Lees ook

  • Ouderschapsverlof

    Nieuwe regeling ouderschapsverlof op 2 augustus

    De regels voor ouderschapsverlof gaan veranderen, omdat de algemene wetgeving hierover is veranderd. Op aanbrengen van de AVS wordt er op dit moment aan de cao-tafel nader overleg gevoerd over hoe een mogelijke overgangsregeling eruit gaat zien. Zodra wij daarover iets te melden hebben, komen we bij je terug met alle informatie. De voorgestelde nieuwe cao-tekst luidt als volgt: Betaald ouderschapsverlof Op 2 augustus 2022 treedt de Wet betaald ouderschapsverlof in werking. Deze wet...

  • Overzicht verlofvormen CAO PO 2021

    In de CAO PO 2021 komen diverse verlofvormen voor. De AVS heeft een overzicht gemaakt Ter handreiking heeft de AVS op grond van de CAO PO 2021, versie april 2022, een overzicht van de verlofvormen samengesteld. In dit overzicht wordt aangegeven welke contractvormen in welke situatie mogelijk...

  • Ziekteverzuim: aan de slag met de Subsidie Lerend Werken

    De Subsidie Lerend Werken (SLW) is bedoeld voor schoolleiders (directeuren en adjunct-directeuren) die in dienst zijn bij een bestuur in het primair onderwijs en die (beter) aan de slag willen met ziekteverzuim. Ook als je bestuur eigenrisicodrager is voor de vervangingskosten, kun je gebruikmaken van deze regeling. Wat doe je als het ziekteverzuimcijfer maar niet naar beneden gaat? Hoe zorg je als schoolleider ervoor dat medewerkers op een gezonde manier en met plezier kunnen (blijven)...

Al het nieuws over verlof

Veelgestelde vragen: Vragen

  • In de CAO PO 2021 komen diverse verlofvormen voor. De AVS heeft een overzicht gemaakt

    Ter handreiking heeft de AVS op grond van de CAO PO 2021 het overzicht van de verlofvormen geactualiseerd. In dit overzicht wordt aangegeven welke contractvormen in welke situatie mogelijk zijn.

    Download

  • Hoe is het verlof geregeld bij een miskraam?

    Als een werknemer na 24 weken een miskraam krijgt, dan heeft zij recht op totaal 16 weken betaald verlof.
    Net als bij een goed doorlopen zwangerschap, vraagt de werkgever dan een uitkering aan bij het UWV en betaalt hij het salaris aan de werknemer door.

  • Hoe wordt de begin- en einddatum van het zwangerschaps- en bevallingsverlof berekend?

    Zwangerschapsverlof en bevallingsverlof duren samen minstens 16 weken. Daarvan vallen in ieder geval 10 weken ná de bevalling, vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke bevallingsdatum korter duurde dan 6 weken. Het moment waarop het zwangerschapverlof ingaat, bepaalt de werknemer in overleg met de werkgever. Die datum ligt in ieder geval tussen 4 en 6 weken tot en met de vermoedelijke bevallingsdatum.

    Bij ziekte kan het zwangerschapsverlof eerder van start gaan dan gepland. Als een werknemer tot 4 weken tot en met de vermoedelijke bevallingsdatum wilt doorwerken, maar zij wordt ziek in de 2 weken voordat het verlof zou ingaan, dan gaat het verlof in vanaf het moment van ziek zijn. De oorzaak van de ziekte speelt hierbij geen rol. Is de werknemer langer dan 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum ziek geworden, dan gaat het zwangerschapsverlof altijd 6 weken voor deze datum in. Het bevallingsverlof blijft 10 weken na de daadwerkelijke bevalling.

    Bij twee- of meerlingen geldt een periode van 10 weken zwangerschapsverlof. Het verlof moet uiterlijk 8 weken voordat de werknemer is uitgerekend met verlof. Het totale verlof is 20 weken.

    Op de website van de rijksoverheid is over het zwangerschaps- en bevallingsverlof meer informatie te vinden.

  • Wanneer ken ik buitengewoon verlof toe?

    Je hebt verschillende soorten buitengewoon verlof. Zo is er het imperatief verlof (artikel 8.6 CAO PO 2019 – 2020). Dat kun je in bepaalde omstandigheden verlenen. Bijvoorbeeld bij ziekteverlof van ouder of kind, huwelijk en overlijden. In het verleden konden deze kosten bij het ministerie van Onderwijs gedeclareerd worden, vervolgens is het bedrag overgeheveld naar de lumpsumbekostiging en dus beschikbaar voor het bestuur. Voor de volledigheid: er is een periode sprake geweest van dubbele bekostiging doordat het Vervangingsfonds ook een deel van de bekostiging op declaratiebasis voor zijn rekening nam.

    Bij zorgverlof (artikel 8.6, lid 1 onder i) geldt dat bij ziekte van kind of ouder een maximum verbonden is in een periode van 12 maanden keer 2 maal de werktijdfactor per week. Dat is dus gekoppeld aan de werktijdfactor. De maximale duur bij bijvoorbeeld de werktijdfactor 0,6 = 2 keer 0,6 = 1,2 week. De 12 maandentermijn begint te lopen bij de eerste keer afwezigheid. In de CAO PO 2021 wordt bij het bepalen van het verlof naar de Wet arbeid en zorg verwezen.

