Jaarrede van AVS-voorzitter Ton Duif, uitgesproken tijdens het 15e AVS-congres ‘Leiderschap in Lage Landen, op 19 maart 2010.Beste mensen, hartelijk welkom op ons 15e congres met als titel ‘Leiderschap in Lage Landen’. Een extra welkom aan onze internationale gasten, aan de voorzitters van de PO-Raad en VO-raad, respectievelijk Kete Kervezee en Sjoerd Slagter, de directeur Primair Onderwijs van het ministerie van OCW René Baggchus, alle overige bestuurders en beleidsmakers, maar vooral ook onze leden. U zult begrijpen dat Sharon Dijksma vandaag niet aanwezig is. Zo werkt het in de politiek; zo ben je staatssecretaris met chauffeur en een uitgebreide ambtelijke ondersteuning, en zo ben je weer gewoon Nederlands staatsburger en zit je zelf weer achter het stuur van je volkswagen Lupo. We zullen op een later tijdstip nog uitvoerig afscheid van haar nemen.Gedeeld leiderschapHet thema van ons 15e congres, ‘Leiderschap in Lage Landen’, is een mooie titel, die glanst van de alliteratie. We hebben zeer bewust opnieuw ons thema gekoppeld aan leiderschap. In de wereld van vandaag, de politieke maar ook de maatschappelijke, wordt overal de roep om leiderschap gehoord. Het voorjaar is congrestijd en als ik, vanuit mijn nieuwe rol als voorzitter van ESHA, de conventiethema’s langsloop van de diverse Europese en mondiale organisaties, dan komt overal wel het woord ‘leiderschap’ te voorschijn. Het begrip ‘leiderschap’ is zoals alles aan verandering onderhevig. Was de ‘leider’ aan het eind van de vorige eeuw vooral de manager die ervoor zorgde dat de organisatie beheersmatig soepel verliep, aan het begin van de 21e eeuw kwam de focus meer te liggen op inhoudelijk leiderschap. In het onderwijs noemen wij dit onderwijskundig leiderschap. Nieuwe denkers als Andy Heartgrave en David Hopkins maar ook anderen, stellen dat als leiderschap door één persoon wordt ingevuld, dit wél betekent dat daarmee ook de slagkracht en het ondernemend vermogen van een organisatie wordt beperkt tot één persoon. De nieuwe visie op leiderschap gaat daarom vooral over ‘gedeeld leiderschap’, of zoals de Engelsen dat zo mooi kunnen zeggen: distributed leadership. Maar wat is een leider eigenlijk? Hoe herken je zo iemand en welke kwalificaties kun je er aan toeschrijven? Een leider legt zijn focus eerder op samenwerking dan op heldhaftigheid. Een leider spreidt leiderschap over de gehele breedte van de organisatie. De samenwerking is gericht op het bouwen en verbeteren van relaties. Een leider daagt anderen uit om mee te doen en inspireert. Echte leiders, de eigen beperkingen kennende, hebben het vermogen om anderen te inspireren tot daden waartoe ze zichzelf niet in staat achten. Daarbij maken ze het die anderen mogelijk om doelen te bereiken die voorheen onbereikbaar leken. De nieuwe visie op gedeeld leiderschap komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. De samenleving van nu is dermate gecompliceerd en vraagt van organisaties zoveel vaardigheden, dat dit niet meer door één persoon of een groepje personen op te brengen is. Gedeeld leiderschap is ook een voorwaarde voor de continuïteit van de organisatie. Daarmee voorkom je dat als een leider vertrekt, alles tot stilstand komt.ComplexDe complexiteit van problemen en uitdagingen zien we ook in onze eigen sector. Besturen worden steeds groter, de onderscheiden scholen onder één bestuur worden geconfronteerd met verschillende problemen en hebben anders luidende oplossingen nodig. Vorig jaar heb ik vanaf deze plaats gepleit voor een betere samenwerking tussen besturen en schoolleiders. Instellingen met een piramide-besturingsmodel lopen grote risico’s. Dit zijn organisaties waar een kloof kan ontstaan tussen de onderscheiden lagen, zoals bestuurders, schoolleiders en leerkrachten. Werk wordt door mensen gemaakt en het gaat alleen goed als het is gebaseerd op vertrouwen en betrokkenheid bij een gezamenlijk doel. En vertrouwen wordt weer in hoge mate bepaald door het geloof in de professionele kwaliteit van de ander. Het gaat daarbij om de transparantie, de mate van professionele ontwikkeling en de bereidheid kennis, ervaring en opbrengsten te delen. Dit gaat op voor bestuurders, schoolleiders, leerkrachten en alle anderen die meewerken aan het succes van de organisatie.Politieke arenaWe kunnen niet voorbijgaan aan de politieke werkelijkheid van vandaag. Van de ene op de andere dag verdween staatsecretaris Sharon Dijksma van het