Voor de berekening van het aantal uren hanteert de Inspectie van het Onderwijs voor een schooljaar de periode 1 oktober tot 1 oktober en bestaat uit 52 weken plus 30 september (in een schrikkeljaar 29 en 30 september).
De bijtelling van 30 september is nodig, omdat bij het berekenen van de onderwijstijd – waarbij gerekend wordt over de periode 1 oktober jaar x tot 1 oktober jaar x+1 – geteld wordt over 52 weken. Maar 52 weken maal 7 dagen is 364 dagen, waardoor de berekening niet verder loopt dan 29 september. Omdat een kalenderjaar 365 dagen heeft, wordt 30 september bij de berekening meegeteld als deze datum op een schooldag valt. Als de datum van 30 september niet op een schooldag valt, hoeft deze niet te worden bijgeteld. Idem als 29 september niet op een schooldag valt.
2024 is een schrikkeljaar. 29 september valt op een zondag en telt niet mee. 30 september valt op een maandag en telt wél mee. De lesuren van die maandag worden bij het totaal opgeteld.
Deze bepaling geldt niet voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Het meetellen van een schrikkeldag is niet meer toegestaan. Vanaf schooljaar 2019-2020 handhaaft de Inspectie van het Onderwijs hierop
Zie ook: Welke specifieke bepalingen gelden voor het (voortgezet) speciaal onderwijs?
De inspectie hanteert bij het toetsen van de onderwijstijd de voorschriften van WPO artikel 8 lid 9. Daarnaast is er de regeling vaststelling schoolvakanties 20XX-20XX.
Wet Primair Onderwijs (WPO)
WPO artikel 8, lid 9 luidt als volgt:
1°. de leerlingen in de eerste 4 schooljar
De inspectie hanteert bij het toetsen van de onderwijstijd de voorschriften van WPO artikel 8 lid 9. Daarnaast is er de regeling vaststelling schoolvakanties 20XX-20XX.
Wet Primair Onderwijs (WPO)
WPO artikel 8, lid 9 luidt als volgt:
1°. de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3.520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3.760 uren onderwijs ontvangen, en
2°. aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs; en
Gebroken weken
De onder 9.b.2o genoemde 7 weken noemen we gebroken weken. Dit zijn de spelregels die gelden voor deze vierdaagse schoolweken.
Een gebroken week is een week waarin
Géén gebroken week is een week waarin
Let op!
Verlenging zomervakantie
In de Regeling schoolvakanties 2022-2025, artikel 7 staat het volgende:
Toelichting: Artikel 1, lid 7 van de Regeling vaststelling schoolvakanties is een aparte bepaling die scholen de mogelijkheid geeft om, in overleg met de medezeggenschap, dagen aan de zomervakantie vooraf te laten gaan of te laten volgen op de zomervakantie.
Let wel: als u gebruik maakt van deze regeling, geldt deze verkorte schoolweek mee voor het aantal toegestane 7 gebroken weken.
Deze informatie is getoetst bij het Informatiecentrum Onderwijs, mei 2022 en de Inspectie van het Onderwijs, februari 2023en ten minste 3.520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3.760 uren onderwijs ontvangen, en
2°. aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs; en
Gebroken weken
De onder 9.b.2o genoemde 7 weken noemen we gebroken weken. Dit zijn de spelregels die gelden voor deze vierdaagse schoolweken.
Een gebroken week is een week waarin
Géén gebroken week is een week waarin
Let op!
Verlenging zomervakantie
In de Regeling schoolvakanties 2022-2025, artikel 7 staat het volgende:
Toelichting: Artikel 1, lid 7 van de Regeling vaststelling schoolvakanties is een aparte bepaling die scholen de mogelijkheid geeft om, in overleg met de medezeggenschap, dagen aan de zomervakantie vooraf te laten gaan of te laten volgen op de zomervakantie. Om die reden tellen die verkorte weken niet mee voor de toegestane 7 gebroken weken.
Deze informatie is getoetst bij het Informatiecentrum Onderwijs, mei 2022.
In de Arbeidstijdenwet (ATW) is bepaald dat een werkgever een “deugdelijke registratie” moet voeren voor de arbeids- en rusttijden van zijn werknemers.
