In zijn brief van 25 februari 2022 richting de Tweede Kamer kondigt minister Wiersma van OCW aan om de koers van het Nationaal Programma Onderwijs te verleggen. In zijn brief noemt hij drie onderwerpen.
Het geld uit het programma kan nu ook worden verdeeld over de schooljaren 2023 – 2024 en 2024 – 2025, indien dat gewenst is. Dit geeft scholen meer ruimte om het geld voor de juiste maatregelen in te zetten.
Het blijft daarbij van belang dat scholen duidelijk verantwoorden in hun jaarverslag welke bewezen effectieve maatregelen zij hebben genomen. Hoeveel tijd en ruimte hiervoor nodig is, verschilt per school.
Uit onderzoek is gebleken dat scholen in het voortgezet onderwijs een hoger bedrag per leerling nodig hebben om de basis te versterken. Middelbare scholen zijn langer dicht geweest dan basisscholen en dat heeft ertoe geleid dat de vertragingen in het voortgezet onderwijs groter zijn.
Het basisbedrag per leerling in het voortgezet onderwijs is volgend schooljaar daarom circa 820 euro, voor het primair onderwijs is dit 500 euro per leerling.
Het hogere bedrag voor het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en de bovenbouw van het vmbo blijft gehandhaafd.
Ook voor het schooljaar 2022 – 2023 worden achterstandsmiddelen vrij gemaakt. Doordat er zowel sprake is van een basisbedrag als van achterstandsmiddelen krijgen niet alleen scholen met veel leerlingen met een risico op een grotere vertraging of achterstand meer middelen. Er is breed gekeken naar waar de basis verder moet worden versterkt. Gebleken is dat bijvoorbeeld ook kinderen uit middenklasse-gezinnen behoefte hebben aan betere ondersteuning. Deze leerlingen kunnen bij deze verdeling van de middelen ook geholpen worden.
Scholen horen in het voorjaar welk bedrag ze exact krijgen op basis van de leerlingtelling en achterstandsscores op basis van 1 oktober 2021.
Via de website kunnen scholen dan opzoeken hoeveel middelen ze ontvangen, vergelijkbaar met vorig jaar.
Het kabinet ziet de verbreding van het programma als logische opmaat naar de meer structurele aandacht voor verbetering van het onderwijs, waar in het regeerakkoord geld voor is uitgetrokken. Daarbij zal verder worden gebouwd op de ervaringen van het Nationaal Programma Onderwijs. Met dit programma, dat in februari 2021 is ingezet, is voor het primair en voortgezet onderwijs in totaal 5,8 miljard euro beschikbaar gesteld. Scholen besteden dit geld aan bewezen effectieve interventies uit een speciaal ontwikkelede menukaart, .
Voor het programma is ook een uitgebreide monitoring en verantwoording opgezet. In april wordt een tweede voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd, met nieuwe gegevens over de uitvoering door scholen en het welbevinden van leerlingen.