toneel. In de bijna drie jaar van haar ambtsperiode heeft zij juist laten zien goed te kunnen luisteren naar bestuurders, schoolleiders en leerkrachten, al heeft zij natuurlijk daarbij haar eigen afwegingen gemaakt. Samen met de onderwijsorganisaties en haar collega-bewindslieden heeft zij het aangedurfd een begin te maken met de ontwikkeling van de referentieniveaus, waardoor een inhoudelijke aansluiting tussen de onderwijssectoren op de gebieden taal en rekenen gaat ontstaan. De aanleiding van haar plotseling vertrek is u allen bekend. In de politieke arena is het vertrouwen in elkaar zo goed als verdwenen. Zelden bleek dat zo onthutsend als tijdens het Uruzgan-debat. De onsmakelijke campagne die ongetwijfeld zal worden gevoerd, het spélen op de persoon in plaats van focus op visie, het aanjagen van de verschillen in de samenleving en het tegen elkaar uitspelen van bevolkingsgroepen; het is allemaal weinig inspirerend. Daarbij prevaleert in veel gevallen het persoon- en partijbelang boven de belangen van de samenleving. Pijnlijk vind ik persoonlijk de herhaling van zetten, de inhoudsloze politieke frasen, het elkaar napraten en de neiging niet meer naar elkaar te luisteren. In plaats daarvan lijkt het erop dat je het debat hebt gewonnen als je de ander overschreeuwt. Oneliners komen in plaats van goede ideeën en oplossingen. Deze politieke arena moet oplossingen gaan bieden voor de enorme problemen waarvoor we gesteld worden. Een uit de hand lopende landsbegroting, toenemende verwijdering van bevolkingsgroepen, mogelijk draconische bezuinigingen, een vergrijzende bevolkingsopbouw in een samenleving die door de technologische ontwikkelingen steeds gecompliceerder wordt. De politiek in Den Haag is vooralsnog niet in staat gebleken om echte oplossingen aan te reiken, laat staan dat de politiek het onderwijs weer inhoudelijk kan aansturen. Er waren doorslaggevende argumenten indertijd om te decentraliseren. Deze argumenten lijken uit het collectieve geheugen te verdwijnen. Ik herinner mij nog zeer goed de stroom van circulaires en belachelijke regels die geen oplossingen boden, maar die de ontwikkelingen in de scholen ernstig belemmerden en besturen en schoolleiders reduceerden tot calculerende managers. Nee, de weg terug is geen oplossing. Maar adel verplicht. Terecht komen er kritische vragen uit de maatschappij en de politiek wat we nu eigenlijk bereiken. Hoe we de toenemende problemen en de teruggang van de onderwijsopbrengsten te lijf zullen gaan. Wat we doen met de zeer zwakke scholen. Of we kritisch kijken naar wat we zelf kunnen doen om dit te verbeteren, anders dan vragen om meer middelen.VerbindenWe kunnen onze leerresultaten, maar zeker ook de pedagogische opdracht, niet alleen realiseren. Daarvoor is verbinding nodig. Het leven van onze kinderen speelt zich globaal gesproken af binnen drie domeinen; het gezin (of wat daar soms nog van over is), de school en de buurt. Wij zullen de verbinding tussen die drie domeinen tot stand moeten helpen brengen. En er zijn hoopgevende ontwikkelingen. Er komen steeds meer brede scholen, Sterrenscholen, dagarrangementen; alle gericht op een verbinding tussen die drie domeinen met aandacht voor sport, spel, cultuur, enzovoort. En ja, we lopen aan tegen lastige barrières in wet- en regelgeving, zoals de Schooltijdenwet en de gescheiden wettelijke domeinen van kinderopvang en onderwijs, met ieder weer zijn eigen regels. Het onvermogen van sommige gemeentes om een stimulerende regierol te vervullen. De achterblijvende investeringen in de huisvesting en soms ook nog lokale belangen. Maar dit zijn geen van allen redenen om niet aan de slag te gaan. Voor onze leerlingen dringt de tijd. Dit alles moet dan ook nog gezien moeten worden tegen de achtergrond van het werk van de ambtelijke werkgroepen die de draconische bezuinigingen van ruim 29 miljard moeten uitwerken en die straks de formatie van een nieuw kabinet ongetwijfeld ernstig zullen bemoeilijken. En hoewel de politieke werkelijkheid van straks met de kennis van nu moeilijk valt in te schatten, zal onderwijs waarschijnlijk wel wat uit de wind worden gehouden. Toch moeten we zeker rekening houden met de mogelijkheid dat er ook in onze sector wordt bezuinigd. Om de doelmatigheid en de effectieve leertijd te vergroten loopt al een experiment om de Eindtoets later af te nemen. In het overleg ‘funderend onderwijs’, in samenspraak met VO-raad en PO-Raad spreken we