    Artikel 8.6, lid 3, biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden verlof met behoud van bezoldiging te verlenen. Uitgangspunt is dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap eveneens verlof dient te verlenen in andere situaties waar de werknemer (buitenwettelijke) verplichtingen moet nakomen die slechts in werktijd kunnen worden vervuld. Gedacht dient dan te worden aan het ophalen van documenten of het bezichtigen van een woning. Kenmerk van dit verlof is dat het altijd om situaties gaat, waarin de werknemer slechts een deel van de werkdag verzuimt.

    Voor calamiteitenverlof is artikel 8.7 van toepassing. Dit verlof gaat in als zich in de leefsituatie van de werknemer omstandigheden voordoen, die hem in redelijkheid verhinderen de verplichtingen voortvloeiend uit zijn dienstverband na te komen. Als voorbeeld kan genoemd worden het huwelijk of promotie van een goede vriend(in). Ook hier geldt de periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week in hele dagen al dan niet aaneensluitend verlof met behoud van salaris.

    Dan is er nog het langdurig zorgverlof bij ernstige ziekte. Dit verlof is geregeld in artikel 8.8 en wordt in bijzondere omstandigheden verleend zonder behoud van bezoldiging. Dit verlof wordt verleend maximaal zes keer de arbeidsduur per week in een periode van 12 maanden en geldt voor de verzorging van een persoon die levensbedreigend ziek is, of voor de noodzakelijke verzorging van een persoon die ziek of hulpbehoevend is.

    Tot slot is er nog facultatief verlof en verlof voor politieke ambtsdragers. Bij facultatief verlof betreft het een zogenoemde kan-bepaling, dat wil zeggen dat de werkgever niet verplicht is om het verlof te verlenen (artikel 8.9 tot en met artikel 8.11). Het verlof voor politieke ambtsdragers wordt zonder behoud van bezoldiging verleend (artikel 8.13).

    Interessant?
    Dit artikel stond in KADER , het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden exclusief ontvangen. Wil jij ook KADER op de deurmat hebben? Word ook lid of abonnee, ontvang voortaan een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.

    Neem contact op met de AVS Helpdesk
    De telefonische helpdesk van de AVS is er voor alle professionele vragen die je in je dagelijkse werk tegenkomt. Je krijgt direct een deskundige medewerker aan de lijn die je vraag beantwoordt of ervoor zorgt dat je binnen één werkdag teruggebeld wordt. Deze adviesdienst is voor leden gratis.

    Vermeld altijd je lidmaatschapsnummer als je contact opneemt met de Helpdesk

    030-2361010 of stuur een e-mail naar helpdesk@avs.nl

    Meer informatie over de AVS Helpdesk en openingstijden

  • Hoe zit het met het vakantieverlof bij ziekte?

    In artikel 8.1, lid 2, CAO PO 2019 – 2020, is de opbouw van het vakantieverlof geregeld. De opbouw van vakantie tijdens ziekte wijkt niet af van de gewone opbouw. Als de werknemer vakantie kan genieten tijdens ziekte, dan moet hij dat melden en geldt de vakantieperiode ook echt als opgenomen vakantie. Bij onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel met les- en/of behandeltaken wordt gevraagd het vakantieverlof zoveel mogelijk op te nemen in de schoolvakanties. Ziekte kan dat belemmeren. Heeft de zieke werknemer 160 uur of meer vakantie opgenomen, dan heeft hij het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 BW genoten. Is de werknemer een heel jaar ziek, dan komen de niet genoten vakantiedagen te vervallen met uitzondering van de wettelijke uren. Zijn er in de ziekteperiode verlofuren opgenomen, dan vindt een verrekening plaats met deze wettelijke uren. Was de werknemer een deel van het jaar ziek, dan geldt dit naar rato. Opbouw van het vakantieverlof is volgens de CAO PO 2019 – 2020 van 1 oktober tot 1 oktober. Hier kan met instemming van de P(G)MR van afgeweken worden door een andere periode te kiezen. Bij onderbreking van het ziekteverlof korter dan vier weken geldt dat het ziekteverlof dan doorloopt. Voor onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken geldt de opbouw per kalenderjaar (artikel 1.1 onder de definitie Jaar). In artikel 8.3 is het verlof verder geregeld en hier komen de leeftijdsuren nog bij.

    Rekenvoorbeeld 1
    Een medewerker onderwijsgevend personeel heeft al de vakanties genoten in schooljaar 2020/2021 (herfst 40 – kerst 80 – voorjaar 40 = 160 uur) en wordt ziek in mei 2021. Deze medewerker is ziek in de meivakantie en drie weken in de zomervakantie. De overige drie weken wordt nog vakantieverlof (120 uur) opgenomen. De wettelijke vakantieverlofuren (160 uur) zijn al genoten, waardoor er geen verlof overblijft om later op te nemen.

    Rekenvoorbeeld 2
    Een medewerker onderwijsgevend personeel is ziek vanaf november 2020 tot en met de start van het nieuwe schooljaar 2021 – 2022. Deze medewerker heeft 40 uur verlof genoten in de herfstvakantie. Deze medewerker heeft in het schooljaar 2021 – 2022 nog een recht van 120 uur vakantieverlof (160 – 40 uur). Het is van belang om de inzet van verlofuren en afwezigheid door ziekte in relatie met elkaar jaarlijks te bezien voor de afspraken over de inzet in een volgend (school)jaar.

