Ventileren helpt bij het voorkomen van een covid-besmetting via kleine zwevende druppeltjes (aerogene overdracht). Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM. Daarbij keek het RIVM ook naar klaslokalen in het voortgezet onderwijs. De grootste winst zit in ventileren volgens de minimale Nederlandse eisen.
Het onderzoek van het RIVM richt zich op de aerogene overdracht van het coronavirus, door kleine druppels die over een grotere afstand dan anderhalve meter en gedurende langere tijd in de lucht zweven. Het RIVM heeft (via modellering) berekend wat het effect is van verschillende hoeveelheden ventilatie op de verspreiding van corona. Er zijn vier scenario’s – ademhalen, praten, zingen en schreeuwen – bekeken in onder meer een klaslokaal.
Uit de berekeningen blijkt dat het verschil tussen geen ventilatie en de minimale Nederlandse ventilatie-eisen uit het bouwbesluit zorgt voor het grootste effect. Nog meer ventileren maakt de kans op overdracht via aerosolen kleiner, maar dan is de afname van het verwachte aantal mensen met COVID-19 en klachten minder groot.
Het onderzoek geeft handvatten om beleidskeuzes te maken. Op basis van de resultaten is niet aan te geven welk risico aanvaardbaar is en wat een optimale hoeveelheid ventilatie is. Het RIVM heeft in dit onderzoek alleen gekeken naar besmetting via aerosolen en niet naar directe besmetting binnen anderhalve meter afstand. Ventileren kan verspreiding van het coronavirus nooit helemaal voorkomen.