Omdat het ministerie van OCW, het Vervangingsfonds en AenO Fonds VO behoefte hebben aan gegevens over het niveau en de ontwikkeling van het verzuim in het primair en voortgezet onderwijs is hierover een eindrapportage verschenen over het jaar 2016.
DUO verzamelt verzuimgegevens als onderdeel van de personele gegevensleveringen. In dit rapport beschrijft DUO het niveau en de ontwikkeling van het verzuim aan de hand van vier verzuimkengetallen. Dit zijn het verzuimpercentage, de meldingsfrequentie, de gemiddelde verzuimduur en het nulverzuim.
Het verzuim wordt opgesplitst in ziekteverzuim en overig verzuim. Onder overig verzuim vallen alle andere redenen voor verzuim dan ziekteverzuim, zoals zwangerschaps- en bevallingsverlof, ouderschapsverlof, studieverlof, calamiteitenverlof en diverse vormen van kort en lang buitengewoon verlof.
Per onderwijssoort, primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs, zijn de uitkomsten bekendgemaakt. Daarbij is een splitsing gemaakt tussen onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel.
Ziekteverzuimpercentage onderwijzend personeel
Het ziekteverzuimpercentage onder het onderwijzend personeel in het primair onderwijs is van 2015 op 2016 gedaald, terwijl het in het voortgezet onderwijslicht is gestegen. Net als voorgaande jaren is het ziekteverzuimpercentage over 2016 in het speciaal onderwijs het hoogst en in het voortgezet onderwijs het laagst (respectievelijk 7 en 5,1 procent). Het verzuimpercentage voor het overig verzuim onder het onderwijzend personeel is van 2015 op 2016 zowel in het basisonderwijs als het speciaal onderwijs gedaald. Voor het voortgezet onderwijs is er net zoals in de voorgaande jaren geen overig verzuim berekend.