    Rekenvoorbeeld 3
    Een medewerker onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken is in oktober 2020 ziek geworden en heeft zich in februari 2021 weer hersteld gemeld. Hij heeft in 2020 een week kerst, voorjaar, twee weken mei en de zomervakantie opgenomen (40 + 40 + 80 + 240 uur). Hierdoor komt hij boven de wettelijke vakantie-uren (160 uur) en neemt hierdoor geen vakantie-uren mee naar 2021. In 2021 geldt zijn normale opbouw.

  • Waar is het zwangerschaps- en bevallingsverlof geregeld?

    In de Regeling Ziekte en arbeidsongeschiktheid primair onderwijs (ZAPO), Bijlage XVI CAO PO 2019 – 2020 staat hierover het volgende:

    Artikel 8. Zwangerschaps- en bevallingsverlof

    1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof. De bepalingen in hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg zijn van toepassing.

    2. Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid, heeft de vrouwelijke werknemer aanspraak op haar volle bezoldiging.

    3. Indien aan de vrouwelijke werknemer een uitkering op grond van Hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Wet arbeid en zorg is toegekend, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag, waarop zij ingevolge het tweede lid recht heeft.

    4. Indien de vrouwelijke werknemer recht heeft op een uitkering als bedoeld in het derde lid, maar deze uitkering als gevolg van het achterwege laten van een aanvraag daartoe door de vrouwelijke werknemer niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing van het derde lid geacht toch te zijn genoten.

    5. De werknemer doet ten minste vier weken voor de dag waarop de bevalling over zes weken is te verwachten aan de werkgever mededeling van de datum van ingang van het zwangerschapsverlof.

    Voorts staat in artikel 3.1 van de Wet arbeid en zorg  het volgende:

    1.  De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

    2.  Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, of vanaf tien weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, zoals aangegeven in een aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling of uiterlijk acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft.

    3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen of, indien het een zwangerschap van meer dan een kind betreft, minder dan tien weken heeft bedragen.

    4. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de vrouwelijke werknemer op grond van artikel 29a, tweede lid, van de Ziektewet ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft genoten.

    5. Als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, wordt het bevallingsverlof verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. De in de eerste zin bedoelde verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd.

    6. In afwijking van het derde lid kan de vrouwelijke werknemer de werkgever verzoeken het bevallingsverlof op te delen na 6 weken waarop het recht op dat verlof is ingegaan. De vrouwelijke werknemer kan dit deel van het verlof opnemen gedurende het tijdvak van 30 weken, welk tijdvak aanvangt de dag nadat het bevallingsverlof is opgedeeld. Het verzoek wordt gedaan uiterlijk drie weken nadat het verlof is ingegaan.

    7. De omvang van het bevallingsverlof dat is opgedeeld en dat later wordt opgenomen is gelijk aan de arbeidsduur per week ten tijde van het bevallingsverlof dat volgt na de werkelijke datum van de bevalling.

    8. De werkgever stemt uiterlijk twee weken nadat het verzoek, bedoeld in het zesde lid, is gedaan in met het verzoek, tenzij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet.

    9. Ingeval van toepassing van het vijfde lid, ziet het verzoek, bedoeld in het zesde lid, op de periode na afloop van de verlenging, bedoeld in het vijfde lid.

    De meldingsplicht staat in het eerste lid van artikel 3.3, Wet arbeid en zorg.

    1. De vrouwelijke werknemer meldt aan de werkgever:

    a. de dag met ingang waarvan zij het zwangerschapsverlof opneemt uiterlijk drie weken voor die dag;

    b. haar bevalling uiterlijk op de tweede dag volgend op die van de bevalling.

    2. De werknemer die op grond van artikel 3:1 of 3:1a verlof geniet meldt de werkgever de dag waarop het kind vanwege zijn medische toestand tijdens het voornoemde verlof in het ziekenhuis is opgenomen alsmede wanneer de opname is beëindigd. Uiterlijk op de laatste dag van het in de eerste zin bedoelde verlof geeft het ziekenhuis op verzoek van de werknemer een verklaring af, waarin de gehele duur van de opname van het kind in het ziekenhuis tijdens het verlof staat vermeld. De werknemer verstrekt deze verklaring onverwijld aan de werkgever.

    3. De werknemer meldt aan de werkgever het opnemen van het verlof in verband met adoptie zo mogelijk uiterlijk drie weken voor de dag van ingang van het verlof onder opgave van de omvang van het verlof. Bij de melding worden documenten gevoegd waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.

  • Hoe is de opbouw van het vakantieverlof geregeld?

    In de CAO PO 2014 – 2015  is per 1 augustus 2015 is een wijziging aangebracht als het gaat om het vakantieverlof: de werknemer heeft recht op 428 uur vakantieverlof, inclusief de algemeen erkende feestdagen (deeltijder naar rato).
    Er wordt onderscheid gemaakt tussen onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel met les- en/of behandeltaken en onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken.

    Onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteuend personeel met les- en/of behandeltaken:
    De opbouw van het vakantieverlof voor onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel vindt plaats van 1 oktober tot en met 30 september. Hiervan mag met instemming van de personeelsgeleding van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad afgeweken worden. De schoolvakanties en vrije dagen vallen allemaal binnen 1 oktober – 1 oktober. Het verlof bestaat uit wettelijke vakantieverlof van vier keer de wekelijkse arbeidsduur (160 uur). De overige uren zijn bovenwettelijk vakantieverlof *.
    Het verlof wordt in de schoolvakanties verleend.

    Onderwijsondersteunend personeel zonder les- en/of behandeltaken:
    De vakantie-uren voor onderwijsondersteunend personeel zonder lesgebonden en/of behandeltaken wordt opgebouwd in een kalenderjaar**. Het verlof wordt bij voorkeur in de schoolvakantie verleend.
    Als er meer uren verlof zijn om in schoolvakanties op te nemen, dan wordt het restant van de verlofuren in overleg op andere momenten opgenomen. Dit kan voorkomen als er nog vakantieverlof resteert uit het vorige jaar.

    * Zie CAO PO 2019 -2020, artikel 8.1
    ** Zie CAO PO 2019 – 2020, artikel 1.1 onder Jaar en artikel 8.3

  • Hoe zit het met het ouderschapsverlof in relatie tot aanwezigheid bij een studiedag?

    De AVS Helpdesk krijgt geregeld de vraag voorgelegd of een werknemer aanwezig moet zijn voor een studiedag terwijl de werknemer op die dag ouderschapsverlof geniet. Op grond van het bepaalde in artikel 2.3 CAO PO 2019–2020 worden voor de zomervakantie per werknemer afspraken gemaakt over het jaarrooster voor het komende schooljaar: “2. De werkgever bespreekt met elke werknemer voor de zomervakantie de inzet van de werknemer in het volgende schooljaar. De werkzaamheden en werkdagen van de werknemer in het volgende schooljaar worden vastgesteld.”

    Afspraken voor het huidige schooljaar moeten zijn vastgelegd in het jaarrooster. Als op de geplande studiedag de werknemer met ‘ouderschapsverlof’ staat ingeroosterd – omdat het verlof al eerder is goedgekeurd en er verder geen afspraken zijn gemaakt dan dat het jaarrooster was opgesteld – dan kan de werknemer niet verplicht worden aanwezig te zijn. Op grond van het vijfde lid is alleen op overeenstemming gericht overleg mogelijk om een wijziging aan te brengen. Dit overleg is gericht op overeenstemming tussen werkgever en werknemer.

    Is de studiedag in het jaarrooster ingepland en is deze dag van het ouderschapsverlof in een later stadium in het jaar aangevraagd, dan moeten werkgever en werknemer bij toekenning van het verlof rekening houden met de geplande studiedag en kan de werkgever eisen dat de werknemer aanwezig is. Is het ouderschapsverlof al eerder gepland dan de studiedag(en) in het jaarrooster, dan kan het alleen in onderling overleg en is de werknemer niet verplicht om deel te nemen aan de studiedag.

    Neem contact op met de AVS Helpdesk
    De telefonische helpdesk van de AVS is er voor alle professionele vragen die je in je dagelijkse werk tegenkomt. Je krijgt direct een deskundige medewerker aan de lijn die je vraag beantwoordt of ervoor zorgt dat je binnen één werkdag teruggebeld wordt. Deze adviesdienst is voor leden gratis.

    Vermeld altijd je lidmaatschapsnummer als je contact opneemt met de Helpdesk

    030-2361010 of stuur een e-mail naar helpdesk@avs.nl

    Meer informatie over de AVS Helpdesk en openingstijden

    Interessant?
    Dit artikel stond in KADER , het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden exclusief ontvangen. Wil jij ook KADER op de deurmat hebben? Word ook lid of abonnee, ontvang voortaan een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.

  • Hoe zit het met de graden in de familiebanden?

    Graden van de familiebanden zijn van toepassing bij het bepalen van verlofdagen buitengewoon verlof, artikel 8.6 lid 1 CAO PO 2019 – 2020.
    Er is onderscheid tussen bloedverwantschap en aanverwantschap.

    Bloedverwantschap ontstaat door:

    • geboorte;
    • afstamming van dezelfde voorvader;
    • erkenning;
    • gerechtelijke vaststelling van het vaderschap;
    • adoptie.
    Eerste graadTweede graadDerde graadVierde graad
    (adoptie)oudersGrootoudersOvergrootoudersbetovergrootouders
    (adoptie)kinderenKleinkinderenAchterkleinkinderen 
     Broers en zustersNeven en nichten (kinderen van broers of zussen) 
      Ooms en tantes (broers of zussen van de ouders) 

    Aanverwantschap ontstaat door een huwelijk of geregistreerd partnerschap.
    Aanverwantschap vervalt niet na een scheiding of het beëindigen van een geregistreerd partnerschap.

    Er ontstaat geen aanverwantschap door het sluiten van een samenlevingscontract.

    Eerste graadTweede graadDerde graadVierde graad
    (adoptie)ouders partnerGrootouders partnerOvergrootouders partnerBetovergrootouders partners
    (adoptie)kinderen partnerKleinkinderen partnerAchterkleinkinderen partnerAchterneven en achternichten (kleinkinderen van broers of zussen) partner
    Partner (adoptie)kinderen (schoonzoon of schoondochter)Broers en zusters partnerNeven en nichten partner(kinderen van broers of zussen)Neven en nichten (kinderen van broers of zussen) partner
      Ooms en tantes partners (broers of zussen van de ouders)Oudooms en oudtantes (oom of tante van ouders) partner
  • Hoe is de verlofopbouw bij ouderschapsverlof geregeld?

    Medewerkers bouwen vakantieverlof op over de uren dat zij loon ontvangen, zie artikel 7:634 lid 2 Burgerlijk Wetboek.

    Over de uren betaald ouderschapsverlof wordt dus vakantieverlof opgebouwd. Over uren onbetaald ouderschapsverlof niet;

    Ouderschapsverlof kan niet samenvallen met vakantieverlof, zie artikel 6:7 Wet arbeid en zorg;

    Het schoolbestuur moet dus kiezen wat zij doet tijdens vakanties. Ofwel er wordt volledig vakantieverlof genoten en het ouderschapsverlof wordt doorgeschoven, of het ouderschapsverlof loopt tijdens de vakantie door, maar dan wordt er voor die dag geen vakantieverlof afschreven. De niet genoten uren vakantieverlof mogen later nog worden opgenomen;

    Het later opnemen van vakantieverlof gebeurt volgens de standaardregel uit de CAO PO, artikel 8.1 lid 2. Vakantieverlof wordt opgenomen tijdens de schoolvakanties, tenzij het niet anders kan.

  • Hoe is het (aanvullend) geboorteverlof in de CAO PO 2019-2020 geregeld?

    Het geboorteverlof valt in drie delen uiteen. Allereerst heeft de partner verlof bij de bevalling van de echtgenote.

    Na de bevalling van de echtgenote heeft de partner recht op bevallingsverlof
    voor eenmaal de arbeidsduur per week gedurende een tijdvak van vier weken, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling.
    Voorbeeld: echtgenote bevalt op 1 juni 2020. De werktijdfactor van de partner is 0,8. Dat komt overeen met 32 uur. Deze 32 uur kan hij/zij in een periode van vier weken na 1 juni 2020 als verlof opnemen.
    Per 1 juli 2020 heeft de partner bovendien recht op aanvullend verlof, nadat hij/zij het ‘standaard’ geboorteverlof tijdens/na de bevalling heeft opgenomen. Het aanvullend geboorteverlof bedraagt ten hoogste vijf gehele weken, gebaseerd op de arbeidsduur per week. Het dient opgenomen te worden binnen zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling. Partners hebben recht op aanvullend geboorteverlof als het kind op of ná 1 juli 2020 geboren wordt. Als zij hiervan gebruik willen maken, moeten zij dit minimaal vier weken van tevoren schriftelijk bij de werkgever kenbaar maken.
    In alle gevallen geldt dat het salaris voor 100 procent wordt doorbetaald.

  • Hoe kan het vakantieverlof berekend en opgenomen worden?

    In de CAO PO 2019 – 2020 is bepaald, dat de vakantieopbouw plaatsvindt in de periode van 1 oktober tot 1 oktober.

    Het is voor de werkgever mogelijk om voor een andere periode voor de opbouw te kiezen, bijvoorbeeld van 1 augustus tot 1 augustus. Hiervoor is de instemming nodig van de P(G)MR.

    Het verlof wordt in de schoolvakantie verleend. Als een werknemer meer uren verlof heeft dan nodig is om alle schoolvakanties verlof te nemen, dan wordt het restant van de verlofuren in overleg op andere momenten opgenomen.

    Als een werknemer een verlofdag opneemt, wordt de omvang van deze verlofdag bepaald op basis van het aantal ingeroosterde uren voor die dag.
    De werkgever dient bij opname van vakantie-uren altijd eerst de wettelijke vakantie-uren van het saldo af te schrijven.
    Het verlof bestaat uit wettelijk vakantieverlof van vier maal de wekelijkse arbeidsduur. De resterende uren zijn bovenwettelijk vakantieverlof. De werknemer bouwt per maand een/twaalfde van de wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren op.
    Indien de werknemer in een jaar 160 uren vakantieverlof heeft genoten, wordt hij geacht het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 lid 1 BW in dat jaar te hebben genoten. Als er gedurende dat jaar sprake is van samenloop van vakantieverlof en ziekteverlof komen de niet genoten vakantiedagen te vervallen.

    Indien de werknemer in een jaar door ziekte minder dan 160 uren vakantieverlof heeft genoten, heeft hij recht op (het restant van) het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 lid 1 BW.

    De werknemer die een deel van het jaar in dienst is bij de werkgever, heeft recht op een evenredig deel van de 428 vakantie-uren.

    Voor deeltijders gelden de bepalingen in dit artikel naar rato van de omvang van hun dienstverband.

  • Welke dagen vallen onder de erkende feestdagen?