nu ook over de mogelijkheid de overgang tussen po en vo voor onze leerlingen te stroomlijnen. Waarom geen virtuele Junior High School? Een virtuele school waar de leerlingen in een regio van groep 8 en groep 1 deel van uitmaken met daarin bijvoorbeeld twee overstapmomenten, één in september en één in februari. Snelle leerlingen kunnen eerder doorstromen, langzame leerders kunnen er wat langer over doen. Po- en vo-scholen gaan dan samenwerken. De voordelen zijn uit te tekenen; óf een hoger uitstroomniveau door effectief gebruik te maken van de leertijd, óf een kortere leertijd zelf, waardoor leerlingen eerder uitstromen naar de arbeidsmarkt of vervolgonderwijs. Het is dan ook niet toevallig dat ook de Onderwijsraad hierop zinspeelt in haar recente advies ‘Vroeg of laat’. Krachten benuttenIk zou nog graag een drietal thema’s met u willen bespreken. Ten eerste: als we doelmatiger willen werken in onze sector ligt het voor de hand de krachten van AVS en PO-Raad beter te benutten. Wij willen ook op sectorniveau een betere verbinding tussen bestuurders, algemeen directeuren, schoolleiders en op termijn ook onze leerkrachten en ouders. Op voorzittersniveau hebben we intensief overlegd hoe de belangenbehartiging van de sector kan worden versterkt met behoud van de huidige dynamiek en rekening houdend met de verwachtingen die er in de sector leven. Als AVS zullen we er nog harder aan werken de dienstverlening aan de leden, scholen en besturen op een nog professioneler peil te brengen U zult er ongetwijfeld de komende tijd meer over horen.Opvoedkundige opdrachtHet tweede thema betreft onze leerlingen. Recent onderzoek leert ons dat kansrijke leerlingen het beter zijn gaan doen en kansarme leerlingen slechter. Tijdens een symposium in Brussel van de Europese Unie over alcoholgebruik bij jonge kinderen, bleek ook dat juist de kansarme kinderen het meeste risico lopen. Het valt voor jonge kinderen niet mee op te groeien in deze caleidoscoopachtige wereld, waar zelden een rustmoment is te vinden. Daarnaast zijn we beter geworden in het benoemen van de problemen van kinderen. En de lijst groeit: ADHD, agressie, alcoholgebruik en comazuipen, fobieën, anorexia, autisme, astma, pesten, drugs, faalangst, obesitas, kindermishandeling, dyslexie, vroegtijdige schoolverlating, verwaarlozing of extreme verwenning en deze lijst is zeker niet compleet. En hoewel niet al deze problemen zich op onze scholen voordoen, wordt er wel vaak al de wortel gelegd. Veel ouders hebben opvoedingsnood, kunnen of weten het niet en voelen zich dan onmachtig hoe te handelen. Het Afrikaanse gezegde Ora nu azu nwa betekent It takes a village to raise a child, door Hillary Clinton in 1996 in haar boek met de gelijknamige titel wijd verspreid. De school kan niet het enige opvoedingsinstituut zijn, maar heeft wel een opvoedkundige opdracht. Ik hoef u niet uit te leggen dat als je als kind niet lekker in je vel zit, je ook eerder in de problemen komt. Maar ik weet ook uit eigen ervaring dat het moeilijk is om in actie te komen tegen vermoedens van kindermishandeling of sociale en emotionele verwaarlozing in een wereld waar ouders in veel gevallen ook een erg kort lontje hebben. John West Burnham, een Engelse onderzoeker, legt uit dat de kans van slagen voor een kind slechts voor 20 procent van de school afhangt, 40 procent wordt bepaald door je persoonlijke competenties en eigenschappen (waaronder intelligentie, geslacht en karakter) en 40 procent door de omgeving en/of sociale klasse waarin je opgroeit, waaronder het gezin. Als scholen de kansen van leerlingen willen vergroten, dan is het logisch de omgeving waarin het kind opgroeit bij onderwijs te betrekken. Daarmee vergroot je de kansen met 40 procent. Dat bewijst ook het succes van brede scholen en scholen die in nauwe verbinding staan met ouders en voorzieningen als kinderopvang, sociale voorzieningen, sportclubs, consultatiebureaus, et cetera. Samenwerking levert betere resultaten op. Maar juist het organiseren van deze verbinding kost veel tijd en energie. Dat vraagt om keuzes; we kunnen niet alles en zeker niet alleen. Schoolleiders voelen zich daarvoor verantwoordelijk en hebben dan de neiging dit allemaal zelf te willen doen. Maar de verbinding moet op alle niveaus tot stand komen, tussen leerkrachten en ouders, op bestuursniveau, bij de inrichting van het curriculum en misschien ook wel door een geheel andere inrichting van het dagprogramma