Harry van Soest is gespecialiseerd in: arbeidsvoorwaarden, rechtspositie, stichting en instandhouding van scholen, materiële instandhouding, Europese aanbesteding, medezeggenschap, huisvesting en sociale zekerheid.
Q Over welke werkdrukmiddelen kan mijn school in 2022-2023 beschikken?
A Dit kunt u berekenen in de nieuwe geactualiseerde versie van de rekentool voor 2022. Vanaf 1 januari 2023 zullen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden op grond van de nieuwe bekostigingssystematiek volledig op kalenderjaarbasis worden bekostigd. De bedragen in bijgevoegde tool voor werkdruk gelden daarom voor de periode augustus 2022 tot en met december 2022.
Q Moet de PGMR of PMR instemmen met de bestedingsplannen uit het werkdrukakkoord?
A De PMR heeft instemmingsrecht op het bestedingsplan, niet de PGMR.
Q Waar staat dat de PMR instemmingsrecht heeft?
A Dat hebben de vakbonden en PO Raad afgesproken met minister Slob in het akkoord. Dat de PMR instemmingsrecht heeft wordt ook opgenomen in de nieuwe cao po.
Q Waar moeten we als team over praten als het gaat om het werkdrukakkoord?
A Op iedere school moet een gesprek gevoerd worden over de knelpunten die werknemers ervaren en de oplossingen die zij hiervoor voorzien en bepalen. Dat vormt de basis voor het bestedingsplan.
Q Wie maakt het bestedingsplan?
A Het bestedingsplan wordt opgesteld door de schoolleider of het schoolbestuur op basis van het gesprek met het hele schoolteam (leerkrachten, schoolleider/directeur en overig personeel).
Q Hoe weten wij op school achteraf of het geld inderdaad aan vermindering van de werkdruk is uitgegeven?
A De P-MR van de school wordt na afloop van het schooljaar door de schoolleider/het
schoolbestuur geïnformeerd over de besteding van de extra werkdrukmiddelen van hun school (BRIN-niveau) in het voorgaande schooljaar. Over de niet-bestede middelen worden door de schoolleider/het schoolbestuur in samenspraak met het team en de P-MR nadere bestedingsafspraken gemaakt conform de doelen en verwachtingen van het bestedingsplan.
Q Op welk bedrag hebben wij recht?
A Uw school krijgt een bedrag dat afhankelijk is van het leerlingaantal. Via de websites van de vakbonden en PO Raad kunt u via een rekentool nagaan welk bedrag uw school krijgt voor vermindering van werkdruk.
Q Hoeveel geld is er in totaal beschikbaar?
A Vanaf 1 augustus 2018 is er structureel € 237 miljoen per jaar beschikbaar. In 2020 is er een tussenevaluatie, afhankelijk van de uitkomst daarvan kan het bedrag vanaf schooljaar 2021/2022 oplopen tot € 430 miljoen per jaar.
Q Mag mijn bestuur bepalen hoe (een deel van) het geld besteed wordt?
A Nee, uw bestuur mag dat niet. De extra middelen die het kabinet ter beschikking stelt voor de beheersing van werkdruk, komen ter beschikking aan teams in scholen. Zij kiezen zelf welke maatregelen er in hun school worden genomen om de werkdruk te verminderen.
Q Mijn bestuur zegt dat het geld niet structureel beschikbaar is, klopt dat?
A Nee, dat klopt niet. Tot schooljaar 2021/2022 is er per jaar structureel € 237 miljoen beschikbaar voor verlaging van de werkdruk. Vanaf schooljaar 2021/2022 zal dat zelfs op kunnen lopen tot € 430 miljoen, structureel, per jaar.
Q Welke richtlijnen mag een schoolbestuur meegeven aan het team?
A Een schoolbestuur mag niet bepalen waar het geld voor werkdrukverlaging aan wordt besteed, maar een schoolbestuur kan wel enkele richtlijnen meegeven. Het aannemen van personeel kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor kosten op de lange termijn. Een team mag natuurlijk kiezen voor het aannemen van personeel, maar een schoolbestuur mag wel bepalen onder welke voorwaarden dit kan gebeuren. Dat is nodig, want het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit maar ook voor de financiën op de langere termijn.
Q Ons schoolbestuur krijgt te maken met bezuinigingen (krimp, onderwijsachterstandsmiddelen) en daardoor moeten er medewerkers worden ontslagen. Hoe verhoudt dit zich tot de werkdrukmiddelen?
A Het team mag bepalen hoe de werkdrukmiddelen worden ingezet, natuurlijk mogen zij kiezen voor behoud van personeel. We zijn in gesprek met het Participatiefonds om ervoor te zorgen dat de werkdrukmiddelen geen effect hebben op ontslagmogelijkheden.
Je hebt verschillende soorten buitengewoon verlof. Zo is er het imperatief verlof (artikel 8.6 CAO PO 2019 – 2020). Dat kun je in bepaalde omstandigheden verlenen. Bijvoorbeeld bij ziekteverlof van ouder of kind, huwelijk en overlijden. In het verleden konden deze kosten bij het ministerie van Onderwijs gedeclareerd worden, vervolgens is het bedrag overgeheveld naar de lumpsumbekostiging en dus beschikbaar voor het bestuur. Voor de volledigheid: er is een periode sprake geweest van dubbele bekostiging doordat het Vervangingsfonds ook een deel van de bekostiging op declaratiebasis voor zijn rekening nam.
Bij zorgverlof (artikel 8.6, lid 1 onder i) geldt dat bij ziekte van kind of ouder een maximum verbonden is in een periode van 12 maanden keer 2 maal de werktijdfactor per week. Dat is dus gekoppeld aan de werktijdfactor. De maximale duur bij bijvoorbeeld de werktijdfactor 0,6 = 2 keer 0,6 = 1,2 week. De 12 maandentermijn begint te lopen bij de eerste keer afwezigheid. In de CAO PO 2021 wordt bij het bepalen van het verlof naar de Wet arbeid en zorg verwezen.
Artikel 8.6, lid 3, biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden verlof met behoud van bezoldiging te verlenen. Uitgangspunt is dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap eveneens verlof dient te verlenen in andere situaties waar de werknemer (buitenwettelijke) verplichtingen moet nakomen die slechts in werktijd kunnen worden vervuld. Gedacht dient dan te worden aan het ophalen van documenten of het bezichtigen van een woning. Kenmerk van dit verlof is dat het altijd om situaties gaat, waarin de werknemer slechts een deel van de werkdag verzuimt.
Voor calamiteitenverlof is artikel 8.7 van toepassing. Dit verlof gaat in als zich in de leefsituatie van de werknemer omstandigheden voordoen, die hem in redelijkheid verhinderen de verplichtingen voortvloeiend uit zijn dienstverband na te komen. Als voorbeeld kan genoemd worden het huwelijk of promotie van een goede vriend(in). Ook hier geldt de periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week in hele dagen al dan niet aaneensluitend verlof met behoud van salaris.
Dan is er nog het langdurig zorgverlof bij ernstige ziekte. Dit verlof is geregeld in artikel 8.8 en wordt in bijzondere omstandigheden verleend zonder behoud van bezoldiging. Dit verlof wordt verleend maximaal zes keer de arbeidsduur per week in een periode van 12 maanden en geldt voor de verzorging van een persoon die levensbedreigend ziek is, of voor de noodzakelijke verzorging van een persoon die ziek of hulpbehoevend is.
Tot slot is er nog facultatief verlof en verlof voor politieke ambtsdragers. Bij facultatief verlof betreft het een zogenoemde kan-bepaling, dat wil zeggen dat de werkgever niet verplicht is om het verlof te verlenen (artikel 8.9 tot en met artikel 8.11). Het verlof voor politieke ambtsdragers wordt zonder behoud van bezoldiging verleend (artikel 8.13).
Interessant?
Dit artikel stond in Kader, het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden maandelijks ontvangen. De AVS komt op voor de belangen van schoolleiders in het basis- en voortgezet onderwijs. Word ook lid of abonnee, ontvang voortaan iedere maand een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.
