De toegezegde 270 miljoen voor loonsverhoging in het po komt er alleen als de CAO PO wordt gemoderniseerd, stelt het nieuwe kabinet. Volgens het kabinet krijgen leraren die thuis zitten te ruime uitkeringen. Zowel de werkgevers als de vakbonden noemen het opmerkelijk dat het kabinet eist dat zij de bovenwettelijke regelingen versoberen. De cao-onderhandelingen beginnen binnenkort. Werkloze leraren krijgen op dit moment bovenop de wettelijke WW-uitkering (die in stappen wordt afgebouwd naar...
Minister Asscher (SZW) heeft het Sectorplan-VO goedgekeurd. De sociale partners in het voortgezet onderwijs, verenigd in het Arbeidsmarkt & Opleidingsfonds Voion, zijn hier erg blij mee, omdat de sector nu kan werken aan duurzame inzetbaarheid van werknemers in het vo en beperking van de werkloosheid. De sectorale maatregelen in het in het Sectorplan-VO zijn mede tot stand gekomen door de ingediende wensen van 19 scholen en besturen. Er zijn verschillende activiteiten opgenomen om medewerkers...
De werkloosheid in het onderwijs is in juni licht gedaald met 1,4 procent. Ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar is er wel een stijging van 13 procent. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. De werkloosheid daalde van 14.100 in juni naar 13.900 in mei. Een kleine daling van 1,4 procent. In januari 2014 waren er nog 15.600 werklozen in het onderwijs. Dat aantal loopt elke maand iets terug. Vergeleken met dezelfde periode vorig jaar is de werkloosheid gestegen. In juni 2013 waren er 12.300...
De afgelopen weken is er bij de AVS Helpdesk veel navraag gedaan over de stand van zaken met betrekking tot de bovenwettelijke uitkeringen. AVS-leden worden door hun besturen en/of juristen tot haast gemaand met betrekking tot besluitvorming over het beëindigen van hun betrekking via het afsluiten van een vaststellings- of beëindigingsovereenkomst. Nemen de schoolleiders dit besluit niet, dan kan dat nadelige gevolgen hebben voor hun uitkering, beweren sommige schoolbesturen en/of juristen.
De Werkloosheidsregeling Onderwijspersoneel Primair Onderwijs (WOPO, bijlage XVI van de CAO PO 2016-2017) geeft aan dat als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, er recht kan bestaan op een bovenwettelijke uitkering. Deze uitkering komt bovenop een werkloosheidsuitkering. De gelden die hiermede gemoeid zijn, behoren tot de zogenoemde arbeidsvoorwaardengelden en daarmee officieel tot de besprekingen aan de cao-tafel.
In het regeerakkoord is een bepaling opgenomen dat er naast de verbetering van de onderwijssalarissen ook gekeken moet worden naar de normalisering van de bovenwettelijke uitkeringen. Het is aan de sociale partners (PO-Raad en de vakbonden) om daar een besluit over te nemen. Op dit moment wordt het gesprek over de bovenwettelijke uitkeringen aan de cao-tafel gevoerd. Dat betekent in de praktijk dat er op korte termijn geen wijzigingen zijn te verwachten.
Ouderen die vlak voor hun pensioen de WW in moeten, dreigen een deel van hun pensioen – het zogenaamde voorwaardelijk pensioen – te verspelen. Het voorwaardelijke pensioen is het deel van uw pensioen dat u extra heeft gekregen in verband met de afschaffing van de FPU, zeg maar de VUT voor het onderwijs.
Bent u geboren op of na 1 januari 1950 en bent u (binnenkort) ouder dan 60 jaar, dan is er een simpele manier om uw voorwaardelijke pensioen veilig te stellen. U kunt op uw pensioenoverzicht van het ABP zien hoe hoog uw voorwaardelijk pensioen is. Is dat een bedrag dat de moeite waard is, dan kunt u dat veiligstellen door één maand voor de ingangsdatum van uw werkloosheid 10 procent keuzepensioen op te nemen. Als u dan ook één maand voor de ingangsdatum van uw werkloosheid al voor 10 procent deeltijdontslag neemt, wordt het bedrag dat u maandelijks aan keuzepensioen van het ABP zult ontvangen niet gekort op uw WW-uitkering. Het laatste volgt uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 22 maart 2017*.
Pensioen is geen ‘inkomen in verband met arbeid’ in de zin van artikel 47 van de Werkloosheidswet als:
Verliest u bijvoorbeeld per 1 januari 2018 uw baan en bent u ouder dan 60 jaar, dan ziet het er als volgt uit:
* De letterlijke uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBNHO:2017:2519.
