De zomervakantie mag verlengd worden met maximaal twee dagen ervoor of erna. Deze

verkorte schoolweken tellen niet mee als gebroken schoolweken. Vermeld wel alle vakanties en vrije dagen in de schoolgids én houd voldoende marge-uren over om een calamiteit op te kunnen vangen (of realiseer je dat je een studiedag moet kunnen inleveren om een calamiteit op te vangen).

Bij twijfel? Overleg!

Neem bij twijfel altijd contact op met de inspectie om problemen te voorkomen. Vergeet ook niet dat je ieder schooljaar instemming van de oudergeleding van de medezeggenschapsraad nodig hebt voor je (namens het bestuur) een besluit neemt over de onderwijstijd en de planning daarvan.

Links

Welke maatregelen gelden er nog in de scholen?

Aan scholen is dringend geadviseerd om de basisregels en veiligheidsmaatregelen na te leven. Het gaat om de volgende regels:

- Handen wassen, hoesten en niezen in je elleboog, goed ventileren, en een vaccin, booster- of herhaalprik halen.
- Daarnaast doet iedereen met klachten een (zelf)test. Scholen kunnen hiervoor zelftesten aanvragen voor personeel een leerlingen. In de vragenmodule van CoTeRo vind je informatie over hoe je de zelftesten kan aanvragen.
- Ben je positief getest op het coronavirus, dan ga je in isolatie. Meer informatie over isolatie staat hier.

Hoe zit het met het advies voor zwangere vrouwen om afstand te houden?

Voor zwangere medewerkers in het onderwijs is het algemene advies vervallen om vanaf 28 weken 1,5 meter afstand te houden. Er gelden tot aan het zwangerschapsverlof geen beperkingen meer in de werkzaamheden die verricht kunnen worden vanwege het coronavirus. Wel blijft het van belang dat zwangere medewerkers goed voorgelicht worden over eventuele risico’s op het werk.

Wat is het Servicedocument funderend onderwijs?

Het Servicedocument funderend onderwijs geeft antwoord op vragen rondom de huidige situatie van het coronavirus, gebaseerd op de bestaande wet- en regelgeving, inclusief de coronamaatregelen vanuit het kabinet en de RIVM-richtlijnen.

Het ministerie van OCW bundelt de laatste stand van zaken van de landelijke maatregelen voor het funderend onderwijs in dit servicedocument. Het is nadrukkelijk geen vervanging maar een aanvulling op de diverse protocollen en richtlijnen. In het servicedocument wordt dan ook waar nodig naar diverse protocollen verwezen.

Bekijk het nieuwste servicedocument

Werkdruktool voor schooljaar 2022–2023

Ook voor het schooljaar 2022 – 2023 zijn er gelden beschikbaar voor de werkdrukvermindering. De bedragen voor genoemd schooljaar zijn:

Soort onderwijsBedrag per leerling
Basisonderwijs€ 260,76
Speciaal basisonderwijs€ 391,14
(Voortgezet) speciaal onderwijs€ 521,52

Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkt is, net zoals in schooljaar 2021–2022, verhoogd in verband met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Daarnaast zijn er ook middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs beschikbaar gekomen om de werkdrukmiddelen op peil te houden.

Deze middelen zijn structureel en worden verstrekt via het budget personeels- en arbeidsmarktbeleid. Het ministerie van OCW maakt hiervoor elk jaar een tool, maar voor 2022-2023 is die nog niet beschikbaar.

Dit budget wordt uitgekeerd als een bedrag per leerling op het niveau van BRIN. De leerlingen van een nevenvestiging worden daardoor toegerekend aan de hoofdlocatie.

