Het is een mooi bedrag dat scholen in het primair en voortgezet onderwijs tegemoet zien: € 5,8 miljard mogen voorschoolse educatie, basisscholen en middelbare scholen besteden aan het bijspijkeren van leerlingen met ‘corona- achterstanden’. Daar kleeft wel een voorwaarde aan: het geld moet binnen tweeëneenhalf jaar worden uitgegeven.
Scholen hebben over het algemeen goed inzicht in de behoeftes van hun leerlingen. Veel scholen zetten in op sociale competentie en studievaardigheden – het is na de lockdown net als na de zomervakantie weer wennen aan het schoolritme en aan elkaar – op onderwijsassistenten en op verdere professionalisering van het team. Waar schoolleiders tegenaan lopen, is het lerarentekort. Niet alle scholen hebben de formatie voor het nieuwe schooljaar rond gekregen.
Het ministerie van Onderwijs heeft een Menukaart uitgebracht met ‘bewezen effectieve’ interventies om de coronaschade te repareren. Voor sommige schoolleiders een prettig hulpmiddel, voor andere een betuttelend instrument. Een van de succesrijke interventies is het inzetten van een-op-een-begeleiding, of begeleiding van kleine groepjes met hetzelfde soort achterstand. Bij voorkeur wordt die begeleiding door de eigen leerkracht gegeven, maar dat is in deze tijden van krapte vrijwel onmogelijk. Dus wordt vaak een beroep gedaan op private bureaus van huiswerkbegeleiders. Meestal zijn de contacten er al, en hebben de ingehuurde begeleiders hun meerwaarde bewezen. Daarnaast scholen ze ook vaak de reguliere leerkrachten, zodat de expertise duurzaam ten goede komt aan de school.
Maar toch wringt het: scholen zijn jarenlang structureel geld tekort gekomen. En vaste leraren aanstellen gaat niet, want als de school na tweeënhalf jaar de nieuwe leraren moet laten gaan, is er een uitkeringsverplichting. Bovendien: die leraren zijn er niet. Dat is en blijft het grootste knelpunt.
In artikel 8.1, lid 2, CAO PO 2019 – 2020, is de opbouw van het vakantieverlof geregeld. De opbouw van vakantie tijdens ziekte wijkt niet af van de gewone opbouw. Als de werknemer vakantie kan genieten tijdens ziekte, dan moet hij dat melden en geldt de vakantieperiode ook echt als opgenomen vakantie. Bij onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel met les- en/of behandeltaken wordt gevraagd het vakantieverlof zoveel mogelijk op te nemen in de schoolvakanties. Ziekte kan dat belemmeren. Heeft de zieke werknemer 160 uur of meer vakantie opgenomen, dan heeft hij het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 BW genoten. Is de werknemer een heel jaar ziek, dan komen de niet genoten vakantiedagen te vervallen met uitzondering van de wettelijke uren. Zijn er in de ziekteperiode verlofuren opgenomen, dan vindt een verrekening plaats met deze wettelijke uren. Was de werknemer een deel van het jaar ziek, dan geldt dit naar rato. Opbouw van het vakantieverlof is volgens de CAO PO 2019 – 2020 van 1 oktober tot 1 oktober. Hier kan met instemming van de P(G)MR van afgeweken worden door een andere periode te kiezen. Bij onderbreking van het ziekteverlof korter dan vier weken geldt dat het ziekteverlof dan doorloopt. Voor onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken geldt de opbouw per kalenderjaar (artikel 1.1 onder de definitie Jaar). In artikel 8.3 is het verlof verder geregeld en hier komen de leeftijdsuren nog bij.
Rekenvoorbeeld 1
Een medewerker onderwijsgevend personeel heeft al de vakanties genoten in schooljaar 2020/2021 (herfst 40 – kerst 80 – voorjaar 40 = 160 uur) en wordt ziek in mei 2021. Deze medewerker is ziek in de meivakantie en drie weken in de zomervakantie. De overige drie weken wordt nog vakantieverlof (120 uur) opgenomen. De wettelijke vakantieverlofuren (160 uur) zijn al genoten, waardoor er geen verlof overblijft om later op te nemen.
Rekenvoorbeeld 2
Een medewerker onderwijsgevend personeel is ziek vanaf november 2020 tot en met de start van het nieuwe schooljaar 2021 – 2022. Deze medewerker heeft 40 uur verlof genoten in de herfstvakantie. Deze medewerker heeft in het schooljaar 2021 – 2022 nog een recht van 120 uur vakantieverlof (160 – 40 uur). Het is van belang om de inzet van verlofuren en afwezigheid door ziekte in relatie met elkaar jaarlijks te bezien voor de afspraken over de inzet in een volgend (school)jaar.
Rekenvoorbeeld 3
Een medewerker onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken is in oktober 2020 ziek geworden en heeft zich in februari 2021 weer hersteld gemeld. Hij heeft in 2020 een week kerst, voorjaar, twee weken mei en de zomervakantie opgenomen (40 + 40 + 80 + 240 uur). Hierdoor komt hij boven de wettelijke vakantie-uren (160 uur) en neemt hierdoor geen vakantie-uren mee naar 2021. In 2021 geldt zijn normale opbouw.