Er is een andere aanpak nodig voor het ontwikkelen van de geactualiseerde kerndoelen en eindtermen. Ook moet er deze zomer een tijdelijke wetenschappelijke curriculumcommissie ingesteld worden conform het advies van de Onderwijsraad uit 2018. Dat schrijft minister Slob in een brief aan de Tweede kamer. Ook onderstreept hij het belang van draagvlak onder schoolleiders en leraren. Het belang hiervan heeft de AVS ook aangegeven in een brief aan de Tweede Kamerleden.
De AVS geeft in de brief aan dat zij in het traject van curriculumherziening nauw betrokken is geweest als lid van de Coördinatie Groep en zich gericht heeft op informeren, positioneren en betrekken van schoolleiders. AVS-voorzitter Petra van Haren: “Bij het vormgeven en toepassen van het belangrijke ‘teacher in the lead’ principe zijn van meet af aan schoolleiders primair en voortgezet onderwijs onderdeel geweest van het proces en de ontwikkelteams. Dit is belangrijk geweest en moet belangrijk blijven.”
In die ‘andere aanpak’ die Slob voorstelt worden geen grootschalige ontwikkelteams meer ingesteld, maar worden zowel de kerndoelen als de eindtermen door SLO ontwikkeld, in opdracht van OCW. Slob wijst op de ‘controlerende rol’ van de Kamer, maar onderstreept daarnaast het belang van de betrokkenheid van schoolleiders, leraren, leerlingen en ouders. Hij wil daarom de conceptkerndoelen en -eindtermen goed testen in de dagelijkse schoolpraktijk.
Curriculumcommissie
De onafhankelijke wetenschappelijke curriculumcommissie krijgt adviserende taken op de cruciale momenten tijdens en bij de afronding van het vervolgtraject. Zoals over de geformuleerde conceptkerndoelen (eind 2021). Ook adviseert de commissie over de werkopdracht die wordt gegeven aan de leerplanontwikkelaars en curriculumexperts van de SLO. De commissie brengt in ieder geval op drie momenten advies uit. Curriculumexperts verrichten van mei tot na de zomer technisch voorwerk voor het advies van de commissie.
Na de evaluatie wil Slob een permanente curriculumcommissie instellen met een brede samenstelling, door middel van een wetswijziging en conform het advies van de Onderwijsraad.
Van Haren wijst erop dat de rol van schoolleiders bij innovaties in de school van cruciaal belang is. “Het positioneren en professionaliseren van schoolleiders verdient dan ook uw aandacht bij de verdere voortgang van de curriculumherziening. Voor de vervolgfase is de betrokkenheid en verbinding van academische en werkveldperspectieven nodig en achten wij het van belang dat schoolleiders en leerkrachten uit het PO en het VO deel uit gaan maken van een permanente adviescommissie.”
Tijdpad
Vanaf het najaar 2020 worden op basis van het commissieadvies en de werkopdracht (concept)kerndoelen ontwikkeld door curriculumexperts en vakdidactici. Tijdens de ontwikkeling van de conceptdoelen vindt consultatie plaats bij belanghebbenden, waaronder vakinhoudelijke verenigingen, vertegenwoordigende partijen, vakexperts en toets- en leermiddelenmakers. Deze conceptdoelen worden dan ter advisering aan de wetenschappelijke commissie voorgelegd, die ze toetst aan de doelen van het curriculumtraject. Vervolgens worden de conceptdoelen in de schooljaren 2021/22 en 2022/23 op pilotscholen beproefd op uitvoerbaarheid en bijdragen aan minder overladenheid in het curriculum. Slob: “Het is cruciaal dat scholen, leraren en schoolleiders goed betrokken blijven in het vervolgproces.” Ten slotte worden de aangescherpte kerndoelen in een voorstel van wet aan de Kamer voorgelegd.
Slob geeft in de brief ook de nieuwe inrichting van het vervolgproces eindtermen bovenbouw vo aan.
Draagvlak en ondersteuning
Slob benadrukt meerdere keren in zijn brief dat draagvlak vanuit het onderwijs belangrijk is. Hij geeft aan dat hij op dit moment schoolleiders en leraren niet onnodig wil belasten, omdat zij nu volop bezig zijn om het onderwijs weer op te starten na de tijdelijke sluiting. “Wel vind ik het van belang om de energie en betrokkenheid die er nu in het onderwijsveld is te behouden en te benutten.” Van Haren geeft aan juist in deze tijden van Covid 19 het van belang is om vaart te blijven maken bij de voortgang van de curriculumherziening. “Schoolleiders zijn het er massaal over eens dat herziening nodig is. In de afgelopen maanden zijn veel nieuwe ontwikkelingen geweest, er zijn ervaringen opgedaan met afstandsonderwijs en met nieuwe didaktiek en pedagogische aanpakken. Dit geeft unieke kansen om de curriculumherziening juist ook extra dynamiek te geven.”
Om alle schoolteams straks optimaal in staat te stellen om vernieuwde kerndoelen en eindtermen in de praktijk te brengen is tijd, ruimte en ondersteuning nodig. Om deze ondersteuningsbehoefte goed in beeld te brengen, inclusief de middelen die daarvoor nodig zijn, wordt via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) een onderzoeksprogramma opgezet. Hiermee worden ook de voortgang en resultaten van het vervolg nauwgezet gevolgd, aldus Slob.
Van Haren: “Om de sector succesvol te betrekken en implementatie van innovatie en nieuwe werkwijzen kansrijk te maken is eigenaarschap en professionaliteit nodig en vooral voldoende tijd, ruimte en ondersteuning. Dat vraagt om gerichte en extra investeringen, juist in de scholen zelf, om dit mogelijk te maken. Voor schoolleiders betekent dit dat zij voldoende tijd moeten kunnen vrijmaken voor leiderschap. Hiervan profiteren dan ook alle leerkrachten alsook de kwaliteit en continuïteit van onderwijs. Leerkrachten hebben recht op schoolleiders die hen kunnen faciliteren en positioneren en goed leiding geven aan onderwijsontwikkeling en (innovatie)processen.”