![]() Neem contact op met de AVS HelpdeskDe telefonische helpdesk van de AVS is er voor alle professionele vragen die je in je dagelijkse werk tegenkomt.Je krijgt direct een deskundige medewerker aan de lijn die je vraag beantwoordt of ervoor zorgt dat je binnen één werkdag teruggebeld wordt. Deze adviesdienst is voor leden gratis. Vermeld altijd je lidmaatschapsnummer als je contact opneemt met de Helpdesk 030-2361010 of stuur een e-mail naar helpdesk@avs.nl |
De vakantieregeling (schoolvakanties) is door de minister van OCW vastgesteld tot en met het schooljaar 2024 – 2025.
Het overzicht ziet er als volgt uit:
Soort vakantie | Regio | Vakantieperiode |
Herfstvakantie | midden/noord | 16 oktober t/m 24 oktober 2021 |
zuid | 23 oktober t/m 31 oktober 2021 | |
Kerstvakantie | heel Nederland | 25 december 2021 t/m 9 januari 2022 * |
Voorjaarsvakantie | noord | 19 februari t/m 27 februari 2022 |
zuid/midden | 26 februari t/m 6 maart 2022 | |
Meivakantie | heel Nederland | 30 april t/m 8 mei 2022 * |
Zomervakantie | noord | 16 juli t/m 28 augustus 2022 * |
midden | 9 juli t/m 21 augustus 2022 * | |
zuid | 23 juli t/m 4 september 2022* |
Soort vakantie | Regio | Vakantieperiode |
Herfstvakantie | noord | 15 oktober t/m 23 oktober 2022 |
zuid/midden | 22 oktober t/m 30 oktober 2022 | |
Kerstvakantie | heel Nederland | 24 december 2022 t/m 8 januari 2023 * |
Voorjaarsvakantie | zuid | 18 februari t/m 26 februari 2023 |
Midden/noord | 25 februari t/m 5 maart 2023 | |
Meivakantie | heel Nederland | 29 april t/m 7 mei 2023 * |
Zomervakantie | noord | 22 juli t/m 3 september 2023 * |
midden | 8 juli t/m 20 augustus 2023 * | |
zuid | 15 juli t/m 27 augustus 2023* |
Soort vakantie | Regio | Vakantieperiode |
Herfstvakantie | zuid/midden | 14 oktober t/m 22 oktober 2023 |
noord | 21 oktober t/m 29 oktober 2023 | |
Kerstvakantie | heel Nederland | 23 december 2023 t/m 7 januari 2024 * |
Voorjaarsvakantie | zuid | 10 februari t/m 18 februari 2024 |
noord/midden | 17 februari t/m 25 februari 2024 | |
Meivakantie | heel Nederland | 27 april t/m 5 mei 2024 * |
Zomervakantie | noord | 20 juli t/m 1 september 2024 * |
midden | 13 juli t/m 25 augustus 2024 * | |
zuid | 6 juli t/m 18 augustus 2024* |
Soort vakantie | Regio | Vakantieperiode |
Herfstvakantie | zuid | 19 oktober t/m 27 oktober 2024 |
midden/noord | 26 oktober t/m 3 november 2024 | |
Kerstvakantie | heel Nederland | 21 december 2024 t/m 5 januari 2025 * |
Voorjaarsvakantie | noord | 15 februari t/m 23 februari 2025 |
zuid/midden | 22 februari t/m 2 maart 2025 | |
Meivakantie | heel Nederland | 26 april t/m 4 mei 2025 * |
Zomervakantie | noord | 12 juli t/m 24 augustus 2025 * |
midden | 19 juli t/m 31 augustus 2025 * | |
zuid | 5 juli t/m 17 augustus 2025* |
Om de schoolvakanties te spreiden is Nederland verdeeld in 3 regio’s. De overheid bepaalt wanneer het zomervakantie, kerstvakantie en meivakantie is in die regio’s. Voor de overige schoolvakanties gelden adviesdata.
Regio Noord
De provincie Groningen, de provincie Friesland, de provincie Drenthe, de provincie Overijssel, de provincie Flevoland (met uitzondering van de gemeente Zeewolde) en de provincie Noord- Holland, alsmede wat betreft de provincie Gelderland de gemeente Hattem, en wat betreft de provincie Utrecht de gemeente Eemnes en de voormalige gemeente Abcoude.