In de CAO PO 2016-2017 is een wijziging opgenomen ten aanzien van de werkloosheidsregeling. Er is nu een WOPO-regeling voor het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs.
In het bijzonder primair onderwijs kan een recht op een extra aansluitende uitkering ontstaan, als men tien jaar of minder verwijderd is van de AOW-leeftijd. In de CAO PO 2016-2017 wordt in dit kader nog de leeftijd van 67 jaar genoemd, maar deze is inmiddels verhoogd naar 67 jaar en 3 maanden (artikel 7a lid 2, recht op een aansluitende uitkering). De hoogte van die extra aansluitende uitkering is 65 procent.
In het openbaar onderwijs is voor een werknemer die 55 jaar of ouder is en ten minste een diensttijd heeft van twaalf jaar de aansluitende uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd de hoogte van de aansluitende uitkering, die 70 procent bedraagt tot het 65e jaar en daarna 65 procent (artikel 8, duur en hoogte van de aansluitende uiterking, lid 6).
Voor meer informatie over de WOPO-regeling kunnen AVS-leden contact opnemen met de helpdesk.
In deze notitie wordt eerst ingegaan op een stukje historie rondom wachtgelduitkeringen in het onderwijs. Daarnaast wordt ingegaan op de wijzigingen die zich van af 1 januari 2006 in de WW en het besluit bovenwettelijke wachtgeld aanspraken onderwijspersoneel (BBWO-uitkering) hebben voorgedaan. Tevens worden de wijzigingen in de BBWO aangegeven vanaf 1 januari 2008.Tenslotte wordt in een bijlage aan de hand van een aantal stappen de opbouw van de uitkeringen aangegeven.HistorieDe BWOO-uitkering trad in werking met ingang van 1 maart 1994. Met de invoering van deze uitkering werd qua systematiek vooruitgelopen op de OOW-operatie (overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, waaronder de wettelijke werkloosheidsregeling). De BWOO-uitkering kwam in de plaats van uitkeringen op grond van hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel. Dit besluit geldt alleen nog als overgangrecht voor de betrokkenen die op 28 februari 1994 aanspraak hadden op deze uitkering. Het verschil ”I-H” en BWOO heeft vooral betrekking op het feit dat de I-H-uitkering een zelfstandig recht betrof dat uitging van ontslag en niet van werkloosheid. Het verschil tussen BWOO en het later ingevoerde BBWO, thans de Wovo, die is opgenomen in bijlage 12 van de CAO VO was het zelfstandig recht zonder dat er aanspraak bestond op grond van een wettelijke werkloosheidsuitkering. Overheidspersoneel- en onderwijspersoneel hadden immers nog geen aanspraak op de werknemersverzekeringen WW, WAO en ZW. De BBWO-uitkering echter betreft een aanvulling en een aansluiting op de wettelijke werkloosheidsuitkering. Tevens werd met de invoering van de BBWO de hoogte van de ontslaguitkering en de uitkeringsduur, zoals die van toepassing waren bij de BWOO, naar beneden bijgesteld.Op grond van de OOW-operatie is de WW uiteindelijk op 1 januari 2001 van kracht geworden voor de overheids- en onderwijssectoren, in de meeste gevallen aangevuld met een boven- en nawettelijke uitkering (BBWO voor PO, VO en BVE). Tot die tijd werd er fictief een WW-uitkering vastgesteld en werd daarnaast de hoogte van de BWOO-uitkering bepaald. De BWOO-uitkering werd uiteindelijk uitbetaald.Vanaf 1 januari 2001 werd eerst de wettelijke uitkering vastgesteld en daarna de hoogte van de aanvullende uitkering (BBWO-uitkering). De uitvoeringsinstelling stelde beide uitkeringen vast en betaalde die als één uitkering gelijktijdig uit.Wijzigingen vanaf 1 januari 2006De invoering van de Wet walvis met ingang van 1 januari 2006 is van invloed geweest op de vaststelling van het dagloon in het kader van de werknemersverzekeringen. Daarnaast werd met ingang van 1 april 2006 de zogenoemde wekeneis in de WW aangepast.Met ingang van 1 oktober 2006 is de BBWO-uitkering opnieuw aangepast i.v.m.