Onderwijsgevend personeel en directieleden:
Onderwijsondersteunend personeel:
Ook voor het onderwijsondersteunend personeel dient een deugdelijke arbeidstijdenregistratie plaats te vinden. De registratie vindt per kalenderjaar plaats. Om problemen gedurende het schooljaar/kalenderjaar te voorkomen dient voorafgaande aan het nieuwe schooljaar/kalenderjaar overleg met iedere individuele betrokkene plaats te vinden en het rooster te laten ondertekenen.
Er zijn geen voorschriften gegeven hoe de registratie van de arbeidstijden er uit moet zien. Deze is vormvrij. De werkgever kan zelf beslissen hoe hij de tijden registreert, zolang uit de registratie is af te leiden of zijn organisatie zich aan de voorschriften houdt.
De werkgever moet in principe voor elke werknemer een registratie bijhouden. Maar als er een vast basisrooster op papier staat en werknemers altijd op dezelfde tijden werken, hoeft de werkgever alleen afwijkende arbeidstijden te registreren.
De werkgever is verplicht om de arbeids- en rusttijdenregistratie te bewaren. Hiervoor geldt een termijn van ten minste 52 weken. Die termijn van 52 weken begint te lopen vanaf het moment waarop de geregistreerde arbeids- en rusttijden plaatsvinden. Uit de bepaling blijkt dat die termijn ook kan gelden voor zelfstandigen.
Controle van de arbeidstijdenregistratie kan plaatsvinden door de Inspectie SZW. De controle is er op geënt dat zij in staat is te controleren of werkgevers en werknemers de Arbeidstijdenwet op de juiste manier naleven. Ontbreekt de registratie of is de registratie niet op de juiste wijze uitgevoerd, dan heeft Inspectie SZW de mogelijkheid om een boete op te leggen.
Sommige sectoren hebben afwijkende registratieregels
Voor een correcte registratie moet Inspectie SZW de arbeids- en rusttijden van individuele werknemers kunnen achterhalen. In de registratie zijn de feitelijke begin- en eindtijden van het werk en het totaal aan pauze te zien. Registratie is mogelijk door bijvoorbeeld (over)werkbriefjes of een urenregistratiesysteem. Mist de urenregistratie, dan probeert Inspectie SZW op een andere manier vast te stellen of de organisatie aan de ATW voldoet (tools). In het ATB zijn voor sommige sectoren wel aparte registratieregels opgenomen, zoals voor het onderwijs en wegvervoer.
In de rubriek ‘De kleine lettertjes van’ behandelt Rendement een bijzondere bepaling uit een wet, besluit of regeling. In deze editie: de bewaartermijn van de registratie van arbeids- en rusttijden.
Het ministerie van OCW heeft het onderwijsachterstandenbeleid voor het primair onderwijs herzien. In het nieuwe beleid, dat in de plaats is gekomen van de Regeling impulsgebieden, is in 2019 van kracht geworden. Het ministerie van OCW maakt gebruik van de onderwijsachterstandenindicator die het CBS in eerder onderzoek op verzoek van het ministerie heeft ontwikkeld. Dat kan door met de indicator de onderwijsscores per leerling te berekenen en die met een bepaalde formule op te tellen tot achterstandsscores per basisschoolvestiging. Deze scores drukken de verwachte onderwijsachterstand op scholen uit, op basis waarvan OCW het onderwijsachterstandenbudget over scholen verdeelt.
De tabellen geven de achterstandsscores per basisschoolvestiging op 1 oktober 2020, inclusief een uitsplitsing naar onderbouw en bovenbouw>
Om de onderwijsachterstandenindicator actueel te houden, wil OCW de indicator periodiek evalueren. Hierdoor kunnen nieuwe ontwikkelingen mee worden genomen in de indicator. Als input voor deze periodieke evaluatie is het wenselijk om jaarlijks de werking van de indicator te monitoren.
In artikel 8.21 CAO PO 2019 – 2020 is het volgende over de levensloopregeling opgenomen.
LET OP: Van de levensloopregeling kan nog gebruik gemaakt worden tot 1 november 2021.
Voor de fiscale gevolgen wordt verwezen naar https://www.belastingdienst.nl/bibliotheek/handboeken/html/boeken/HL/thema_s-levensloopregeling.html
De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft op 12 oktober 2020 de Regeling tot wijziging van de Regeling bekostiging exploitatiekosten vo en de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast vo in verband met het vaststellen van de bedragen voor de kalenderjaren 2020 en 2021 gepubliceerd.
