Uitgelicht Blog
Niet meer van hetzelfde
Even vooraf gesteld: met deze kwaliteitscolumn pretendeer ik niet de oplossing te hebben. Maar misschien zet het aan tot denken. Of versterkt het al een...
Even vooraf gesteld: met deze kwaliteitscolumn pretendeer ik niet de oplossing te hebben. Maar misschien zet het aan tot denken. Of versterkt het al een...
Onderwijs is vrijgesteld van btw. Dat geldt voor basisonderwijs tot en met hoger onderwijs, ook wanneer dat uitgevoerd wordt door een zelfstandig ondernemer.
De volgende onderwijsvormen zijn vrijgesteld:
Onder de vrijstelling vallen ook de levering van goederen en diensten die onmisbaar zijn voor het verzorgen van vrijgesteld onderwijs. Bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van schoolboeken aan leerlingen door onderwijsinstellingen die vrijgesteld onderwijs verzorgen.
De volgende diensten zijn belast:
Maar u mag ervoor kiezen deze cursussen vrijgesteld te leveren. Er bestaat dan geen recht op aftrek van voorbelasting.
Bij remedial teaching geldt als voorwaarde dat alleen de stof wordt gerepeteerd die op school is behandeld. In alle andere gevallen kan een zelfstandig ondernemer niet kiezen voor de vrijstelling en is remedial teaching dus belast.
Als onderwijsinstellingen in samenwerking onderwijs aanbieden en voor dat onderwijs aan elkaar ondersteunende diensten leveren (bijvoorbeeld ict-ondersteuning), dan kunnen deze diensten onder de onderwijsvrijstelling vallen. Voorwaarde is dat alle werkzaamheden (onderwijs én ondersteunende diensten) zijn aan te merken als 1 ondeelbare, vrijgestelde onderwijsprestatie. De gezamenlijke onderwijsprestatie moet dan onder dezelfde naam, regie en verantwoordelijkheid vallen en voor gemeenschappelijke rekening plaatsvinden. Meer informatie over de toepassing van de onderwijsvrijstelling bij samenwerkende onderwijsinstellingen is te vinden in het Besluit van 6 oktober 2016, nr. BLKB/2016/306.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn aangewezen als sociaal-culturele instelling. Vrijgesteld zijn de werkzaamheden die zij verrichten aan scholen en die voortvloeien uit het ondersteuningsplan.
Voor het uitlenen van personeel kan onder bepaalde voorwaarden de vrijstelling toegepast worden. De voorwaarden hiervoor kunnen bij het belastingkantoor worden opgevraagd.
Uitzendbureaus die personeel uitzenden, moeten altijd 21% btw berekenen over deze diensten.
Zie ook: actuele informatie over de btw-vrijstelling
De Belastingdienst biedt deze mogelijkheid onder de benaming `cafetariaregeling´. Hierin wordt onderscheid gemaakt in afspraken uit de cao zelf en afspraken op bestuursniveau. Als afspraken in de cao worden gemaakt, dan kan iedereen van de regeling gebruik maken die onder de cao valt. Voorbeelden hiervan zijn de fietsvergoeding en vakbondscontributie.
Als op dit punt geen centrale afspraken zijn gemaakt, dan kan het bestuur zelfstandig afspraken maken met de Belastingdienst. Het bestuur moet dan de vastgestelde regeling ter beoordeling aan de Belastingdienst opsturen. Hierbij geldt dat deelname aan de regeling openstaat voor ten minste driekwart van de personeelsleden. Verder dienen de personeelsleden één keer per jaar de gelegenheid te hebben om de samenstelling van de beloning te wijzigen. De Belastingdienst keurt de regeling goed of af, maar doet geen uitspraak over de regeling als deze bepalingen bevat die in strijd zijn met wettelijke bepalingen waarvan niet afgeweken mag worden. Bijvoorbeeld uit de Wet op het minimumloon of het Burgerlijk Wetboek. Het doel van de cafetariaregeling is tweeledig:
Een nadeel kan zijn dat uitkeringen en verstrekkingen, waarvan de hoogte wordt bepaald door het loon in geld, lager worden. Bijvoorbeeld bij de pensioengrondslag, vakantiegeld en doorbetaald loon bij ziekte. Ter illustratie een voorbeeld: een personeelslid heeft recht op een dertiende maand in december. Hij (of zij) krijgt een reiskostenvergoeding van EUR 0,12 per kilometer voor woning-werkverkeer. Hij reist op jaarbasis 4.000 kilometer tussen woning en werk. De fiscale toegestane vergoeding is 4.000 x EUR 0,19 = EUR 760, maar hij krijgt van het bevoegd gezag een vergoeding van slechts EUR 480. Het verschil, EUR 280, wil de betrokkene als aanvullende vergoeding voor het woning-werkverkeer. Dan dient een schriftelijke verklaring ten grondslag te liggen aan het feit dat hij voor genoemd bedrag (dus gedeeltelijk) afziet van de dertiende maand. Het bedrag wordt dus verrekend met de dertiende maand. De aanvullende vergoeding is vrijgesteld.
De volgende bepalingen in de CAO PO 2021 en de CAO VO 2021 zijn hierover opgenomen:
CAO PO 2021, artikel 7.3, lid 2: De werkgever maakt bij het verstrekken van een vergoeding voor verplaatsingskosten gebruik van de salderingsregelingen zoals opgenomen in de geldende fiscale regelgeving.
CAO VO 2021, Bijlage 3, onder G, toelichting: Indien de werknemer gelijktijdig gebruik wil maken van de salderingsregeling dan zal op aanvraag een feitelijk overzicht van de gemaakte kilometers moeten worden overlegd.
Let op: de regels met betrekking tot de reiskostenvergoeding zijn door de Belastingdienst in verband met corona aangepast.