Regio Midden
De provincie Utrecht (met uitzondering van de gemeente Eemnes en de voormalige gemeente Abcoude), de provincie Zuid-Holland, alsmede wat betreft de provincie Flevoland de gemeente Zeewolde, wat betreft de provincie Gelderland de gemeenten Aalten, Apeldoorn, Barneveld, Berkelland, Bronckhorst, Brummen, Buren, Culemborg, Doetinchem, Ede, Elburg, Epe, Ermelo, Geldermalsen, Harderwijk, Heerde, Lingewaal, Lochem, Montferland (met uitzondering van de voormalige gemeente Didam), Neder-Betuwe (met uitzondering van de voormalige gemeente Dodewaard), Neerijnen, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Oost-Gelre, Oude IJsselstreek, Putten, Scherpenzeel, Tiel, Voorst, Wageningen, Winterswijk en Zutphen, en wat betreft de provincie Noord-Brabant de gemeenten Werkendam (met uitzondering van de kernen Hank en Dussen) en Woudrichem.
Regio Zuid
De provincie Limburg, de provincie Noord-Brabant (met uitzondering van de gemeenten Werkendam (voor zover het betreft de kernen Sleeuwijk, Nieuwendijk en Werkendam) en Woudrichem), en de provincie Zeeland, alsmede wat betreft de provincie Gelderland de gemeenten Arnhem, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Groesbeek, Heumen, Neder-Betuwe (voor zover het betreft de voormalige gemeente Dodewaard), Lingewaard, Maasdriel, Millingen aan de
Rijn, Montferland (voor zover het betreft de voormalige gemeente Didam), Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Ubbergen, Westervoort, West Maas en Waal, Wijchen, Zaltbommel en Zevenaar.
Zie ook de AVS Jaarkalender voor een digitale versie van alle onderwijsactiviteiten, planverplichtingen en vakinformatie.
De werknemer bespreekt vóór de zomervakantie met zijn werkgever de inzet van de uren duurzame inzetbaarheid voor het komende schooljaar. In de CAO PO 2019-2020 zijn onderwerpen genoemd, maar dat is geen limitatieve opsomming. Zo kunnen er afspraken gemaakt worden over niet plaats- en/of tijdgebonden werkzaamheden of een ander gekozen doel.
Het is aan de werkgever om aan te geven of het gekozen doel past binnen het curriculum van de school of dat het bijdraagt aan de persoonlijke en/of schoolontwikkeling. Het advies is hierover vroegtijdig beleid te formuleren en vast te stellen. Als een werknemer aangeeft dat hij of zij een cursus macrameeën wil volgen, maar dat hij/zij binnen de school niets met het vak handenarbeid doet, dan zal hiervoor in het kader van de duurzame inzetbaarheid geen medewerking worden verleend. Een ander voorbeeld is om een uur later te beginnen om vooraf te kunnen sporten. Past dit binnen het rooster, dan kan de werkgever ermee instemmen. Wel moet er gewaakt worden voor precedentwerking of handelen naar willekeur. Zich inzetten voor bijvoorbeeld vrijwilligerswerk buiten de school hoort in principe niet te vallen onder duurzame inzetbaarheid, tenzij het bijdraagt aan de maatschappelijke betrokkenheid of burgerschap, dat binnen de school wordt uitgedragen. Het is aan de werkgever om wel of niet in te stemmen met de plannen. Er kan ook gekozen worden voor het sparen van de uren, maximaal drie jaar, om een bepaald onderwerp of doel te kunnen uitvoeren. Als gekozen wordt voor verlof, dan dienen de volledige uren hiervoor ingezet te worden. Dit geldt vanaf de leeftijd van 57 jaar. Sparen voor verlof kan maximaal vijf jaar plaatsvinden op basis van een vooraf ingediend plan.
Geregeld komen er bij de AVS Helpdesk vragen binnen over hoe een schoolleider moet handelen als ouders het na een echtscheiding niet met elkaar eens zijn over plaatsing van hun kind op een bepaalde school. De vraag doet zich met name voor als ouders ver uit elkaar gaan wonen. Als een ouder het kind van de ene school haalt en op een andere school inschrijft, kan het gebeuren dat de andere ouder een advocaat inschakelt. Deze komt dan schriftelijk en aangetekend met de mededeling dat de inschrijving niet is toegestaan.
