Onderwijsinstellingen krijgen van de Rijksoverheid elk jaar 1 budget voor materiële en personele kosten: de lumpsum. Ze bepalen zelf hoe ze het besteden. Het Rijk ondersteunt de instellingen om hun financiële deskundigheid te vergroten. Zo kunnen zij het geld zo optimaal mogelijk voor het onderwijs inzetten. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op hun financiële beleid van de instellingen.
Besturen in het primair onderwijs krijgen straks een vast basisbedrag per school en per leerling. Ook wordt de volledige bekostiging op kalenderjaarbasis vastgesteld en uitgekeerd. Deze maatregelen stellen besturen en schoolleiders in staat betere meerjarige financiële planningen te maken. Dit schrijft minister Slob op 19 december in een brief aan de Tweede Kamer. Minister Slob van OCW gaat de wet aanpassen zodat de bekostiging in het primair onderwijs eenvoudiger wordt. Momenteel is de...
Het inzicht in de inkomsten en uitgaven van onderwijsinstellingen voor zowel de overheid als het onderwijsveld is beperkt. Dat ligt aan de complexiteit van de bekostiging en aan de verantwoording van de bestedingen. Dat kan beter, aldus de Onderwijsraad op 4 juli in het advies 'Inzicht in en verantwoording van onderwijsgelden'. AVS-voorzitter Petra van Haren vindt het advies van belang omdat juist ook schoolleiders vaak geen inzicht hebben in de budgetten die er voor hun school...
Minister Slob van Onderwijs heeft de Eerste Regeling bekostiging personeel PO 2018–2019 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2018–2019 gepubliceerd. Volgens de minister zijn er geen inhoudelijke wijzigingen in deze regeling voor schooljaar 2018–2019 ten opzichte van de regeling voor het voorgaande schooljaar. In hoofdstuk 6 is een algemeen artikel ingevoegd waarin de Algemene termijnenwet van toepassing is verklaard op deze regeling en is geregeld...
Het bedrag/de middelen voor Administratie, Beheer en Bestuur (ABB-middelen) worden gebruikt voor bestuur (salaris), administratiekosten (bijvoorbeeld accountantskosten, salarisadministratie) en beheer (zoals onderhoud). Deze middelen worden ook besteed aan ondersteuning door een ondersteunings- of stafbureau en overige bovenschoolse zaken.
In 2016 was dat bedrag:
-per school
€ 3.515,67 voor administratie
€ 521 voor beheer
€ 1.941,27 voor bestuur
-per leerling
€ 20,55 voor administratie
€ 3,62 voor beheer
€ 20,73 voor bestuur
Opgeteld kreeg een school in 2016 totaal € 5.908,15 en € 42,90 per leerling. In 2017 is het bedrag verhoogd met 0,2 procent, in 2018 met 0,21 procent.
Om als schoolleider inzicht te krijgen in de middelen en kosten voor het bestuur en andere bovenschoolse kosten, neem je het bedrag € 5.908,15 maal het aantal scholen ressorterend onder het bestuur. Plus het totaal aantal leerlingen bij de stichting maal € 42,90.
In de jaarrekening van 2016 van de stichting vind je de salariskosten voor het bestuur en de kosten voor de Raad van Toezicht (RvT). Sinds 2015 is een richtlijn opgenomen die de maximum betaling vaststelt voor een voorzitter van de RvT. Deze bedraagt maximaal 15 procent van het brutosalaris van de bestuurder. RvT-leden krijgen maximaal 10 procent van het brutosalaris van de bestuurder.
Het salaris voor bestuurders is bepaald in de CAO Bestuurders 2016 of in de CAO PO 2016–2017. Het hoogste salaris vanuit de CAO PO 2016 2017 is schaal DE 18: € 6.076 of schaal OOP 16: € 7.377. In de CAO Bestuurders 2016 is het hoogste bedrag B 6: € 131.301 / € 9.573 per maand. Het salaris wordt bepaald aan de hand van de complexiteit van de organisatie (leerlingenaantal, schoolsoorten, et cetera).
In de CAO Bestuurders PO 2016 is bepaald de salarisontwikkeling te volgen van werknemers die vallen onder de CAO PO 2016-2017.