Onderzoek naar maatschappelijke participatieEen half miljoen kinderen tussen de 5 en 18 jaar is niet ‘maatschappelijk actief’: zit niet op sport, muziekles, scouting et cetera. Financiële redenen spelen hierbij een grote rol. Dit blijkt uit een recent verschenen publicatie ‘Kunnen alle kinderen meedoen?’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau.Arme kinderen (huishoudinkomen < 120 procent van sociaal minimum) participeren minder in georganiseerde vrijetijdsactiviteiten dan niet-arme kinderen: 34 procent van de arme tegenover 17 procent van de niet-arme kinderen doet nergens aan mee. Van de in totaal 2,5 miljoen kinderen tussen 5 en 18 jaar doet 20 procent (een half miljoen) nergens aan mee. Binnen de arme groep zijn het vooral de bijstandskinderen die niet maatschappelijk participeren. De geringere deelname komt vooral tot uiting bij sport en culturele activiteiten. De deelname aan activiteiten van wijk-/buurthuis/gemeente, de extra-activiteiten van de buitenschoolse opvang en de buitenschoolse activiteiten (onder andere brede school) verschilt niet tussen arme en niet-arme kinderen. Aan jeugdactiviteiten georganiseerd door kerk of moskee wordt zelfs iets vaker door arme dan door niet-arme kinderen deelgenomen en vaker door niet-westers allochtone dan autochtone kinderen. Het kabinet heeft aan gemeenten voor de jaren 2008 en 2009 jaarlijks 40 miljoen euro ter beschikking gesteld om de deelname van arme kinderen aan sport, cultuur en andere recreatieve activiteiten te bevorderen. Doel is het aantal kinderen dat om financiële redenen niet meedoet in twee jaar tijd te halveren. Om na te gaan of dit wordt gehaald, werd in 2008 deze eerste peiling (nulmeting) uitgevoerd.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.