Hieronder de tool van 2022

Downloads

Vragen over de besteding van de werkdrukmiddelen, die bij de sociale partners (PO-Raad en vakbonden) zijn binnen gekomen en door hen zijn beantwoord. Q Over welke werkdrukmiddelen kan mijn school in 2022-2023 beschikken? A Dit kunt u berekenen in de nieuwe geactualiseerde versie van de rekentool voor 2022. Vanaf 1 januari 2023 zullen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden op grond van de nieuwe bekostigingssystematiek volledig op kalenderjaarbasis worden bekostigd. De bedragen in bijgevoegde tool voor werkdruk gelden daarom voor de periode augustus 2022 tot en met december 2022. Q Moet de PGMR of PMR instemmen met de bestedingsplannen uit het werkdrukakkoord? A De PMR heeft instemmingsrecht op het bestedingsplan, niet de PGMR. Q Waar staat dat de PMR instemmingsrecht heeft? A Dat hebben de vakbonden en PO Raad afgesproken met minister Slob in het akkoord. Dat de PMR instemmingsrecht heeft wordt ook opgenomen in de nieuwe cao po. Q Waar moeten we als team over praten als het gaat om het werkdrukakkoord? A Op iedere school moet een gesprek gevoerd worden over de knelpunten die werknemers ervaren en de oplossingen die zij hiervoor voorzien en bepalen. Dat vormt de basis voor het bestedingsplan. Q Wie maakt het bestedingsplan? A Het bestedingsplan wordt opgesteld door de schoolleider of het schoolbestuur op basis van het gesprek met het hele schoolteam (leerkrachten, schoolleider/directeur en overig personeel). Q Hoe weten wij op school achteraf of het geld inderdaad aan vermindering van de werkdruk is uitgegeven? A De P-MR van de school wordt na afloop van het schooljaar door de schoolleider/het schoolbestuur geïnformeerd over de besteding van de extra werkdrukmiddelen van hun school (BRIN-niveau) in het voorgaande schooljaar. Over de niet-bestede middelen worden door de schoolleider/het schoolbestuur in samenspraak met het team en de P-MR nadere bestedingsafspraken gemaakt conform de doelen en verwachtingen van het bestedingsplan. Q Op welk bedrag hebben wij recht? A Uw school krijgt een bedrag dat afhankelijk is van het leerlingaantal. Via de websites van de vakbonden en PO Raad kunt u via een rekentool nagaan welk bedrag uw school krijgt voor vermindering van werkdruk. Q Hoeveel geld is er in totaal beschikbaar? A Vanaf 1 augustus 2018 is er structureel € 237 miljoen per jaar beschikbaar. In 2020 is er een tussenevaluatie, afhankelijk van de uitkomst daarvan kan het bedrag vanaf  schooljaar 2021/2022 oplopen tot € 430 miljoen per jaar. Q Mag mijn bestuur bepalen hoe (een deel van) het geld besteed wordt? A Nee, uw bestuur mag dat niet. De extra middelen die het kabinet ter beschikking stelt voor de beheersing van werkdruk, komen ter beschikking aan teams in scholen. Zij kiezen zelf welke maatregelen er in hun school worden genomen om de werkdruk te verminderen. Q Mijn bestuur zegt dat het geld niet structureel beschikbaar is, klopt dat? A Nee, dat klopt niet. Tot schooljaar 2021/2022 is er per jaar structureel € 237 miljoen beschikbaar voor verlaging van de werkdruk. Vanaf schooljaar 2021/2022 zal dat zelfs op kunnen lopen tot € 430 miljoen, structureel, per jaar. Q Welke richtlijnen mag een schoolbestuur meegeven aan het team? A Een schoolbestuur mag niet bepalen waar het geld voor werkdrukverlaging aan wordt besteed, maar een schoolbestuur kan wel enkele richtlijnen meegeven. Het aannemen van personeel kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor kosten op de lange termijn. Een team mag natuurlijk kiezen voor het aannemen van personeel, maar een schoolbestuur mag wel bepalen onder welke voorwaarden dit kan gebeuren. Dat is nodig, want het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit maar ook voor de financiën op de langere termijn. Q Ons schoolbestuur krijgt te maken met bezuinigingen (krimp, onderwijsachterstandsmiddelen) en daardoor moeten er medewerkers worden ontslagen. Hoe verhoudt dit zich tot de werkdrukmiddelen? A Het team mag bepalen hoe de werkdrukmiddelen worden ingezet, natuurlijk mogen zij kiezen voor behoud van personeel. We zijn in gesprek met het Participatiefonds om ervoor te zorgen dat de werkdrukmiddelen geen effect hebben op ontslagmogelijkheden.

Downloads

Wat betekent dit onderhandelaarsakkoord voor directeuren en adjunct-directeuren in het algemeen?
Toename jaarinkomen (gewogen gemiddelde)% (gewogen gemiddelde)Variatie in toenamePerspectief stijgingLaatste trede te be-halen in jaren t.o.v. nu
A10592410,38,9-14,91602 jaar eerder
A11651610,58,1-15,25531 jaar later
A12761810,88,4-15,26003 jaar eerder
D11686010,65,7-17,91163 jaar later
D12*804611,08,5-18,11333 jaar eerder
D13*52276,65,1-21,41453 jaar eerder
D1455686,95,3-19,15317 jaar eerder

* Voor schoolleiders met een salarisperspectiefgarantie wijken genoemde bedragen en percentages af

Dus het inkomen van een schoolleider in A12 neemt op jaarbasis tussen 8,4% en 15,3% toe, het perspectief (bedrag van de laatste trede van de nieuwe schaal – bedrag van de laatste treden van de huidige schaal) neemt met 600 euro per maand toe en het aantal treden in de schaal neemt met 3 af (dus de schoolleider groeit 3 jaar sneller toe naar een eindtrede die 600 euro hoger is dan hij/zij nu zou krijgen).

Het inkomen van een schoolleider in D11 neemt op jaarbasis tussen 5,7% en 17,9% toe, het perspectief stijgt met 116 euro per maand en het aantal treden in de schaal neemt met 3 toe (dus de schoolleider doet er 3 jaar langer over om op het eindbedrag te komen dat 116 euro hoger is dan hij/zij nu zou krijgen).