Het advies is om het bestuur een beleid te laten opstellen met betrekking tot toelating van leerlingen, waarin onder andere gevraagd kan worden om de handtekening van beide ouders. De (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad heeft hierbij adviesrecht (artikel 11, 1e lid onder j, Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Dit beleid dient te worden opgenomen in de schoolgids. Wordt niet aan deze eis voldaan, dan wordt het kind niet toegelaten.
Als door het bestuur (nog) geen beleid is opgesteld, dan luidt het advies om de ouders via hun advocaten te laten regelen waar het kind geplaatst wordt. De schoolleider moet ervoor waken dat hij of zij een partij wordt binnen deze discussie. Met het tonen van een overeenkomst kan het kind geplaatst worden. Sinds de invoering van BRON (vanaf 1 augustus 2021 vervangen door Register onderwijsdeelnemers (ROD) hoeft bij het inschrijven van een leerling niet meer gewacht te worden op de uitschrijving bij een andere school.
In het kader van de decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenmiddelen door het ministerie van OCW zijn ook afspraken gemaakt over de inning van de sectorale arbeidsmarktmiddelen primair onderwijs en de Govak-middelen.
De vergoeding voor deze middelen werd tot 1 januari 2018 rechtstreeks door het ministerie vergoed aan de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs (SFSVO) en de Stichting Arbeidsmarktplatform primair onderwijs (Appo).
Vanaf genoemde datum worden de gelden voor genoemde middelen door het ministerie van OCW gestort in de lumpsumvergoeding en is het aan genoemde instellingen de taak deze gelden te innen.
Om een en ander te realiseren is de kop-cao Arbeidsmarktmiddelen po en G.O. en Vakbondsfaciliteiten afgesloten. Deze kop-cao is in februari 2019 geactualiseerd.
Aan het APG is de opdracht verstrekt deze middelen te innen.
Met ingang van 1 januari 2022 zal de inning van de gelden door WW+ plaatsvinden.
De kop-cao Arbeidsmarktmiddelen po en G.O. en Vakbondsfaciliteiten is hieronder te downloaden.
Bij het bespreken van de data voor het houden van teamvergaderingen kreeg een schoolleider van een personeelslid te horen: “dit is niet mijn werkdag.” De vraag werd gesteld hoe hij hiermee om moest gaan. De bepalingen in Hoofdstuk 2 van de CAO PO 2019 – 2020 zijn leidend. Bij de bespreking van het werkverdelingsplan worden afspraken gemaakt wie, wat doet en op welke dag. Het overleg over het werkverdelingsplan vindt vóór de zomervakantie plaats. Ook heeft de schoolleider voor de zomervakantie met ieder individueel personeelslid een afspraak en legt deze vast.
Bij invoering van de CAO PO 2019 – 2020 is het zogenoemde inzetbaarheidsschema verlaten. Het inzetbaarheidsschema bepaalde hoeveel dagdelen er bij de werktijdfactor maximaal kon worden ingezet. Wel dient de schoolleider rekening te houden met de bepalingen over deeltijders. Dat betekent dat de uren zoveel mogelijk aangesloten worden ingeroosterd als het personeelslid dit wenst en dat rekening wordt gehouden met afspraken bij een andere werkgever of in de privésfeer.
De jaartaak voor onderwijsgevend personeel bestaat grofweg gezegd uit de volgende componenten: lestijd met voor- en nawerk, professionalisering, duurzame inzetbaarheid en overige schooltaken. Deze componenten worden ingeroosterd. De ingeroosterde uren worden met ieder personeelslid besproken. Bij accordering gelden de ingeroosterde uren als werkdagen. Teamvergaderingen vallen in de meeste gevallen onder het component ‘overige schooltaken’.
In de CAO 2020 is nog wel een inzetbaarheidstabel opgenomen. De bepaling over de deeltijder is gelijk aan het eerder genoemde. De werkgever kan in overleg met de P(G)MR een arbeidstijdenmodel vaststellen dat geldt voor één of meerdere functiegroepen binnen de functiecategorie onderwijsondersteunend personeel.
