Vooral mannelijk onderwijspersoneel geneigd tot overstap naar marktsector

Op 26 september verscheen de publicatie Wie werken er in het onderwijs? Op zoek naar het `eigene´ van de onderwijsprofessional van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het onderzoek concludeert dat het gebrek aan carrièreperspectieven in het onderwijs de aantrekkingskracht van de marktsector vergroot, en dat vooral mannen geneigd zijn om over te stappen.

De uitstroom van vooral mannelijke voltijdwerkers kan onvoldoende gecompenseerd worden door de instroom van vooral vrouwelijke deeltijdwerkers. De feminisering leidt zo tot een vergroting van het tekort. Als de beloning in het onderwijs achter blijft lopen bij andere sectoren zal dat de aantrekkingskracht van het onderwijs niet bevorderen en de status van het leraarschap niet verhogen, voorspelt het SCP. De samenstelling van het lerarenbestand zal nog eenzijdiger worden (meer vrouwen en deeltijders) en de mogelijkheden om van scholen moderne arbeidsorganisaties te maken (met professionals die zich in werktijd verder ontwikkelen) kleiner.

Marktconform
De salarissen in het onderwijs zijn al jaren niet meer marktconform. Uit het eerder verschenen (augustus 2006) onderzoek `Beloningsverschillen tussen de marktsector en collectieve sector in 2004´ in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat de salarissen in het primair onderwijs 10 procent lager liggen ten opzichte van vergelijkbare werknemers in de marktsector. Voor jonge starters op de arbeidsmarkt is het onderwijs naar verhouding nog aantrekkelijk vanwege het goede aanvangsalaris en de mogelijkheden om het werk en de zorg voor kinderen te combineren. Op de langere termijn zijn de doorgroei- en carrièremogelijkheden echter beperkt (alleen managementtaken). Voor onderwijsgevenden die in het onderwijs zelf hogerop willen, zijn er geen groeimogelijkheden.

Personeelstekort
Aanleiding voor het onderzoek is het dreigende tekort aan onderwijspersoneel, het beleid om een open onderwijsarbeidsmarkt te creëren, en de behoefte meer zicht te krijgen op de persoonlijke beweegredenen en maatschappelijke oriëntaties van onderwijsprofessionals. Het onderzoek gaat in op de omvang en samenstelling van de beroepsgroep, hun motivatie voor de keuze van het vak, alsook op hun maatschappelijke opvattingen. Een vergelijking met professionals in andere sectoren brengt het `eigene´ van de onderwijsprofessional in beeld. Enkele andere uitkomsten:

o De onderwijssector is omvangrijk vergeleken met andere sectoren en bijzonder qua samenstelling: onderwijspersoneel is hoog opgeleid en telt naar verhouding veel vrouwen, 50-plussers en deeltijdwerkers. In het primair onderwijs werken overwegend hbo´ers.

o De inhoud van het werk, de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid zijn voor de onderwijsprofessionals belangrijke motieven om voor het werk te kiezen (intrinsiek gemotiveerd). Men kiest echter ook voor het onderwijs vanuit de betrokkenheid bij leerlingen en de wens om kennis en interesse voor het vak over te dragen. Minder belangrijk zijn loopbaanmogelijkheden en beloning.

o Onderwijspersoneel vormt een sterk sociaal denkende beroepsgroep, overwegend centrum links georiënteerd en met veel liefde voor het vak.

Behalve over het onderwijs maken ze zich ook zorgen over het milieu en over de kloof tussen rijk en arm. Ze hechten sterk aan gelijkheid en solidariteit. Professionals uit de zakelijke dienstverlening zijn juist vaker bezorgd over economische groei, infrastructuur en bereikbaarheid, en innovatie. Zij zijn vaker voorstander van een meer individualistisch ingestelde samenleving en vinden gelijkheid minder belangrijk. Onderwijsprofessionals maken zich meer zorgen om het onderwijs dan andere beroepsgroepen, waarbij onderwijs na veiligheid en criminaliteit, integratie allochtonen en sociale zekerheid pas op de vierde plaats komt. Academici en jongeren maken zich meer zorgen om economisch onderwerpen; hbo´ers meer over de sociale onderwerpen. Tot slot vinden de onderwijsprofessionals verbetering van het opleidingsniveau het belangrijkst, terwijl dat voor andere sectoren innovatie of meer werkgelegenheid is.

o Steeds minder docenten in het voortgezet onderwijs hebben een universitaire opleiding genoten. Van de oudere docenten is dat nog 42 procent van de jongere docenten onder de 35 jaar is slechts 26 procent academisch gevormd.

 

 

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.