Op 14 juli 2021 zijn de bedragen van bovengenoemde regeling aangepast.
Deze bepalen de hoogte van de reguliere bekostiging van scholen in het voortgezet onderwijs en worden elk jaar geactualiseerd. Anders dan voorheen worden de regelingen niet langer jaarlijks integraal opnieuw vastgesteld. Door de regelingen gezamenlijk te wijzigen blijven de uitvoeringslasten beperkt, terwijl het makkelijker wordt om in andere regelingen te verwijzen naar de Regeling exploitatiekosten en de Regeling gpl, die nu immers in naam gelijk blijven.
Regeling bekostiging exploitatie VO 2021 1e regeling
Regeling bekostiging exploitatie VO 2021
Wijziging regeling bekostiging exploitatie VO 2021 (Staatscourant 14 juli 2021)
Op 6 juli 2021 heeft de minister van OCW zowel de Tweede regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022 en geven aan welke bedragen beschikbaar zijn voor de bekostiging van het personeel de Definitieve Regeling bekostiging personeel PO 2020–2021 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2020–2021 gepubliceerd.
In de Tweede regeling zijn de nieuwe bedragen bekend gemaakt en is de Eerste regeling voor het schooljaar 2021 – 2022 vervallen.
Door de publicatie van de Definitieve Regeling zijn ook de eerdere publicaties voor het schooljaar 2020 – 2021 vervallen.
De mogelijkheid om een werknemer in twee functies te benoemen is geregeld in artikel 5.2 CAO PO 2019 -2020 en luidt als volgt: 5.2 Benoeming in een functie
Voor de combinatie van een onderwijsgevende en een onderwijsondersteunende functie zijn de situaties waarin sprake kan zijn van een benoeming in 2 functies, in onderstaande tabel uitgeschreven. Bij elke in kolom 1 opgenomen onderwijsgevende functie is in kolom 2 aangegeven met welke onderwijsondersteunende functies een benoeming in die onderwijsgevende functie gecombineerd kan worden.
Kolom 1 | Kolom 2 |
Onderwijsgevende functie bij een functie behorende maximumschaal | Onderwijsondersteunende functie bij een functie behorende maximumschaal |
L10 | 1 t/m 6 en 14 t/m 16 |
L11 | 1 t/m 7 en 15 t/m 16 |
L12 | 1 t/m 8 en 16 |
L13 | 1 t/m 9 |
L14 | 1 t/m 10 |
Ad 3: Deze uitzondering is gemaakt om belemmeringen weg te nemen voor de voortzetting van het dienstverband van de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Ad 4: In lid 4 artikel 5.2 van de CAO PO 2019 – 2020 wordt nog een uitzondering aangegeven, namelijk voor een werknemer die benoemd is in 2 onderwijsgevende functies, die bestaan uit een normfunctie leraar basisonderwijs in schaal L10 en een normfunctie leraar speciale school voor basisonderwijs in schaal L11. Dit zijn meestal vakleerkrachten gymnastiek, die op beide schoolsoorten lesgeven. Een onderwijsassistent (schaal 4) mag ook benoemd worden als maatschappelijk deskundige (schaal 8). Een ID-er of een werknemer benoemd in een Participatiebaan (schaal 1) mag ook benoemd worden als technisch assistent (schaal 5). Een directeur mag niet in twee functies benoemd worden, omdat deze regeling alleen maar geldt voor onderwijsondersteunende en onderwijsgevende werknemers en niet voor directiefuncties. Ook mag een onderwijsassistent (schaal 4) niet benoemd worden in combinatie met de functie van leraarondersteuner (schaal 7).
De AVS heeft geen eigen rekenprogramma Jaartaak meer. Vele jaren heeft de AVS een Excel-rekenprogramma uitgebracht voor de formatieberekening op basis van de cao-afspraken; eerst onder de benaming ‘Rekenprogramma normjaartaak’ en sinds de invoering van de CAO PO 2014 – 2015 ‘Rekenprogramma Jaartaak’.