Het inkomen van een schoolleider in D13 neemt op jaarbasis tussen 5,1% en 21,5 % toe, het perspectief stijgt met 145 euro per maand en het aantal treden in de schaal neemt met 3 af (dus de schoolleider groeit 3 jaar sneller toe naar een eindtrede die 145 euro hoger ligt dan hij/zij nu zou krijgen).

Heeft het onderwijspersoneel voorrang bij het maken van een afspraak bij de teststraat? Nee. Bij klachten volstaat het doen van een zelftest. De noodzaak van een voorrangsstraat voor onderwijspersoneel bij de GGD is daarmee komen te vervallen. De voorrangsstraat wordt om die reden vanaf 11 april opgeheven.
Welke aanvullende maatregelen hoeven niet meer worden toegepast in het funderend onderwijs?

- Het advies om preventief twee keer per week een zelftest te doen, is vervallen.
- In het leerlingenvervoer van leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs en leerlingen van het speciaal (basis) onderwijs vervalt met ingang van 23 maart de verplichting om mondneusmaskers te dragen. Het protocol zorgvervoer kinderen en jongeren, zoals opgesteld door Koninklijk Nederlands Vervoer, vervalt eveneens met ingang van 23 maart 2022.
- Het dringende advies om na een positieve zelftest een confirmatietest te doen bij de GGD is vervallen.

Welke afspraken zijn er gemaakt over professionalisering?

Onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel hebben 2 klokuren per werkweek (deeltijd naar rato) voor hun professionele ontwikkeling beschikbaar. Daarnaast stelt de werkgever voor elke werknemer in genoemde categorieën € 500,- per jaar beschikbaar.

Wat is de positie van de Onderwijsconsulent in het kader van indicatiestelling?

De Onderwijsconsulent is ingesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op verzoek van de Tweede Kamer, om ouders/verzorgers en scholen te adviseren en te begeleiden bij onderwijskwesties rond een kind met een handicap, ziekte of stoornis. Het gaat dan om problematiek rond plaatsing, schorsing, verwijdering, besteding van de rugzakgelden of onenigheid over het handelingsplan. Ook proberen onderwijsconsulenten oplossingen te vinden voor kinderen die langdurig thuiszitten zonder uitzicht op een onderwijsplaats.

De Onderwijsconsulent is ingesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op verzoek van de Tweede Kamer, om ouders/verzorgers en scholen te adviseren en te begeleiden bij onderwijskwesties rond hun kind.

Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen met kennis en ervaring op het gebied van onderwijs aan kinderen met een handicap, ziekte of stoornis. De onderwijsconsulent helpt ouders/verzorgers ook als zij het niet eens zijn met een besluit van de school.

Onderwijsconsulenten kunnen ouders, leerlingen en scholen helpen wanneer sprake is van minimaal één van de onderstaande situaties:

- De leerling zit langer dan 4 weken thuis zonder uitzicht op een onderwijsplek. Bijvoorbeeld door een schorsing.

- Er is extra ondersteuning of begeleiding nodig van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte.

- Er is hulp nodig bij het opstellen van het onderwijsprogramma voor een leerling.

Voordat ouders/verzorgers een onderwijsconsulent kunnen inschakelen, moet er:

- een gesprek zijn geweest met de leerkracht of met de directie van de school;

- contact zijn geweest met het samenwerkingsverband passend onderwijs.

Er zijn géén kosten verbonden aan het inschakelen van een onderwijsconsulent. Onderwijsconsulenten worden gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Er zijn géén kosten verbonden aan het inschakelen van een onderwijsconsulent. Onderwijsconsulenten worden gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Een advies van een onderwijsconsulent is niet bindend.  De school is niet tot overleg verplicht. Als ouders het er niet mee eens zijn, kunnen zij nog een oordeel vragen aan de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Ook de oordelen van de CGB zijn echter niet juridisch bindend. Als laatste mogelijkheid staat de weg naar de rechter open.

Waar moet ik als schoolleider rekening mee houden bij het invoeren van andere schooltijden?

Ingegeven vanuit maatschappelijke veranderingen is de afgelopen tijd de behoefte aan andere schooltijden in het primair onderwijs gestegen. De mogelijkheden voor het basisonderwijs liggen in verschillende schooltijdmodellen, waarbij ook de wet- en regelgeving een rol speelt. In de eerste plaats is de rol, positie en mening van de ouders van belang. De flexibilisering van de schooltijden geldt voor scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal basisonderwijs en scholen en instellingen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Scholen en schoolleiders moeten bij het invoeren van andere schooltijden rekening houden met zaken als (voldoende) onderwijstijd, werk- en rusttijden voor leerkrachten, overblijfmogelijkheden, de keuze van het schooltijdmodel en bijvoorbeeld de verplichte ouderenquête.

De AVS heeft de publicatie “Naar andere schooltijden, en dan?” samengesteld  in het kader van invoering van andere schooltijden. Deze is via de AVS-website te bestellen.

Wie is er verantwoordelijk voor de professionalisering van de werknemer?

