De Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit gelden ook voor alle werkgevers in het openbaar en het bijzonder onderwijs.
De Arbeidstijdenwet heeft tot doel het voorkomen van overbelasting van werknemers. De wet reguleert de maximale tijd gedurende welke achtereen arbeid mag worden verricht, en schrijft voor welke rusttijd tussen de werkzaamheden in acht moet worden genomen. Het gaat de wetgever dus niet zozeer om de vraag hoeveel uren er in een week, in een maand of in een jaar wordt gewerkt, als wel om de vraag of de werknemer tussen de werktijden voldoende in de gelegenheid wordt gesteld periodes van rust te nemen. Het Arbeidstijdenbesluit bevat vele aanvullende bepalingen over ploegendienst, nachtdienst, zondagsdienst etc. Het bevat eveneens bijzondere bepalingen voor diverse beroepsgroepen met onregelmatige of bijzondere werktijden als schoonmakers, verplegend en verzorgend personeel, brandweer etc.
De werknemer mag werken: per dienst: maximaal 12 uur; per week: maximaal 60 uur;
Let op: de werknemer mag niet iedere week het maximaal aantal uren werken. Als u zijn of haar arbeidstijd over een langere periode bekijkt, zien de werkuren er zo uit: per week per 4 weken: gemiddeld 55 uur per week in een periode van vier weken lang; in een collectieve regeling (bijvoorbeeld cao) kunnen hierover afwijkende afspraken gemaakt zijn. Maar een werknemer mag nooit meer dan 60 uur per week werken; per week per 16 weken: gemiddeld 48 uur per week in een periode van 16 weken lang.
Met uw werknemer maakt u afspraken hoe hij of zij de werktijd per dag en per week invult.
Voor kinderen onder de 16 en jongeren van 16 en 17 jaar gelden aparte regels. Ook gelden enkele speciale regels voor zwangere of pas bevallen vrouwen.
Rust na werktijd: na een werkdag mag uw werknemer 11 uur aaneengesloten niet werken. Wel mag deze rustperiode eens in de 7 dagen ingekort worden tot 8 uur als de aard van het werk of de bedrijfsomstandigheden dit nodig maken. Bij een 5-daagse werkweek mag de werknemer na een werkweek 36 uur aaneengesloten niet werken. Een langere werkweek is ook mogelijk, mits in een periode van 14 dagen de werknemer minimaal 72 uur aaneengesloten niet werkt. Deze periode mag gesplitst worden in twee perioden van minimaal 32 uur.
Werkt uw werknemer langer dan 5½ uur, dan heeft hij of zij minimaal 30 minuten pauze. Die mag worden gesplitst in 2 keer een kwartier. Werkt uw werknemer langer dan 10 uur, dan is de pauze minstens 45 minuten. Die mag worden gesplitst in meer pauzes van minimaal een kwartier.
Op grond van de cao-bepalingen dient de werkgever, na verkregen instemming van de P(G)MR, een werkreglement vast. Dit bevat in ieder geval een arbeids- en rusttijdenregeling. Daarin wordt ook bepaald of gekozen wordt voor een half uur dan wel tweemaal een kwartier pauze, wanneer op een dag meer dan 5½ uur gewerkt wordt.
De maximale arbeidstijd is in de wet als volgt geregeld. De werknemer mag hoogstens 12 uur per dienst werken respectievelijk maximaal 60 uren per week. Daarbij dient in acht te worden genomen dat dit maximum niet leidt tot overschrijding van gemiddeld 48 uren per week gedurende 16 achtereenvolgende weken.
Voor jeugdigen gelden respectievelijk 9, 45 en 40 uren per week in elke periode van 4 aaneengesloten weken.
Voor de zwangere werknemer en voor arbeid na de bevalling gelden specifieke bepalingen. Voor de zwangere werknemer komt het erop neer dat zij recht op extra pauze(s) heeft. In totaal voor ten hoogste een achtste deel van de voor haar geldende arbeidstijd. De zwangere werknemer van 18 jaar of ouder kan niet worden verplicht meer arbeid te verrichten dan:
– 10 uren per dienst.
– gemiddeld 50 uren per week in elke periode van 4 aaneengesloten weken, en
– gemiddeld 45 uren per week in elke periode van 16 aaneengesloten weken.
In principe kan de werknemer niet verplicht worden arbeid in nachtdienst te verrichten. De tijd die is gemoeid met zwangerschapsonderzoek tijdens werktijd wordt doorbetaald. Na bevalling mag de werknemer gedurende de eerste 9 levensmaanden de arbeid onderbreken om het kind te zogen of te kolven. Zo vaak en zo lang als nodig tot ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst. De vaststelling van het tijdstip en de duur van de onderbrekingen vindt plaats door de betrokken vrouwelijke werknemer na overleg met de werkgever.
Ook heeft de zwangere werknemer en de eerste 6 maanden na de bevalling het recht de arbeid af te wisselen met één of meer pauzes. Deze extra pauze onderscheidenlijk pauzes bedragen tezamen ten hoogste één achtste deel van de voor haar geldende arbeidstijd per dienst. De in de vorige volzin bedoelde pauzes gelden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen als arbeidstijd.
Van enkele voorschriften (bijv. van de maximale arbeidstijd en de pauzeregeling, maar weer niet van de rusttijdenregeling) kan alleen worden afgeweken bij cao of bij publiekrechtelijke regeling. Afwijking kan ook via een regeling tussen de werkgever en het medezeggenschapsorgaan, indien en voor zover de cao of de publiekrechtelijke regeling die mogelijkheid heeft geopend.
Leidinggevenden en hoger personeel met een inkomen van tenminste 3 keer modaal (€ 94.977 per jaar, norm 2009, bron: CBS) zijn van registratie vrijgesteld.