In verband met het personeelstekort kregen wij de vraag of er mogelijkheden zijn om werknemers na hun AOW-gerechtigde leeftijd door te laten werken.
Volgens de CAO PO 2019 – 2020 eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd de arbeidsovereenkomst op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt (artikel 3.5, lid 5).
De mogelijkheid bestaat echter om jaarlijks overeen te komen om het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst telkens met maximaal 12 maanden uit te stellen (artikel 3.8).
Het is ook mogelijk een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeen te komen, die jaarlijks met ten hoogste 12 maanden kan worden verlengd. Dat kan maximaal zes keer voor in totaal maximaal 48 maanden. In de laatste situatie geldt dat bij beëindiging geen opzegging noodzakelijk is.
De werkgever kan het verzoek naast zich neerleggen.
Bij de AVS Helpdesk komen regelmatig vragen binnen over de bekostiging van de directievoering. Er is inderdaad veel onduidelijkheid over de beschikbare bedragen voor hiervoor. Hieronder alle beschikbare middelen voor de directievoering op een rijtje.
De bedragen komen uit de Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022 van 6 juli 2021.
Normbedrag directeur
basisonderwijs: € € 90.515,76
speciaal basisonderwijs: € 97.592,40
speciaal (voortgezet) onderwijs: € 97.578,82
Toeslagen directie
• basisonderwijs:
basisonderwijs:
< 97 leerlingen € 19.419,07
> 97 leerlingen € 35.741,14
Kleine scholentoeslag (basisonderwijs)
De kleine scholentoeslag is primair ingevoerd om onder andere de ambulante tijd voor de directie van kleine scholen te bekostigen. De bekostiging is afhankelijk van het aantal leerlingen. Het maximum aantal leerlingen voor de toeslag is 145. Dit is geregeld in het Besluit bekostiging WPO:
artikel 23, eerste lid, (zeer kleine scholen) € 116.123,16
artikel 24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet) € 77.242,61,
artikel 24, tweede lid, onderdeel b, (kleine scholen verminderingsbedrag) € 535,11
Convenant beloning schoolleider primair onderwijs
In 2004 is het Convenant schoolleiding afgesloten. Voor scholen met minder dan 195 leerlingen wordt jaarlijks een bedrag via het budget personeels- en arbeidsmarktbeleid beschikbaar gesteld. Voor het schooljaar 2021/2022 is het bedrag € 6.428,00.
De gelden voor professionalisering worden via de lumpsumbekostiging beschikbaar gesteld. Allereerst zijn er gelden voor de individuele professionalisering opgenomen in de CAO PO 2019-2020. Het gaat om een bedrag van € 3.000 per jaar per directielid in de A- of D-schaal en is niet afhankelijk van de werktijdfactor. Dat is vastgelegd in artikel 9.6, lid 3.
Voor de kalenderjaren 2020 en 2021 is dit bedrag verhoogd met € 100 per jaar voor de uitvoering van het ‘Convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020-2021’ van 1 november 2019. Zodat in totaal een bedrag van € 3.100 beschikbaar is. Dat is geregeld in artikel 9.8.
Daarnaast zijn voor alle personeelsleden professionaliseringsgelden beschikbaar, dus ook voor directieleden. Deze gelden zijn opgenomen in het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Dit is geld voor algemene scholing. Verder zijn er gelden voor scholingstrajecten in het zogenoemde Herfstakkoord van 2013 opgenomen. Deze gelden zijn niet geoormerkt en konden ook voor andere onderdelen worden gebruikt. De herfstgelden zijn inmiddels opgenomen in de lumpsumbekostiging.
Voor de schooljaren 2021 – 2022 en 2022 – 2023 is de “Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders” van 31 maart 2021 van toepassing. Deze regeling is in de plaats gekomen van de bedragen in de Prestatiebox. Het bedrag per leerling voor het schooljaar 2021 – 2022 is € 94,20.
Een en ander staat los van de opgedragen professionaliseringsactiviteiten zoals genoemd in artikel 9.4 van de CAO PO 2019-2020. De kosten hiervan komen volledig voor rekening van de werkgever.