· de inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel (stb. 303);· het feit dat de uitvoering van het BBWO zal overgaan van het UWV naar een andere uitvoerder (Loyalis) per 1 april 2007.Aangezien de feitelijke aanpassing zoals die vanaf 1 oktober 2006 is gaan gelden niet op tijd in het Staatsblad is verschenen en er sprake is van een ander uitvoeringsorgaan per 1 april 2007 (Loyalis i.p.v. UWV) voor de bovenwettelijke aanspraak, is met de overlegpartners overeengekomen dat er tot 1 april 2007 een overgangsperiode geldt. Dit overgangsrecht houdt in dat de betrokkenen die in de periode 1 oktober 2006 tot 1 april 2007 werkloos worden en een WW + BBWO-uitkering aanvragen, die krijgen toegekend op basis van de condities zoals die tot 1 oktober 2006 golden.Betrokkenen die dus vanaf 1 april 2007 werkloos worden en een uitkering aanvragen krijgen die toegekend op basis van de rechten die gelden met ingang van 1 april 2007, dus zonder toepassing van overgangsrecht.In onderstaand overzicht worden de verschillen aangegeven vanaf 1 januari 2006.Belangrijkste aanpassingen binnen WW vanaf 1 januari 2006Dagloonvaststelling gewijzigd (1 januari 2006)Wijziging wekeneis (1 april 2006)Onderscheid loongerelateerde en kortdurende uitkering (KDU) vervalt door afschaffing KDU(1 oktober 2006)Hoogte uitkering: eerste 2 maanden 75% van loon en daarna 70% (1 oktober 2006)Maximumduur uitkering verkort van 60 naar 38 maanden (1 oktober 2006)DagloonvaststellingDe Wet Walvis per 1 januari 2006 heeft consequenties gehad op de vaststelling van het loon dat in aanmerking komt voor een uitkering. Tot die tijd kon gesteld worden dat het laatstgenoten brutosalaris de basis was voor de dagloon vaststelling. Vanaf 1-1-2006 geldt de heffinggrondslag. De heffinggrondslag is het resultaat van het brutosalaris minus de betaalde pensioenpremies.WekeneisMet ingang van 1 april 2006 is de wekeneis aangepast. De wekeneis maakt onderdeel uit van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering. De wekeneis houdt in dat de werknemer in 36 weken (was 39) voorafgaande aan de werkloosheid in tenminste 26 weken arbeid moet hebben verricht.Hierop bestaat één uitzondering. Een betrokken die in een aaneengesloten periode van 26 weken niet tijdelijk werkzaam is geweest, maar over een periode van 36 weken wel in 20 weken tijdelijk werkzaamheden heeft verricht, komt in dat geval in aanmerking voor de BWOO-uitkering. Deze bepaling is terug te vinden in het Algemeen bindend voorschrift: Regels voor het recht op uitkering in gevallen waarin de betrokkene geen recht op uitkering op grond van de WW heeft (Gele katern 2001, nr 9).Onderscheid langdurige en kortdurende uitkering vervaltOf men in aanmerking kwam voor een loongerelateerde of kortdurende uitkering (KDU) hing af of men voldeed aan de weken- en jareneis. Voldeed men aan de wekeneis, maar niet aan de jareneis, dan had men aanspraak op een korte uitkering van 6 maanden. Deze aanspraak is met ingang van 1 oktober 2006 vervallen. Vanaf 1 oktober 2006 geldt dat men aanspraak heeft op 3 maanden WW als alleen wordt voldaan aan de wekeneis.Hoogte uitkeringVanaf 1 oktober 2006 bedraagt de hoogte van de WW de eerste 2 maanden 75% van het loon en daarna 70% waarbij rekening wordt gehouden met het maximumdagloon (in het BBWO wordt geen rekening gehouden met de maximumdagloongrens. Het is 78% en 70% van het ongemaximeerde dagloon.).Voor de werknemer die alleen in aanmerking kwam voor de kortdurende uitkering bedroeg de uitkering 70% van het minimumloon (BBWO: 108% minimumloon tenzij het oude loon lager was). Kwam men in aanmerking voor de loongerelateerde uitkering dan bedroeg de uitkering 70% van het dagloon.Maximumduur uitkering verkortDe maximumduur van de WW-uitkering is teruggebracht van 60 naar 38 maanden.Wijzigingen BBWO, thans Wovo vanaf 1 januari 2008Met ingang van 1 januari 2008 is de uitkeringsduur voor de betrokkene met een leeftijd van 50 jaar aangepast, zowel in de positieve als negatieve zin.Het betreffende lid is als volgt gaan luiden:De duur van de aansluitende uitkering voor de betrokkene die op de eerste werkloosheidsdag een diensttijd heeft van ten minste 12 jaar en53 jaar of ouder is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt;52 jaar of ouder is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 64 jaar wordt;51 jaar of ouder is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 64 jaar wordt;50 jaar of ouder is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 63 jaar wordt. In het hieronder te downloaden onderstaand overzicht worden de verschillen WW en BBWO (+ overgangsrecht) vanaf 1 oktober 2006 naast elkaar gezet. Wijzigingen BBWO, thans Wovo vanaf 1 januari 2008Bijlagen: Vaststelling WW en WOVO-uitkering