    In de CAO PO 2019 – 2020 is bepaald dat het aantal uren vakantieverlof is gesteld op 428 uur, inclusief de erkende feestdagen. Onder de erkende feestdagen worden (CAO PO artikel 1.1. Algemene Termijnenwet):

    • Nieuwjaarsdag
    • Eerste en Tweede Kerstdag
    • Tweede Paasdag
    • Hemelvaartsdag
    • Tweede Pinksterdag
    • Koningsdag
    • 5 mei, nationale feestdag (eens in de vijf jaar)

    In de Algemene Termijnenwet wordt Goede Vrijdag gelijkgesteld met de algemeen erkende feestdagen. Dit betekent dat de werkgever zelf een keuze kan maken of dit al of niet een werkdag is. De schoolvakanties zijn de herfstvakantie, kerstvakantie, voorjaarsvakantie, meivakantie en de zomervakantie. De zomer-, kerst- en meivakantie zijn wettelijk voorgeschreven vakanties. De herfst- en voorjaarsvakantie zijn adviesdagen (Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schoolvakanties).

  • Is mijn ouderschapsverlof bij een nieuwe werkgever afhankelijk van de nieuwe werktijdfactor?

    Op grond van de Wet Arbeid en Zorg kan ouderschapsverlof dat nog niet is opgenomen worden meegenomen worden naar de nieuwe werkgever.

    Voor wie een kind heeft dat nog niet de leeftijd van acht jaar heeft bereikt, bestaat het recht op ouderschapsverlof. Als de werknemer overstapt naar een nieuwe werkgever en het ouderschapsverlof nog niet volledig opgenomen is, kan het resterende deel bij de nieuwe werkgever worden opgenomen. Hiervoor is wel een verklaring van de vorige werkgever noodzakelijk.

    Het restant van het ouderschapsverlof wordt berekend op basis van de nieuwe werktijdfactor.

  • Hoe zit het precies met calamiteitenverlof en kort zorgverlof?

    Calamiteitenverlof is een verlofregeling voor het geval een werknemer onmiddellijk vrij moet nemen vanwege een onvoorziene persoonlijke omstandigheid. Werknemers kunnen recht hebben op calamiteitenverlof of kort zorgverlof (ook wel kort verzuimverlof genoemd) voor spoedeisende, onvoorziene of bijzondere persoonlijke omstandigheden. Dit verlof kan van een paar uur tot een paar dagen duren, afhankelijk van de situatie. De werkgever betaalt het salaris door.

    Kort zorgverlof
    Werknemers hebben recht op zorgverlof om hun zieke kind, partner of ouder de zorg te geven die nodig is. Zorgverlof is ook mogelijk voor broers, zussen, grootouders, kleinkinderen, huisgenoten en bekenden, zoals bijvoorbeeld buren. Gedurende elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden heeft een werknemer recht op ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week met behoud van salaris (CAO PO artikel 8.7 lid i en Wet Arbeid en Zorg WAZO artikel 5.1 lid 2).

    Calamiteitenverlof
    Moet een werknemer vrij nemen om een dringend privéprobleem op te lossen, dan kan hij/zij calamiteitenverlof opnemen. Dit verlof is breder dan het zorgverlof (CAO PO artikel 8.8). Het moet gaan om zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden. Het verlof dient gemeld te worden bij de werkgever. Het salaris loopt door.

    Wanneer opnemen?
    In de volgende gevallen heeft een werknemer recht op calamiteitenof kort zorgverlof:
    • als hij* door een situatie van overmacht meteen vrij moet nemen
    • als hij een maatschappelijke verplichting alleen kan vervullen door vrij te nemen
    • als hij door bijzondere persoonlijke omstandigheden vrij moet nemen

    Voorbeelden van omstandigheden waarin een werknemer recht heeft op dit verlof:
    • als hij zijn kind van school moet halen dat opeens ziek is geworden
    • als de partner moet bevallen
    • als de waterleiding thuis is gesprongen en hij moet meteen een loodgieter regelen
    • als een direct familielid overlijdt
    • als hij alleen onder werktijd kan stemmen
    • als hij naar de dokter moet en dit alleen onder werktijd kan. Of als hij iemand uit zijn naaste omgeving naar de dokter moet begeleiden.

    Verlof melden
    Een werknemer meldt het calamiteitenverlof of kort zorgverlof zo snel mogelijk bij de werkgever. Daarbij geeft hij/zij aan hoe lang het verlof naar verwachting gaat duren. De werkgever mag een redelijk verzoek voor calamiteitenverlof of kort zorgverlof niet weigeren en achteraf pas aan de werknemer vragen om aan te tonen dat het verlof nodig was.

    *of zij

  • Hoe zit het met het vakantieverlof bij zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en ziekte?

    In de CAO PO 2016–2017 is bepaald dat iedere werknemer recht heeft op 428 uur vakantieverlof per jaar (artikel 8.1.lid 1). Voor deeltijders geldt dit naar rato van de omvang van het dienstverband. Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof en het ouderschapsverlof bouwen werknemers vakantie-uren op. De opbouw van het vakantieverlof vindt plaats van 1 oktober tot 1 oktober (artikel 8.1 lid 2a.). Het vakantieverlof dat niet gebruikt is in een jaar wordt meegenomen naar het volgende jaar.
    Als een werknemer in een jaar 160 uren vakantieverlof heeft genoten, is het wettelijk minimum bereikt. Als een werknemer door ziekte minder dan 160 uren vakantieverlof heeft gehad, heeft hij of zij recht op (het restant) van het wettelijk minimum (artikel 8.1 lid 3 en 4).