Door voortvarende ontwikkelingen op ICT-gebied was het niet meer mogelijk dit programma op diverse divices te laten werken. Dat heeft er toe geleid dat onze voordeelpartner Axilium bereid gevonden om een webbased-versie van de bestaande jaartaak te maken en vervolgens verder te ontwikkelen.
Axilium is bekend binnen het basisonderwijs als leverancier van het softwareprogramma InvalPool, het softwarepakket dat vele scholen en besturen ondersteunt in het optimaal uitvoeren van het vervangingsbeleid.
In de afgelopen jaren heeft de AVS tijdens de ontwikkeling van de software een ondersteunende rol gespeeld voor wat betreft de juistheid van de gegevens.
Je kunt gebruik maken van het webbased softwareprogramma JaartaakPlanner.
Er vindt geen ondersteuning vanuit de AVS-helpdesk plaats. Dat gebeurt rechtstreeks door de medewerkers van Axilium. Wel zal de AVS (via de helpdeskadviseurs), bij eventuele veranderingen in de cao-afspraken, Axilium blijven adviseren welke consequenties dat heeft voor de software.
Er zijn kosten verbonden aan het programma. AVS-leden krijgen wel korting.
Kijk voor meer informatie en aanmelden op www.jaartaakplanner.nl of stuur een mail aan info@jaartaakplanner.nl
De aanmelding is onder andere van belang voor het verkrijgen van een inlognummer.
In de CAO PO 2019 – 2020 is er geen verplichting meer een EHBO-toelage te verstrekken. Hierin is wel het volgende opgenomen: in artikel 11.5 lid 1 van deze cao, waarin staat dat de werkgever met de P(G)MR beleid vast dient te stellen en een passende facilitering te maken, waarbij uitgangspunt is dat alle kosten – in tijd en geld – voor rekening van de werkgever zijn.
Op grond van lid 3 van artikel 11.5 van de CAO PO 2019 – 2020 is er een overgangsregeling vastgesteld dat de zittende EHBO-ers/BHV-ers de EHBO-toelage van EUR 9,06 per maand behouden en er dus niet op achteruit mogen gaan. Er hoeft geen jaarlijkse verhoging meer plaats te vinden. Deze toelage is pensioengevend op grond van art. 3.1 van het Pensioenreglement ABP.
In artikel 7.5 CAO PO 2019 – 2020 is bepaald dat de werkgever de werknemer in de gelegenheid stelt deel te nemen aan een fietsprivéregeling.
De fietsprivéregeling kan onder de werkkostenregeling vallen. Binnen de werkkostenregeling vervallen de normen van de regeling voor vrije vergoedingen en verstrekkingen voor de aanschafprijs en voor vergoedingen die direct met de fiets samenhangen). Eventueel kan een duurdere fiets met hulpmotor of een elektrische scooter vergoed of verstrekt worden zonder aanvullende eisen. Wel geldt de gebruikelijkheidstoets.
De werkgever mag nu dus zelf bepalen welk bedrag hij maximaal laat verrekenen. Hierbij is hij wel gebonden aan de forfaitaire ruimte. Deze ruimte is 1,2% van de totale fiscale loonsom van de organisatie. Dat is dus 1,2% van alle brutolonen uit de gehele organisatie bij elkaar opgeteld.
Ook kan de werkgever gebruik maken van de per 1 januari 2020 ingetreden fiscale regeling “Fiets van de zaak”.
Voor meer informatie hierover https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/fiets-van-de-zaak
Het overzicht van de AOW-gerechtigde leeftijd ziet er als volgt uit:
U bent geboren: | U krijgt AOW in: | Uw AOW-leeftijd AOW: |
na 31 augustus 1953 en voor 1 september 1954 | 2020 | 66 + 4 maanden |
Na 31 augustus 1954 en voor 1 september 1955 | 2021 | 66 + 4 maanden |
Na 31 augustus 1955 en voor 1 juni 1956 | 2022 | 66 + 7 maanden |
Na 31 mei 1956 en voor 1 maart 1957 | 2023 | 66 + 10 maanden |
Na 28 februari 1957 en voor 1 januari 1958 | 2024 | 67 |
Na 31 december 1957 en voor 1 januari 1958 | 2025 | 67 |
Na 31 december 1958 en voor 1 januari 1960 | 2026 | 67 |
5 jaar van te voren wordt aangegeven wanneer u AOW krijgt.