Iedere werknemer is zelf verantwoordelijk voor de eigen professionalisering. Hij/Zij maakt jaarlijks afspraken met de leidinggevende over de eigen professionalisering. Deze afspraken worden vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelingsplan.

Wat ben ik verplicht om een startende leraar aan begeleiding te bieden?

In de CAO is afgesproken dat de startende leerkracht 40 uur extra per jaar krijgt (naar rato dienstverband, nog bovenop zijn persoonlijk budget voor duurzame inzetbaarheid), die hij voor professionalisering kan inzetten. Zodra de startende leerkracht basisbekwaam is of de vierde periodiek van zijn salarisschaal heeft bereikt, vervalt de 40 uur extra per jaar (naar rato dienstverband) voor de startende leerkracht. Daarnaast heeft elke startende leraar recht op begeleiding door een coach. De coach mag geen direct leidinggevende zijn.

Wat is de beste begeleiding van startende leraar?

Onderzoek wijst uit dat bepaalde randvoorwaarden altijd gunstig zijn om een startende leraar de kans te geven binnen korte tijd zich sterk te ontwikkelen. Dit zijn werkdrukvermindering, begeleiding in de les door een onafhankelijk iemand, professionele ontwikkeling, verankerd in het HRM-beleid, meten van de vorderingen en vaststellen van de sterke en zwakke punten, zodat gerichte ontwikkeling mogelijk is, en een inwerkperiode met kennismaking met de schoolregels.

Wat houdt het bijzondere budget voor oudere werknemers in?

Werknemers hebben vanaf 57 jaar recht op een bijzonder budget van 130 extra uur per jaar (deeltijders naar rato). Indien werknemers na de AOW-gerechtigde leeftijd ervoor kiezen langer door te werken, bestaat er geen recht meer op dit budget.

In de CAO PO 2021 komen diverse verlofvormen voor. De AVS heeft een overzicht gemaakt

Ter handreiking heeft de AVS op grond van de CAO PO 2021 het overzicht van de verlofvormen geactualiseerd. In dit overzicht wordt aangegeven welke contractvormen in welke situatie mogelijk zijn.

Download

Hoe kan het personeel handelen bij zaken op het gebied van de gezondheidszorg (medisch handelen)?

Op 29 oktober 2021 heeft de ministers van OCW en VWS de factsheet gezondheidszorg in het onderwijs aan de Tweede Kamer gestuurd.

Deze factsheet vervangt de Factsheet diabeteszorg in het primair onderwijs van december 2015.

De factsheet is bedoeld om scholen te helpen bij het organiseren van medische zorg aan leerlingen. De factsheet bevat informatie over hoe de school, de ouders, de leerling en de professionele zorgverlener samen afspraken kunnen maken over het verlenen van gezondheidszorg aan een leerling op school. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

1. Gezondheidszorg onder schooltijd: wie is waarvoor verantwoordelijk?;
2. Welke medische handelingen bestaan er en wie mag die binnen een school uitvoeren?;
3. Maak vooraf afspraken!;
4. Aansprakelijkheid;
5. Juridisch kader.

Op de website van de Arbocatalogus PO is meer informatie vermeld over de medicijnverstrekking en medisch handelen. Zie hiervoor Extra informatie op de website van arbocataloguspo.nl

Factsheet gezondheidszorg in onderwijs

Wat wordt er van scholen verwacht als de docent of leerlingen in quarantaine zitten?

Veel scholen zullen al voorbereid zijn op afwezigheid van docenten en leerlingen in verband met isolaties. Denk hierbij aan communicatie naar ouders/verzorgers en leerlingen; onderwijsaanbod en afstandsonderwijs; en afstemming met bestuur en gemeente. Scholen worden gevraagd om zoveel mogelijk met ouders/verzorgers en leerlingen te overleggen over de mogelijkheden om leerlingen afstandsonderwijs te geven. De keuze voor afstandsonderwijs is nadrukkelijk de professionele keuze van de school. Dit kan dan ook niet door individuele ouders/verzorgers worden afgedwongen. Het spreekt voor zich dat scholen niet aan het onmogelijke worden gehouden.

Kunnen scholen aanvullende maatregelen in stand houden?

Het kan zo zijn dat een individueel schoolbestuur ervoor kiest om maatregelen in stand te houden, omdat de lokale situatie daarom vraagt. In dat geval dient wel te worden voldaan aan de bestaande voorwaarden die gelden bij het invoeren van aanvullende maatregelen.

Welke voorwaarden gelden bij het invoeren van aanvullende maatregelen?

Een schoolbestuur mag aanvullende maatregelen invoeren, hiervoor gelden de voorwaarden:

• Het schoolbestuur moet de noodzaak en proportionaliteit van eventuele aanvullende maatregelen onderbouwen*;
• De aanvullende maatregelen moeten passen binnen de besluiten die het kabinet heeft genomen op basis van advisering door het OMT;
• Daarbij moet in elk geval de medezeggenschap betrokken worden. Het is belangrijk dat het schoolbestuur aan leerlingen en ouders/verzorgers in duidelijke taal uitlegt waarom de school tot deze maatregel(en) besluit.