  • Wat is er veranderd bij het toekennen van ouderschapsverlof?

    Enkele bepalingen van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) zijn per 1 januari 2015 gewijzigd. Daarmee wil de regering het gebruik van verlofrechten en de mogelijkheid van aanpassing van de arbeidsduur verbeteren. In onderling overleg tussen werkgever en werknemer moet flexibeler gebruik kunnen worden gemaakt van verlofmogelijkheden en het aanpassen van arbeidstijden. Over de wijzigingen bij het bevallingsen ouderschapsverlof krijgt de AVS Helpdesk veel vragen.

    Ouderschapsverlof
    Bij de inwerkingtreding van de 40urige werkweek uit de CAO PO (uiterlijk 1 augustus 2015) zijn de bepalingen over ouderschapsverlof gewijzigd. Naast de bepalingen in de CAO PO 20142015 gelden de regels van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO). Wettelijk gezien hebben medewerkers recht op 26 maal de arbeidsduur per week aan ouderschapsverlof. Voor een fulltime medewerker komt dit neer op 26 x 40 (1.040 uur) verlof. Voor deeltijders geldt dit naar rato. De hoeveelheid betaald ouderschapsverlof (415 uur) blijft ongewijzigd. De woensdag wordt als acht uur gerekend conform de CAO PO 20142015. We denken niet meer in lesuren maar in werkuren.

    Ouders hebben een onvoorwaardelijk recht op drie dagen opname van ouderschapsverlof rond de geboorte van het kind. Daarmee krijgen zij – naast het huidige kraamverlof van twee dagen – meer mogelijkheden om rond de geboorte tijd door te brengen met hun kind. De eis dat men een jaar in dienst moet zijn bij de werkgever voor het aanvragen van ouderschapsverlof vervalt. Het is mogelijk af te wijken van de standaardverdeling (artikel 6:2, lid 4):

    • De werknemer kan ook minder uren per week verlof opnemen dan de helft van de normale werkweek. Het verlof duurt dan langer dan zes maanden. Denk hierbij aan ouders die één dag per week een papaof mamadag willen opnemen.
    • Daarnaast is het mogelijk dat de werknemer juist meer verlof wil dan de standaardverdeling aangeeft, dus meer uren per week dan de helft van de normale werkweek. Zelfs fulltime verlof is in principe mogelijk. Natuurlijk alleen als beide partijen het hierover eens zijn.
    • Werkgever en werknemer kunnen het verlof ook in twee of drie delen van tenminste een maand opsplitsen.

    De werkgever kan alle vormen buiten de standaardverdeling weigeren. Dit moet dan wel op grond van ‘zwaarwegende bedrijfsof dienstbelangen’ gemotiveerd kunnen worden.

    Compensatie vakantieverlof bij bevalling
    Als er in een schoolvakantie sprake is van zwangerschaps/ bevallingsverlof dan dient dit buiten de vakanties gecompenseerd te worden. In artikel 4:29 en 5:31 van het reglement van het Participatiefonds wordt verwezen naar het gecompenseerd vakantieverlof van maximaal drie weken. Het bestuur van het Participatiefonds heeft besloten dat het gecompenseerd vakantieverlof wordt uitgebreid. Een werkgever kan een vergoedingsverzoek indienen wanneer een tijdelijk dienstverband door eerder genoten zwangerschaps/ bevallingsverlof niet wordt voortgezet. De termijn van drie weken is vanaf 1 augustus 2015 niet langer van toepassing. Vervangers die worden ingezet voor vervanging van een werknemer die het vakantieverlof – dat is samengevallen met het zwangerschapsen bevallingsverlof – opnieuw opneemt, kunnen worden ingestroomd op grond van artikel 4:29 (bijzonder onderwijs) of 5:31 (openbaar onderwijs) van het reglement. Dit geldt voor álle schoolvakanties, niet alleen de zomervakantie. Als het einde van de vervanging leidt tot werkloosheid telt deze vervanging ook mee. Het is nu toch mogelijk vergoedingsverzoeken in te dienen voor de kosten van de WW.

  • Wat is er veranderd bij het toekennen van bevallings- en ouderschapsverlof?

    Enkele bepalingen van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) zijn per 1 januari 2015 gewijzigd. Daarmee wil de regering het gebruik van verlofrechten en de mogelijkheid van aanpassing van de arbeidsduur verbeteren. In onderling overleg tussen werkgever en werknemer moet flexibeler gebruik kunnen worden gemaakt van verlofmogelijkheden en het aanpassen van arbeidstijden. Over de wijzigingen bij het bevallings- en ouderschapsverlof krijgt de AVS Helpdesk veel vragen.

