Het kabinet spreekt deze periode met het veld over de noodzakelijke beleidsmaatregelen die nodig zijn om het Nederlands onderwijs verder te helpen. Onder `het veld´ valt ook de AVS en ik wil u onze inzet tijdens deze dialoog niet onthouden. Om te begrijpen hoe scholen een effectievere manier van werken kunnen ontwikkelen om ontwikkelingsproblemen met kinderen te voorkomen, moeten we de problematiek bekijken vanuit het gezichtspunt van het kind. Voor kinderen is de wereld niet verdeeld in school, gezin en straat. Het is hun leven dat uniek is en zich in de wereld als geheel afspeelt. De sociaalemotionele ontwikkeling is sterk afhankelijk van hoe deze drie levenssferen op elkaar aansluiten. We hebben ons in de jaren negentig erg ingespannen een veilig school en leerklimaat te creëren, vanuit de (terechte) gedachte dat een kind dat zich niet veilig en gewenst voelt, niet aan leren toekomt. Dus: de deur op slot. De vraag is of de gedachte dat een veilig leefklimaat tussen pakweg 8.30 en 15.00 uur genoeg is. We weten dat er problemen zijn in de thuissituatie van veel kinderen. Zoals kindermishandeling, seksuele delicten, gescheiden ouders en geestelijke verwaarlozing. Veel wijken, ook op het platteland, zijn erg kindonvriendelijk en de `straat´ kent maar weinig corrigerende interventies. Voor scholen betekent dit dat zij in de toekomst een belangrijke rol krijgen toebedeeld om de verbinding tussen school, gezin en straat tot stand te brengen. Ze gaan zich ontwikkelen tot maatschappelijke ondernemingen, die de dialoog met de leefomgeving van het kind aangaan. Je ziet al de eerste spontane initiatieven ontstaan: woningbouwcorporaties zien in verpauperende wijken de waarde van hun bezit dalen en gaan opnieuw investeren, niet in het minst in sociaal-educatieve voorzieningen. Justitie realiseert zich dat louter repressief en situationeel optreden de criminaliteit niet doet afnemen en zoekt contact met jeugdverenigingen, scholen en sportorganisaties. Hetzelfde geldt voor sociale hulpverleners, gezondheidszorg et cetera. Zo ontstaat langzaam een netwerk van samenwerkende organisaties. Dit hoeft niet altijd uit te monden in een zogenaamde `brede school´, maar kan er ook toe leiden dat de sociale cohesie van een wijk of dorp enorm verbetert. Scholen hebben hierbij een enorm belang. Veel gedrags- en leerproblemen ontstaan al op jonge leeftijd. Taalachterstanden zijn na het 4e levensjaar bijna niet meer te repareren en schade die ontstaat door pesten en mishandeling kan levens ruineren. Het elektronisch kinddossier kan een bijdrage leveren om een kind al op zeer jonge leeftijd te volgen en vroegtijdig problemen signaleren. Belangrijker is dat een kind dat gelukkig en beschermd opgroeit, betere leerprestaties levert. Juist scholen zouden in deze ontwikkeling actief moeten participeren. Maar dan moeten ze wel de kans krijgen zich tot maatschappelijke ondernemingen te ontwikkelen, door veel meer te investeren in professionalisering. En dat er dus meer tijd (en geld) moet komen om deze initiatieven te ondersteunen. We zitten immers niet te wachten op mooie successen die weer inzakken als de betrokken, enthousiaste schoolleider of leerlingcoördinator van het toneel verdwijnt. Het funderend onderwijs bouwt het fundament van onze toekomstige welvaart en beschaving. Als overheid en bedrijfsleven zich dit echt realiseerden, zouden ze niet langer dralen fors te investeren.

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws