Kader Primair 9 - Mei 2021 - cover

Thema – Toekomst van de schoolleider

Het onderwijs krijgt 8,5 miljard om de corona-achterstanden weg te werken met het Nationaal Programma Onderwijs, gemiddeld 180.000 euro per basisschool en 1,3 miljoen per school in het voortgezet onderwijs. Dat bedrag moet binnen tweeënhalf jaar worden uitgegeven. Waaraan, mogen scholen zelf beslissen op basis van een ‘schoolscan’ en een menukaart.

Het is goed nieuws dat er eindelijk miljarden worden geïnvesteerd in het onderwijs, toch kijken schoolleiders met enige scepsis naar de huidige opzet van het Nationaal Programma Onderwijs na Corona. Want al vóór de coronacrisis kampten leerlingen met achterstanden, dit probleem is alleen maar zichtbaarder gemaakt. Willen we het onderwijs structureel verbeteren, dan zijn daar structurele middelen voor nodig en niet een eenmalige injectie. Met tijdelijk geld kun je niet meer leraren aannemen bijvoorbeeld. Schoolleiders zien overigens wel kansen om de middelen zo in te zetten, dat leerlingen daar optimaal van profiteren.

Huiswerkbureaus en andere ondersteuners bieden en masse bijspijkerprogramma’s aan, daarover kan iedere schoolleider meepraten. Maar welke interventies zijn effectief en welke kun je net zo goed laten? Voor schoolleiders die hierover vragen hebben, zijn de onderwijsexperts Thijs Bol en Inge de Wolf een ‘OMT voor het onderwijs’ gestart. Deze onderzoekers stellen vast dat er behoefte is aan kennis over effecten van inhaalprogramma’s, en zij springen daarop in met praktische adviezen.

En dan rest nog de vraag hoe we de Nationaal Programma Onderwijs-miljarden zo kunnen inzetten, dat scholen er ook na 2023 iets aan hebben. Dat kan het beste met professionalisering en duurzame innovaties, denkt AVS-voorzitter Petra van Haren. De coronamiljarden vormen voor de onderwijssector een kans en een uitdaging tegelijk om met geld werkelijk het structurele verschil te maken.

Download deze Kader Primair

Kaderspel

  • Renovatie

Thema

Verder in dit nummer

Iedere maand

Vraag van de maand

  • Kan aan een voltijdleerkracht 1.000 lesuren opgedragen worden?

    Met wederzijds goedvinden kan worden afgesproken dat een voltijd-werknemer (werktijdfactor 1) meer dan 940 uur aan lesgevende taken krijgt, met inachtneming van de totale 1659 uur. Dit is bepaald in artikel 2.3, lid 5, CAO PO 2019–2020.

    Het uitgangspunt is normaal gesproken dat een leerkracht binnen de jaartaak van 1.659 uur op jaarbasis maximaal 940 uur lesgeeft. Het is echter mogelijk dat een leerkracht meer dan 940 uur per jaar lesgeeft, maar dat kan alleen met wederzijds goedvinden en moet jaarlijks schriftelijk vastgelegd worden. Hetzelfde geldt voor deeltijdleerkrachten, naar rato.

    Als een leerkracht akkoord gaat, blijft er minder tijd over voor andere schooltaken. De leerkracht heeft immers ook tijd nodig voor voor- en nawerk. In onderstaande voorbeeldrekensom is hiervoor 40 procent aangehouden. Afspraken hierover moeten worden gemaakt in het werkverdelingsplan. Verder heeft de leerkracht recht op de duurzame inzetbaarheidsuren en de professionaliseringsuren.

    Rekenvoorbeeld

    Jaartaak1.659 uur
    Lestijd1.000 uur –
    Voor- en nawerk (40% van de lestijd)400 uur –
    Professionalisering83 uur –
    Duurzame inzetbaarheid40 uur –
    Overblijvend voor schooltaken136 uur