* Het bestuur moet ook rekening houden met de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Bij het handhaven van een verplichting zal de school zorgvuldig de proportionaliteit in acht moet nemen: het belang van de leerplicht weegt immers ook zwaar. Het is daarom belangrijk dat de school hier een goed gesprek over voert met leerlingen, ouders/verzorgers en personeel.

Kunnen 12 tot en met 17 jarigen een booster krijgen?

Ja, dit kan. Volgens het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) is een boosterprik voldoende veilig en effectief voor jongeren van 12 t/m 17 jaar. Daarom is het voor jongeren die dat willen mogelijk om een booster te halen. Het is een vrijwillige keuze. Jongeren van 12 tot en met 17 jaar die een boosterprik willen, kunnen bellen naar 0800-7070 om een afspraak te maken.

Wat betekent het mondkapjesadvies voor het funderend onderwijs?

De verplichting tot het dragen van een mondneusmasker in de samenleving is losgelaten en daarmee is ook het advies in het onderwijs vervallen. In drukke openbare/publieke buitenruimtes waar geen 1,5 meter afstand gehouden kan worden, geldt nog steeds een advies om een mondkapje te dragen.

Zijn fysieke teamvergaderingen weer mogelijk?

Sommige medewerkers kunnen wellicht de vraag hebben of het voor hen verstandig is om mee te doen met fysieke teamvergaderingen, bijvoorbeeld omdat zij zelf meer risico lopen op ernstige gevolgen van een coronabesmetting of omdat zij een huisgenoot hebben met een kwetsbare gezondheid. Houd rekening met elkaar en ga na of het echt nodig is dat iedereen fysiek bij de teamvergadering aanwezig is, of dat de vergadering ook op een hybride manier kan plaatsvinden.

Is er een overzicht van het aantal coronabesmettingen per leeftijdscategorie?

Het RIVM stelt wekelijke een Factsheet COVID-besmettingen op.

In de downloads zijn de meest recente cijfers te vinden.

Factsheet COVID-besmettingen week 12 2022

Rapportage Gesloten Scholen in het Primair Onderwijs 29 maart 2022

Rapportage Gesloten Scholen in het Speciaal Onderwijs 29 maart 2022

Rapportage Gesloten Scholen in het Voortgezet Onderwijs 29 maart 2022

Mag een directeur ook zitting nemen in de medezeggenschapsraad of gemeenschappelijke medezeggenschapsraad?

Geregeld krijgt de helpdesk van de AVS vragen over de medezeggenschap en de rol van schooldirecteuren hierin.

In lid 7 en lid 8 van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) wordt duidelijk gemaakt welke personeelsleden uitgesloten zijn voor lidmaatschap van de medezeggenschapsraad.

Duidelijk is dat een directeur van een school, die gemandateerd is door het bestuur om overleg te voeren, geen lid kan zijn van de medezeggenschapsraad. De directeur vervult dan namelijk een bestuurlijke rol.

Maar een directeur, als zijnde personeelslid, kan wel zitting hebben in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). De directeur is in de rol van werknemer vrij om zitting te hebben in de GMR. Het moet in het managementstatuut dan wel duidelijk zijn dat hij/zij geen mandaat heeft van het schoolbestuur om met de GMR overleg te voeren namens het bestuur.

Wat is precies een vervangingspool en kan die op elk moment ingesteld worden? Een vervangingspool kan op twee manieren worden opgezet: a) door de werkgever zelf of b) via het Vervangingsfonds. In het eerste geval, een vervangingspool voor eigen rekening, stelt de werkgever zelf de beleidsregels op, na instemming van de (P)GMR. In het tweede geval kan de werkgever een vervangingspool aanvragen bij het Vervangingsfonds conform artikel 15 van het Reglement Vervangingsfonds Reglement Vervangingsfonds 2022). Een vervangingspool via het Vervangingsfonds heeft pluspunten voor de werkgever:
  • vaste vervangers in dienst; • vervangers zijn meteen inzetbaar; • de vervangingspool wordt volledig vergoed door het Vervangingsfonds, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.
N.B.: Werknemers met zwangerschaps-, bevallings-, ouderschaps- of ziekteverlof zijn niet benoembaar voor een vervangingspool of worden voor de duur van het verlof van de pool uitgezonderd. Voor de werknemer heeft een vervangingspool via het Vervangingsfonds ook voordelen:
  • mogelijk perspectief voor een aanstelling bij de werkgever; • toch werk.
Een vervangingspool mag een bepaalde omvang hebben: 4 procent van de totale formatie met een uitloop naar 6 procent. Onder formatie wordt verstaan: alle personeelsleden, exclusief de vervangers.

