Goede medezeggenschap in het onderwijs vraagt om een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen. Medezeggenschap in het onderwijs kan beslist professioneler. Daar is het veld al mee bezig en daarom is het niet nodig te wachten op nieuw beleid van OCW. Dat is de strekking van een brief die AVS met acht andere ‘veldpartijen’ in het funderend onderwijs naar minister Dijkgraaf stuurde.
Naar aanleiding van het rapport ‘Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid’ dat afgelopen voorjaar werd gepresenteerd, kondigde voormalig minister Wiersma aan de medezeggenschap in het onderwijs te willen versterken. Scholierenorganisatie LAKS, Ouders & Onderwijs, vakbonden AOb, CNV Onderwijs en FvOv, AVS, de Vereniging Openbaar Onderwijs, VO-raad en PO-Raad laten hem in een gezamenlijke brief weten dat zij daar al volop mee bezig zijn. Daarvoor hoeven ze niet te wachten op nieuw beleid van de (voormalige) minister.
Er is veel te doen op dit thema, dat erkennen alle partijen. Medezeggenschap in het onderwijs kan zeker professioneler: dat geldt voor de medezeggenschapsraden, maar evengoed voor bestuurders, schoolleiders en toezichthouders; dialoog, samenspel en verantwoording kunnen sterker worden verankerd. Daarnaast is de kennis over medezeggenschap minder bekend dan de negen ondertekenaars wensen.
Genoeg te verbeteren dus, bijvoorbeeld door meer communicatie: ‘Bestaande en aankomende rechten van de medezeggenschap moeten juist beter over het voetlicht worden gebracht.’ Het verspreiden van handreikingen over medezeggenschap kan bijvoorbeeld helpen, ook al omdat dat in het verleden hielp bij het opkrikken van de kwaliteit van medezeggenschap.
De negen veldpartijen in het funderend onderwijs onderstrepen het belang van nauwe samenwerking. De inzet voor het grotere doel van sterk medezeggenschap is niet veranderd, maar eerder versterkt bij alle partijen, zo is in de brief te lezen. ‘Daarom kijken we nu uit naar een hernieuwde en versterkte samenwerking op dit belangrijke onderwerp, hetgeen ook aansluit op de wensen die het kabinet heeft geuit in het regeerakkoord.’