    Bevallingsverlof
    Tot 1 augustus 2015 gold artikel 8.2, lid 6 CAO PO 2014-2015. Per 1 augustus 2015 is dit artikel vervallen. Eigenlijk zou artikel 8B.1, lid 3 per deze datum in werking treden. Door de invoering van vakantieopbouw is dit artikel echter in strijd met wat in artikel 3:4 WAZO is opgenomen. Artikel 8B.1, lid 3 treedt dus niet in werking op 1 augustus 2015 maar komt ook te vervallen. Op grond van artikel 3:4 WAZO moet al het vakantieverlof dat samenvalt met zwangerschaps- en/of bevallingsverlof worden gecompenseerd.
    Dat betekent dat werknemers tot 1 augustus 2015 verlof gecompenseerd krijgen op grond van artikel 8.2, lid 6 CAO PO en na 1 augustus krijgen zij alle vakantiedagen vergoed die samenvallen met het zwangerschaps- en bevallingsverlof.
    Sinds 1 januari 2015 kan de laatste periode van het bevallingsverlof in delen worden opgenomen. Het gaat om het verlof dat overblijft na zes weken na de datum van de bevalling. Dit deel van het verlof kan gespreid worden opgenomen over een periode van maximaal dertig weken. De totale duur van het verlof verandert hierdoor niet. De uitkering en de manier van uitbetaling blijft hetzelfde. Het UWV betaalt de uitkering uit alsof het verlof in een aaneengesloten periode wordt opgenomen.
    Uiterlijk drie weken na het begin van het bevallingsverlof moet de aanvraag voor gespreid opnemen aangevraagd worden bij de werkgever. De werkgever moet binnen twee weken met een verzoek instemmen. Er mag geweigerd worden als de organisatie ernstig in de problemen komt.
    Het bevallingsverlof van moeders bij een langdurige ziekenhuisopname van haar pasgeboren kind is verlengd. Een moeder krijgt de gelegenheid om na de ziekenhuisopname haar kind tien weken thuis te verzorgen. Het huidige zwangerschaps- en bevallingsverlof van zestien weken is in die gevallen niet afdoende.
    Als een moeder overlijdt bij de geboorte of tijdens het bevallingsverlof gaat het bevallingsverlof van de moeder over naar haar partner. Op die manier is een pasgeboren kind verzekerd van de zorg van een ouder.

    Ouderschapsverlof
    Bij de inwerkingtreding van de 40-urige werkweek uit de CAO PO (uiterlijk 1 augustus 2015) zijn de bepalingen over ouderschapsverlof gewijzigd. Naast de bepalingen in de CAO PO 2014-2015 gelden de regels van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO).
    Wettelijk gezien hebben medewerkers recht op 26 maal de arbeidsduur per week aan ouderschapsverlof. Voor een fulltime medewerker komt dit neer op 26 x 40 (1.040 uur) verlof. Voor deeltijders geldt dit naar rato. De hoeveelheid betaald ouderschapsverlof (415 uur) blijft ongewijzigd. De woensdag wordt als acht uur gerekend conform de CAO PO 2014-2015. We denken niet meer in lesuren maar in werkuren.
    Ouders hebben een onvoorwaardelijk recht op drie dagen opname van ouderschapsverlof rond de geboorte van het kind. Daarmee krijgen zij – naast het huidige kraamverlof van twee dagen – meer mogelijkheden om rond de geboorte tijd door te brengen met hun kind. De eis dat men een jaar in dienst moet zijn bij de werkgever voor het aanvragen van ouderschapsverlof vervalt.
    Het is mogelijk af te wijken van de standaardverdeling (artikel 6:2, lid 4):

    • De werknemer kan ook minder uren per week verlof opnemen dan de helft van de normale werkweek. Het verlof duurt dan langer dan zes maanden. Denk hierbij aan ouders die één dag per week een papa- of mamadag willen opnemen.
    • Daarnaast is het mogelijk dat de werknemer juist meer verlof wil dan de standaardverdeling aangeeft, dus meer uren per week dan de helft van de normale werkweek. Zelfs fulltime verlof is in principe mogelijk. Natuurlijk alleen als beide partijen het hierover eens zijn.
    • Werkgever en werknemer kunnen het verlof ook in twee of drie delen van tenminste een maand opsplitsen.

    De werkgever kan alle vormen buiten de standaardverdeling weigeren. Dit moet dan wel op grond van ‘zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen’ gemotiveerd kunnen worden.

  • Hoe moet ik omgaan met de compensatie van zwangerschaps- en bevallingsverlof in de zomervakantie?

    Er blijkt onduidelijkheid te zijn over het compenseren van zwangerschaps- en bevallingsverlof tijdens de zomervakantie. Valt dit verlof (gedeeltelijk) in de zomervakantie, dan gelden de volgende regels: Voor directie, onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel met les en/of behandeltaken: voor de periode van het verlof tot een maximum van drie weken. Bijvoorbeeld: de zomervakantie loopt van 1 juli tot 15 augustus. Het verlof loopt tot 14 juli. De compensatie is tien dagen. Deze dagen worden in principe gekoppeld aan de zomervakantie, tenzij er andere afspraken worden gemaakt. Voor onderwijsondersteunend personeel zonder les en/of behandel taken geldt een volledige compensatie.

  • Hoe is het zwangerschaps- en bevallingsverlof bij vroeggeboorte geregeld?

    De Wet Arbeid en Zorg bevat geen grondslag om bij vroeggeboorte eventuele ziektedagen in mindering te brengen op de verlenging (met 6 weken) van het bevallingsverlof met 10 weken. Het volledige niet-genoten zwangerschapsverlof kan worden toegevoegd aan het bevallingsverlof, waardoor in totaal 16 weken bevallingsverlof kan worden genoten.