In de CAO PO 2019 – 2020 staat geen bepaling in hoelang dit mag gebeuren. Dit is geregeld in de Arbeidstijdenwet.
De tekst van art. 4.8 van de Arbeidstijdenwet luidt:

  1. Een vrouwelijke werknemer, die een borstkind voedt, heeft, indien zij de werkgever hiervan in kennis heeft gesteld, gedurende de eerste 9 levensmaanden van dat kind het recht de arbeid te onderbreken ten einde in de nodige rust en afzondering haar kind te zogen dan wel de borstvoeding te kolven. De werkgever biedt haar daartoe de gelegenheid en stelt, waar nodig, een geschikte af te sluiten besloten ruimte ter beschikking.
  2. De onderbrekingen, bedoeld in het eerste lid, vinden plaats zo vaak en zo lang als nodig is doch bedragen gezamenlijk ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst. De vaststelling van het tijdstip en de duur van de onderbrekingen vindt plaats door de betrokken vrouwelijke werknemer na overleg met de werkgever.
  3. De duur van de onderbrekingen, bedoeld in dit artikel, gelden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen als arbeidstijd, waarover de vrouwelijke werknemer haar aanspraak op het naar tijdruimte vastgesteld loon behoudt.
  4. Elk beding waarbij ten nadele van de vrouwelijke werknemer wordt afgeweken van dit artikel, is nietig.

In de praktijk is het zo dat werknemer en werkgever in redelijkheid de wederzijdse belangen afwegen, zodat voorkomen kan worden dat er onbillijke situaties ontstaan. Het is dus belangrijk om goede afspraken tussen de schoolleiding en betrokkene te maken over de tijdstippen van borstvoeding te geven dan wel de borstvoeding te kolven en hoe de groep van haar kan worden opgevangen.