Welke personeelsleden hebben als eerste recht op vacatureruimte?
In bijlage IE van de CAO PO 2019 – 2020 treft u de voorrangsbepalingen aan, die zijn vertaald in de benoemingsvolgorde aan, waarin de werkgever zich dient te houden.
Deze ziet er als volgt uit:
1. Bij de vraag of er sprake is van vacatureruimte en bij het aanbieden van vacatures hanteert de werkgever de onderstaande volgorde:
a. werknemers die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard door UWV waarbij aanpassing van het dienstverband nodig is;
b. werknemers wiens functie in het rddf is geplaatst;
c. eigen wachtgelders in de zin van artikel 138 en 139 WPO respectievelijk artikel 132 en 133 WEC (Aftrekposten bekostiging);
d. werknemers benoemd voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.1 lid 2;
e. werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst ten behoeve van vervanging op grond van artikel 3.1 leden 3 en/of 4;
f. deeltijders.
2. De werkgever kan vacatures ook invullen door het benoemen van werknemers die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet. In dat geval hoeft de benoemingsvolgorde vermeld in artikel 1 van deze bijlage, vanaf e. of de voorkeursbepaling van deeltijders niet gevolgd te worden.
Ad a. Werknemers voor minder dan 35% arbeidsongeschikt
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voorziet niet in enige uitkering voor personeelsleden die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn.
Een werknemer die door UWV in het kader van de uitvoering van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, wordt na afloop van de loondoorbetalingtermijn van twee jaar, niet ontslagen uit zijn betrekking op grond van arbeidsongeschiktheid tenzij sprake is van een zwaarwegend dienstbelang. Bij voortzetting van het dienstverband dienen werkgever en werknemer afspraken te maken over de inhoud van de functie en de daarbij behorende beloning. De afspraken in het kader van een voortzetting van het dienstverband worden schriftelijk bevestigd aan de werknemer. Het eventuele verschil tussen het oude en nieuwe salaris wordt gedurende een periode van 5 jaar voor 65% gecompenseerd.
Ad b. Rddf-geplaatsten
Door de verplichte bestuursbenoeming moeten formatietekorten op bestuursniveau worden opgelost. Terugloop op de ene school kan op deze manier gecompenseerd worden door formatiegroei of natuurlijk verloop op de andere school van het bestuur. Het kan uiteraard voorkomen dat op basis van terugloop van leerlingen op bestuursniveau het formatietekort zo groot is dat ontslag op termijn onvermijdelijk is. Als een bestuur tot de conclusie komt dat het noodzakelijk is om een functie per 1 februari (bijzonder onderwijs) of 1 augustus (openbaar onderwijs)van het volgende schooljaar op te heffen, dan moet die functie eerst voor een heel schooljaar in het risicodragend deel van de formatie (rddf) geplaatst worden. Voor het openbaar onderwijs gelden de overgangsregels, zoals in Bijlage A13 is opgenomen.
Ad c. Eigen wachtgelders
In de artikelen 138 en 139 van de WPO en de artikelen 132 en 133 van de WEC is onder andere bepaald dat een vacature, en daaronder wordt ook een vervangingsbetrekking begrepen, bij voorrang moet worden aangeboden aan ex-personeelsleden die een werkloosheidsuitkering ontvangen, die ten laste komt van het ministerie OCW en voorafgaand aan die uitkering langer dan één jaar (dus minimaal 1 jaar en 1 dag) in dienst zijn geweest van dat bestuur.
Een werknemer die in het genot is van een gedeeltelijk WAO-uitkering en als gevolg van een herkeuring op grond van het schattingsbesluit wordt ingedeeld in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse waardoor de verdiencapaciteit toeneemt, wordt ook als een eigen wachtgelder gezien voor de uren dat hij verder arbeidsgeschikt is.
Ook een werknemer met een benoeming voor onbepaalde tijd die tijdelijk met een aantal uren wordt uitgebreid, wordt na beëindiging van de tijdelijke uitbreiding een eigen wachtgelder, ook al heeft de tijdelijke uitbreiding niet langer dan een jaar geduurd. Voorwaarde is wel dat recht bestaat op een werkloosheidsuitkering over de uren waarmee de benoeming is verminderd (dit betekent dat als een werknemer in 26 uit 36 weken een arbeidsverlies heeft gehad van gemiddeld 5 uur of meer).
De verplichting tot voorrangsbenoeming geldt ook voor werknemers die op of na 1 februari ontslag wordt aangezegd wegens terugloop van het aantal leerlingen en die op grond van hun ontslag recht zouden krijgen op een werkloosheidsuitkering ten laste van het ministerie OCW. Aangezien het ontslag in de regel pas op 1 augustus zal plaatsvinden, zal een betrekking die vrijkomt in de periode tot 1 augustus slechts tijdelijk kunnen worden vervuld.
Ad d. werknemers benoemd voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.1 lid 2
Werknemers die zijn benoemd voor bepaalde tijd op grond van een eerste indiensttreding met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (artikel 3.1 lid 2 van de CAO PO 2019 – 2020) krijgen voorrang bij vervulling van een vacature.
Ad. e. werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst ten behoeve van vervanging op grond van artikel 3.1 leden 3 en/of 4
Werknemers met een tijdelijke benoeming ten behoeve van vervanging hebben ook een voorrangspositie.
Ad f Deeltijders
De volgenden op de lijst van voorrangsbenoemingen zijn werknemers met een deeltijdbetrekking en een dienstverband voor onbepaalde tijd, tenzij bevindingen van een beoordeling dit ongewenst doen zijn.
Ad 2 werknemers die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet
Bij het benoemen van werknemers die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet kunnen vanaf e bij voorrang benoemd worden.