Plichten

Personeel dat benoemd is in de vervangingspool moet voor minimaal 98 procent worden ingezet. Indien wordt gestreefd naar 6 procent van de totale formatie is er sprake van 100 procent inzet. Als werkgever is het mogelijk zelf het aantal fte’s bepalen. Bij een inzet voor vervanging die lager ligt, moet het bevoegd gezag een deel van de gedeclareerde kosten terugbetalen. Verantwoording en afweging: inzet van de vervangingspool wordt bijgehouden in een pooltool. Aan het einde van het schooljaar wordt gekeken of de inzet van 98 procent is behaald. Als dat niet zo is, moet de werkgever de gedeclareerde kosten terugbetalen: het verschil tussen 98 procent van de nettoloonkosten van de vervanger min de nettoloonkosten die gemoeid zijn met de feitelijke vervangingswerkzaamheden. Samenwerking: een vervangingspool kan ook in samenwerking worden gevormd. Er wordt dan een verdeelsleutel losgelaten tussen de diverse werkgevers. Het is niet op elk moment mogelijk om een vervangingspool in te stellen. Een vervangingspool moet worden aangevraagd bij het Vervangingsfonds via een vast formulier (jaarlijkse cyclus, waarbij uiterlijk op 1 juni de aanvraag dient te worden ingediend).
Hoe moet je ouders na een echtscheiding informeren over de school en – de vorderingen van – hun kind? Kun je een kind van gescheiden ouders inschrijven met een handtekening van één van de ouders? De AVS Helpdesk wordt regelmatig geraadpleegd over dit onderwerp, zeker in situaties waarin de omgang tussen beide ouders na de scheiding problematisch verloopt. Ouders hebben het recht om door de school geïnformeerd te worden over de vorderingen van hun (minderjarige) kind op school. Soms ontstaan problemen met de informatieverschaffing aan gescheiden ouders, met name als de niet met het gezag belaste ouder geïnformeerd wil worden, terwijl de wel met het gezag belaste ouder zich daartegen verzet. Op grond van artikel 1: 377b van het Burgerlijk Wetboek moet de ouder die alleen met het gezag is belast de andere ouder op de hoogte stellen over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en dient zij/zij de andere ouder te raadplegen over te nemen beslissingen. De rechter kan deze bepaling buiten toepassing verklaren als het belang van het kind dat vereist. Desondanks wordt in principe de niet met het gezag belaste ouder op zijn verzoek door de school waar het kind onderwijs volgt op de hoogte gesteld (artikel 1:377c BW). De school is niet verplicht die informatie te verschaffen, als deze informatie ook niet aan de met het gezag belaste ouder zou worden verschaft of aan de persoon bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, dan wel dat het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet. Actief informeren is hier van belang, zoals bijvoorbeeld het uitnodigen voor ouderavonden en rapportgesprekken. Als de situatie dat vraagt afzonderlijk voor beide ouders. Vooral als een van de ouders bezwaar maakt, zal een school soms een lastige beslissing moeten nemen en mogelijk ingeklemd raken tussen de ene ouder die de informatie wenst en de andere ouder die deze informatieverstrekking in strijd met het belang van het kind acht. Het is van groot belang dat de school een neutrale positie inneemt en geen ‘partij kiest’ voor een van beide ouders. De school maakt in de genoemde situatie een eigen afweging en kan niet bouwen op het oordeel van anderen. Als de school besluit om de gevraagde informatie te weigeren op grond van die eigen afweging, kan de rechter op verzoek van de niet met het gezag belaste ouder bepalen dat de informatie op een eventueel door de rechter te bepalen manier moet worden verstrekt. De rechter wijst een dergelijk verzoek tot informatie in ieder geval af als het belang van het kind zich verzet tegen het verschaffen van de informatie. Ook de interpretatie van belangrijke feiten en omstandigheden kan tot verschillen in opvatting leiden met (een van) de betrokken ouders. Het advies is om hier zorgvuldig mee om te gaan en vanuit de neutrale positie van de school actief en gedegen te informeren, tenzij dit niet in het belang van het betreffende kind/de betreffende leerling is. Ook hier maakt de school een eigen afweging.

In- en uitschrijven

Speciale aandacht is er ook voor het in- en uitschrijven: de school mag er vanuit gaan dat een ouder die zich meldt om een kind in te schrijven daartoe gemachtigd is, ook in de situatie van gescheiden ouders. Een handtekening van de tweede ouder met gezag is niet verplicht. De Geschillencommissie heeft dit in 2012 in een uitspraak (25 sept 2012, 105425) bevestigd. De commissie beveelt wel aan om op het inschrijvingsformulier de ruimte te scheppen voor het vermelden van de gegevens van beide ouders en van de manier waarop het gezag is geregeld. In geval van een scheiding dient de school deze informatie te achterhalen. Overigens is het uitschrijven van een leerling een reguliere administratieve handeling, waarvoor geen instemming of handtekening van een van de ouders noodzakelijk is. Hieraan voorafgegaan is immers de inschrijving aan de school. Het verdient aanbeveling in de schoolgids te vermelden hoe de school in deze situaties handelt, liefst gebaseerd op bovenschools organisatiebeleid. Meer informatie en uitspraken
Moeten we btw in rekening brengen wanneer personeelskosten aan andere (onderwijs-) instellingen doorberekend worden bij een gezamenlijk project?

