Leerkrachten tevreden over autonomie in de klasDe meerderheid van de leerkrachten ervaart de meeste zeggenschap binnen de muren van het klaslokaal en waardeert deze autonomie. Dit blijkt uit het eindrapport ‘De zeggenschap van leraren’. Om een beeld te krijgen van de zeggenschap die leerkrachten in hun beroep ervaren, vroeg het ministerie van OCW aan ResearchNed hiernaar onderzoek te doen.De meeste leerkrachten in zowel po, vo als mbo hebben de beslissende stem over de inhoud van de lesstof, de volgorde waarin deze behandeld wordt en de gebruikte didactiek. In het po ervaren leerkrachten daarnaast veelal ook een leidende rol als het gaat om het beleid ten aanzien van de omgang met leerlingen. Vo-leerkrachten hebben meer dan hun collega’s uit de andere sectoren een beslissende stem over de manier waarop getoetst wordt. Aan de groep die aangaf weinig tot geen zeggenschap te hebben over de voorgelegde aspecten van onderwijskundig beleid en kwaliteitsbeleid, is gevraagd welke belemmeringen zij daarbij ervaren. In het po is tijdsgebrek een belangrijke belemmering, en de mate waarin individuele leerkrachten zich aangesproken voelen deze taken op zich te nemen. In alle sectoren zijn leerkrachten tevreden over hun autonomie in de klas: onderwijsinhoudelijke aspecten waarover zij eerder al aangaven ruime professionele autonomie te ervaren. Men is minder tevreden over de zeggenschap over aanpalende taken. In een nadere analyse is de wisselwerking bekeken tussen de ervaren mate van zeggenschap, het belang dat men daaraan hecht en de tevredenheid daarover. Leerkrachten die veel belang hechten aan zeggenschap en een hoge mate van zeggenschap in de praktijk ondervinden, blijken het meest tevreden. Zij die veel belang aan zeggenschap hechten, maar in de praktijk weinig zeggenschap ervaren, zijn het minst tevreden.Niet formeel vastgelegdEen relatief grote groep leerkrachten in alle sectoren geeft aan dat ten aanzien van zowel onderwijskundig beleid als kwaliteitsbeleid hun zeggenschap niet formeel is vastgelegd. Waar dat wel in enige mate het geval is, betreft het in het po voornamelijk zaken als de omgang met leerlingen, de gevolgde didactiek en de keuze voor leermiddelen. In het vo wordt de ontwikkeling van beleid ten aanzien van toetsing en de inhoud en volgorde van de lesstof het meest genoemd. De indirecte beïnvloeding van beleid en praktijk, door de personeelsgeleding van de (G) MR is afhankelijk van organisatie en zichtbaarheid van de MR binnen de school. De MR blijkt vooral in het po ruggespraak te houden met leerkrachten bij het vaststellen van standpunten. In de andere drie sectoren is dit minder en weet een derde niet of de MR leerkrachten raadpleegt. De ministerraad heeft inmiddels op voorstel van minister Plasterk ingestemd met een wetsvoorstel dat leerkrachten in het po, vo, mbo en hbo een belangrijke stem moet geven in het ontwikkelen en vaststellen van het onderwijskundig- en kwaliteitsbeleid op school. Het voorstel impliceert dat het bevoegd gezag afspraken moet gaan maken met leerkrachten over de manier waarop hun zeggenschap wordt georganiseerd.Meer informatie:www.ocw.nl
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.