Voor de cognitieve ontwikkeling van tweelingen maakt het geen verschil of ze samen of in parallelle klassen hebben gezeten tijdens de basisschoolperiode. Dit is aangetoond in een recent artikel van Tinca Polderman (Vrije Universiteit) en co-auteurs in het Journal of Epidemiology and Community Health. De resultaten zijn opmerkelijk, omdat het huidige beleid op Nederlandse basisscholen het uiteen halen van tweelingen stimuleert.Geen verschil in cognitieve ontwikkelingDe onderzoekers vergeleken de Cito-scores van ruim tweeduizend tweelingparen van het Nederlands Tweelingen Register (NTR). Ongeveer 70 procent van deze tweelingen had een klas gedeeld tijdens de basisschool, 20 procent had in parallelle klassen gezeten en 10 procent had deels wel en deels niet een klas gedeeld. Voor alle tweelingparen gold dat er geen niveauverschillen tussen de kinderen waren; wanneer ze gescheiden waren zaten ze dus in parallelle klassen, en niet in hogere of lagere groepen of op andere scholen.Factoren die bepalend waren voor het plaatsen van de tweeling in een zelfde of parallelle klas bleken urbanisatie (vaker apart in grotere steden), sociaal-economische status (vaker apart bij hoog opgeleide ouders) en externaliserend probleemgedrag op 3-jarige leeftijd (vaker apart bij meer problemen). Wanneer voor deze factoren in de analyses werd gecorrigeerd bleken er geen verschillen in Cito-scores te zijn tussen tweelingen die hun basisschooltijd samen of apart hadden doorgebracht.Soortgelijke resultaten zijn eerder bij het NTR aangetoond voor internaliserend en externaliserend probleemgedrag. De onderzoekers concluderen dat het voor de cognitieve en gedragsontwikkeling dus geen verschil maakt of de tweelingen samen of in aparte klassen zitten op de basisschool. De beslissing over de plaatsing van een tweeling zou in nauw overleg met ouders, kinderen zelf, en de leerkrachten gemaakt moeten worden.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.