Onderwijs is vrijgesteld van btw. Dat geldt voor basisonderwijs tot en met hoger onderwijs, ook wanneer dat uitgevoerd wordt door een zelfstandig ondernemer.

Vrijgesteld onderwijs

De volgende onderwijsvormen zijn vrijgesteld:

  • wettelijk geregeld onderwijs
  • algemeen vormend onderwijs
  • beroepsonderwijs
  • kunstonderwijs
  • bijlessen, tentamen- of examentraining en examenafname
    Deze activiteiten zijn alleen vrijgesteld als ze betrekking hebben op vrijgesteld onderwijs.

Onder de vrijstelling vallen ook de levering van goederen en diensten die onmisbaar zijn voor het verzorgen van vrijgesteld onderwijs. Bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van schoolboeken aan leerlingen door onderwijsinstellingen die vrijgesteld onderwijs verzorgen.

Belaste diensten in het onderwijs

De volgende diensten zijn belast:

  • niet-vakinhoudelijke huiswerk- en studiebegeleiding als dat verband houdt met het gewone leerproces op school
  • remedial teaching, verzorgd door zelfstandig ondernemers in het basisonderwijs of voortgezet onderwijs

Maar u mag ervoor kiezen deze cursussen vrijgesteld te leveren. Er bestaat dan geen recht op aftrek van voorbelasting.

Bij remedial teaching geldt als voorwaarde dat alleen de stof wordt gerepeteerd die op school is behandeld. In alle andere gevallen kan een zelfstandig ondernemer niet kiezen voor de vrijstelling en is remedial teaching dus belast.

Samenwerkende onderwijsinstellingen

Als onderwijsinstellingen in samenwerking onderwijs aanbieden en voor dat onderwijs aan elkaar ondersteunende diensten leveren (bijvoorbeeld ict-ondersteuning), dan kunnen deze diensten onder de onderwijsvrijstelling vallen. Voorwaarde is dat alle werkzaamheden (onderwijs én ondersteunende diensten) zijn aan te merken als 1 ondeelbare, vrijgestelde onderwijsprestatie. De gezamenlijke onderwijsprestatie moet dan onder dezelfde naam, regie en verantwoordelijkheid vallen en voor gemeenschappelijke rekening plaatsvinden. Meer informatie over de toepassing van de onderwijsvrijstelling bij samenwerkende onderwijsinstellingen is te vinden in het Besluit van 6 oktober 2016, nr. BLKB/2016/306.

Samenwerkingsverbanden passend onderwijs

Samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn aangewezen als sociaal-culturele instelling. Vrijgesteld zijn de werkzaamheden die zij verrichten aan scholen en die voortvloeien uit het ondersteuningsplan.

Uitlenen van personeel

Voor het uitlenen van personeel kan onder bepaalde voorwaarden de vrijstelling toegepast worden. De voorwaarden hiervoor kunnen bij het belastingkantoor worden opgevraagd.

Uitzendbureaus

Uitzendbureaus die personeel uitzenden, moeten altijd 21% btw berekenen over deze diensten.

Zie ook: actuele informatie over de btw-vrijstelling

Ben ik verplicht me te onderwerpen aan een assessment terwijl ik al jaren directeur van de school ben? En wie is eigenlijk eigenaar van de assessmentrapportage?

Assessment in het onderwijs kan twee doelen dienen. Het eerste is beter zicht te krijgen op de mogelijkheden en het functioneren van de kandidaat bij een eerste aanstelling of benoeming. Ten tweede kan een ontwikkelassessment gebruikt worden om de ontwikkeling en ontwikkelpunten van een persoon die al langer werkzaam is bij de organisatie in zicht te krijgen ten behoeve van het functioneren en beoordelen, of bij grondige veranderingen in de organisatie, waar mobiliteit van de directies een mogelijkheid is.

Een assessment wordt meestal in opdracht van het bestuur uitgevoerd door een extern bureau met geregistreerde psychologen (NIP). Deelnemen aan een assessment is niet verplicht, aldus de AVS. In geval van een eerste benoeming is weigering echter niet aanbevelenswaardig. Het bestuur zal geen verdere kandidaatstelling wensen. Meestal wordt het assessment in de advertentie genoemd. Bij het ontwikkelassessment zal de directeur goed moeten afwegen met welk doel het assessment wordt afgenomen. Voor de eigen ontwikkeling en verbetering van de kwaliteit van de school is het een uitstekend hulpmiddel. Bestuur en directeur kunnen dan in vol vertrouwen de school verder ontwikkelen. Als het echter dient om een reorganisatie door te voeren, verplichte mobiliteit van de directeuren te implementeren of een bezuinigingsoperatie te bewerkstelligen in verband met krimp, dan is een assessment volgens de AVS niet het juiste hulpmiddel. De rapportage van een assessment kan alleen naar het bestuur als de werknemer daar toestemming voor heeft gegeven. In de beroepscode voor psychologen is de geheimhoudingsverplichting opgenomen. De direct betrokkene krijgt als eerste het rapport en geeft daarna toestemming voor verdere communicatie, of geeft aan dat niet te willen.
De opdrachtgever, meestal het bestuur, kan de rapportage niet opeisen.