van onze leerlingen. Kinderen willen graag leren en opgroeien; dat zit in hun genen. Aan ons is het hen daartoe te blijven uitdagen in een veilige en uitdagende opgroeiomgeving.Internationale ontwikkelingenAls laatste thema wil ik het graag met u hebben over de internationale ontwikkelingen. Nederland heeft gelukkig geen unieke positie in de wereld. Sinds 1998 is de AVS aangesloten bij de Europese schoolleiders organisatie ESHA, met meer dan 80.000 leden. Sinds 2007 ben ik penningmeester van ESHA en vanaf 1 januari 2010 voorzitter. Vanuit deze positie, maar ook door het vele internationale werk dat ik de afgelopen tien jaar heb gedaan, heb ik een beter inzicht gekregen in de internationale ontwikkelingen rond onderwijs en schoolleiders in het bijzonder. En er gebeurt veel. Zoals u weet hebben onze regeringsleiders in het verdrag van Lissabon, van 1999 alweer, de ambitie uitgesproken dat Europa in 2012 als kenniseconomie zal behoren tot de top van de wereld. Die ambitie is tot nu toe zeker nog niet waar gemaakt. Dat is inmiddels ook doorgedrongen tot de Brusselse burelen. Zoals u weet is onderwijs in het verdrag van Maastricht niet opgenomen. Dat betekent dat elke lidstaat verantwoordelijk is voor het eigen onderwijsbestel. En dat is maar goed ook, daarvoor zijn de Europese culturen (nog) te verschillend. De druk van Brussel op de lidstaten om betere onderwijsprestaties groeit echter wel, omdat de ambities hoog zijn. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft in 2008 een rapport uitgebracht onder de titel:Redefining school leadership responsibilities. De Europese Commissie heeft veel aanbevelingen uit dit rapport overgenomen in haarprogramma. Ook onze minister van Onderwijs heeft zich hieraan gecommiteerd.Hier liggen grote kansen. Er valt veel te leren van onze buitenlandse collega’s, zowel op het gebied van good practices als de uitwisseling van kennis en ervaring. Het nieuwe ESHA e-zine (www.eshamagazine.org) verspreidt deze ideeën en ervaringen van schoolleiders en scholen. In het najaar zal een nieuwe ESHA website worden gelanceerd waar schoolleiders en andere leidinggevenden actief hun kennis en ervaringen kunnen delen. Verder wil ik uw aandacht vestigen op het 11e ESHA-congres in november in Limasol, Cyprus. Het thema van het congres is vooral gericht op de menselijke kant van het schoolleiderschap en de workshops zijn een ideale gelegenheid om met collega’s uit heel Europa te discussiëren over zaken die ons allen bezig houden. De lage conferentieprijs en de prachtige omgeving zullen u daarom vast inspireren een kijkje bij onze Europese collega’s te nemen en ik daag u graag uit op deze manier uw horizon te verbreden.Internationale samenwerking is helaas ook hard nodig: tachtig miljoen kinderen hebben in het geheel geen toegang tot onderwijs, 750 miljoen mensen kunnen niet lezen of schrijven en hebben geen toegang tot de informatie. Ruim één miljard heeft geen toegang tot de eerste levensbehoefte: schoon drinkwater. Stelt u zich eens voor dat onder deze mensen één nieuwe Newton of Einstein zou zitten, briljante geesten waarvan er gemiddeld eens in de honderd jaar een wordt geboren. Iemand die een oplossing voor ons energie tekort vindt of ons klimaatprobleem kan oplossen. Hebben we dan de kans gemist? Op dit moment doe ik mijn best om in samenwerking met the International Counsel of Principals (ICP) het Wereld Educatie Forum, naar analogie van het Word Economic Forum, bijeen te roepen. Daar zullen onderwijsgevenden uit de hele wereld een gezamenlijk appel doen op de diverse regeringen en de internationale media om dit probleem op de agenda te zetten en nu eindelijk eens echt te investeren in de nieuwe generatie die onze milieu-, energie- en financiële tekorten van ons zullen erven. Tegen die tijd hoop ik op uw brede steun. FundamentVeel is op drift. Ouders, kinderen en de samenleving moeten op ons kunnen rekenen. Universiteiten, hogescholen en bedrijven kunnen hun deuren sluiten als wij onze opdracht niet waarmaken. Wij zijn verantwoordelijk voor het fundament van onze toekomstige samenleving. Daarvoor is leiderschap in lage landen noodzakelijk. Deze taak is zo indrukwekkend dat we daarin niet kunnen of mogen falen. Ik weet zeker dat u zich daar elke dag bewust van bent. Ik wens u vandaag een vruchtbare, leerzame, maar vooral ook gezellige dag toe. Dat hebt u zeker verdiend.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.