In artikel 8.1, lid 2, CAO PO 2019 – 2020, is de opbouw van het vakantieverlof geregeld. De opbouw van vakantie tijdens ziekte wijkt niet af van de gewone opbouw. Als de werknemer vakantie kan genieten tijdens ziekte, dan moet hij dat melden en geldt de vakantieperiode ook echt als opgenomen vakantie. Bij onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel met les- en/of behandeltaken wordt gevraagd het vakantieverlof zoveel mogelijk op te nemen in de schoolvakanties. Ziekte kan dat belemmeren. Heeft de zieke werknemer 160 uur of meer vakantie opgenomen, dan heeft hij het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 BW genoten. Is de werknemer een heel jaar ziek, dan komen de niet genoten vakantiedagen te vervallen met uitzondering van de wettelijke uren. Zijn er in de ziekteperiode verlofuren opgenomen, dan vindt een verrekening plaats met deze wettelijke uren. Was de werknemer een deel van het jaar ziek, dan geldt dit naar rato. Opbouw van het vakantieverlof is volgens de CAO PO 2019 – 2020 van 1 oktober tot 1 oktober. Hier kan met instemming van de P(G)MR van afgeweken worden door een andere periode te kiezen. Bij onderbreking van het ziekteverlof korter dan vier weken geldt dat het ziekteverlof dan doorloopt. Voor onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken geldt de opbouw per kalenderjaar (artikel 1.1 onder de definitie Jaar). In artikel 8.3 is het verlof verder geregeld en hier komen de leeftijdsuren nog bij.
Rekenvoorbeeld 1
Een medewerker onderwijsgevend personeel heeft al de vakanties genoten in schooljaar 2020/2021 (herfst 40 – kerst 80 – voorjaar 40 = 160 uur) en wordt ziek in mei 2021. Deze medewerker is ziek in de meivakantie en drie weken in de zomervakantie. De overige drie weken wordt nog vakantieverlof (120 uur) opgenomen. De wettelijke vakantieverlofuren (160 uur) zijn al genoten, waardoor er geen verlof overblijft om later op te nemen.
Rekenvoorbeeld 2
Een medewerker onderwijsgevend personeel is ziek vanaf november 2020 tot en met de start van het nieuwe schooljaar 2021 – 2022. Deze medewerker heeft 40 uur verlof genoten in de herfstvakantie. Deze medewerker heeft in het schooljaar 2021 – 2022 nog een recht van 120 uur vakantieverlof (160 – 40 uur). Het is van belang om de inzet van verlofuren en afwezigheid door ziekte in relatie met elkaar jaarlijks te bezien voor de afspraken over de inzet in een volgend (school)jaar.
Rekenvoorbeeld 3
Een medewerker onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken is in oktober 2020 ziek geworden en heeft zich in februari 2021 weer hersteld gemeld. Hij heeft in 2020 een week kerst, voorjaar, twee weken mei en de zomervakantie opgenomen (40 + 40 + 80 + 240 uur). Hierdoor komt hij boven de wettelijke vakantie-uren (160 uur) en neemt hierdoor geen vakantie-uren mee naar 2021. In 2021 geldt zijn normale opbouw.
Bij krimp van het leerlingenaantal, om bedrijfseconomische redenen of het fuseren van scholen kan dit gevolgen hebben voor de werkgelegenheid.
Bij invoering van de CAO PO 2019 – 2020 geldt alleen nog werkgelegenheidsbeleid. Het bepaalde in Hoofdstuk 10 is van toepassing.
Gaat dat door omstandigheden niet lukken om de werkgelegenheid te garanderen, dan dient het schoolbestuur hierover Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) te voeren. Hiervoor moeten de vakbonden AOb/FNV Overheid, AVS, CNV Onderwijs, onderdeel van CNV Connectief en FvOv uitgenodigd worden.
Tijdens het DGO beschrijft het bestuur de problemen en wordt bepaald of er een sociaal plan moet komen. Is dat het geval, dan wordt dit opgesteld in verschillende fases. De eerste fase is de vrijwillige fase. Namens het bestuur worden middelen beschikbaar gesteld om reductie van het personeelsbestand te bewerkstelligen. Als het eindresultaat niet het gewenste effect heeft, dan worden afspraken gemaakt in gedwongen fasen.
Het voeren van DGO is een voorwaarde van het Participatiefonds.