Is het mogelijk om – bijvoorbeeld – de eindejaarsuitkering uit te ruilen met de reiskosten, om belastingvoordeel te behalen? De Belastingdienst biedt deze mogelijkheid onder de benaming `cafetariaregeling´. Hierin wordt onderscheid gemaakt in afspraken uit de cao zelf en afspraken op bestuursniveau. Als afspraken in de cao worden gemaakt, dan kan iedereen van de regeling gebruik maken die onder de cao valt. Voorbeelden hiervan zijn de fietsvergoeding en vakbondscontributie. Als op dit punt geen centrale afspraken zijn gemaakt, dan kan het bestuur zelfstandig afspraken maken met de Belastingdienst. Het bestuur moet dan de vastgestelde regeling ter beoordeling aan de Belastingdienst opsturen. Hierbij geldt dat deelname aan de regeling openstaat voor ten minste driekwart van de personeelsleden. Verder dienen de personeelsleden één keer per jaar de gelegenheid te hebben om de samenstelling van de beloning te wijzigen. De Belastingdienst keurt de regeling goed of af, maar doet geen uitspraak over de regeling als deze bepalingen bevat die in strijd zijn met wettelijke bepalingen waarvan niet afgeweken mag worden. Bijvoorbeeld uit de Wet op het minimumloon of het Burgerlijk Wetboek. Het doel van de cafetariaregeling is tweeledig:
  • Het personeelslid kan de arbeidsvoorwaarden beter afstemmen op zijn persoonlijke behoeften;
  • Het personeelslid kan beter gebruik maken van de fiscale mogelijkheden.
Een nadeel kan zijn dat uitkeringen en verstrekkingen, waarvan de hoogte wordt bepaald door het loon in geld, lager worden. Bijvoorbeeld bij de pensioengrondslag, vakantiegeld en doorbetaald loon bij ziekte. Ter illustratie een voorbeeld: een personeelslid heeft recht op een dertiende maand in december. Hij (of zij) krijgt een reiskostenvergoeding van EUR 0,12 per kilometer voor woning-werkverkeer. Hij reist op jaarbasis 4.000 kilometer tussen woning en werk. De fiscale toegestane vergoeding is 4.000 x EUR 0,19 = EUR 760, maar hij krijgt van het bevoegd gezag een vergoeding van slechts  EUR 480. Het verschil, EUR 280, wil de betrokkene als aanvullende vergoeding voor het woning-werkverkeer. Dan dient een schriftelijke verklaring ten grondslag te liggen aan het feit dat hij voor genoemd bedrag (dus gedeeltelijk) afziet van de dertiende maand. Het bedrag wordt dus verrekend met de dertiende maand. De aanvullende vergoeding is vrijgesteld. De volgende bepalingen in de CAO PO 2021 en de CAO VO 2021 zijn hierover opgenomen: CAO PO 2021, artikel 7.3, lid 2: De werkgever maakt bij het verstrekken van een vergoeding voor verplaatsingskosten gebruik van de salderingsregelingen zoals opgenomen in de geldende fiscale regelgeving. CAO VO 2021, Bijlage 3, onder G, toelichting: Indien de werknemer gelijktijdig gebruik wil maken van de salderingsregeling dan zal op aanvraag een feitelijk overzicht van de gemaakte kilometers moeten worden overlegd. Let op: de regels met betrekking tot de reiskostenvergoeding zijn door de Belastingdienst in verband met corona aangepast.

Hulpmiddelen en instrumenten

Overgangsregeling wet schooltijden versie 2023-2024

Hierbij de aangepaste versie van het Instrument overgangsregeling wet schooltijden versie 2023-2024 van februari 2023, inclusief de nieuwe salarisbedragen.

Downloads

Werkdruktool voor schooljaar 2022–2023

Ook voor het schooljaar 2022 – 2023 zijn er gelden beschikbaar voor de werkdrukvermindering. De bedragen voor genoemd schooljaar zijn:

Soort onderwijsBedrag per leerling
Basisonderwijs€ 260,76
Speciaal basisonderwijs€ 391,14
(Voortgezet) speciaal onderwijs€ 521,52

Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkt is, net zoals in schooljaar 2021–2022, verhoogd in verband met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Daarnaast zijn er ook middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs beschikbaar gekomen om de werkdrukmiddelen op peil te houden.

Deze middelen zijn structureel en worden verstrekt via het budget personeels- en arbeidsmarktbeleid. Het ministerie van OCW maakt hiervoor elk jaar een tool, maar voor 2022-2023 is die nog niet beschikbaar.

Dit budget wordt uitgekeerd als een bedrag per leerling op het niveau van BRIN. De leerlingen van een nevenvestiging worden daardoor toegerekend aan de hoofdlocatie.

Hieronder de tool van 2022

Downloads