De Tweede Kamer heeft op 26 januari unaniem ingestemd met het wetsvoorstel voor een vereenvoudiging van de bekostiging van het primair onderwijs, omdat de bekostiging als erg ingewikkeld wordt bestempeld. Twee moties zijn met algemene stemmen aangenomen. De verwachting is dat, als de Eerste Kamer ook instemt, de vereenvoudiging van de bekostiging po op 1 januari 2023 intreedt.
Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en de samenwerkingsverbanden. Het wetsvoorstel houdt in dat scholen vanaf 1 januari 2023 een basisbedrag per leerling en school krijgen. Schoolbesturen kunnen dit geld naar eigen inzicht besteden. Daarnaast verschuift de personele bekostiging van schooljaar naar kalenderjaar. De teldatum van de leerlingen die de hoogte van de bekostiging bepaalt, gaat van 1 oktober naar 1 februari.
De vereenvoudiging van de bekostiging wordt budgettair neutraal uitgevoerd. Wel vindt een herverdeling plaats van de gelden. De bekostiging van het speciaal basisonderwijs wordt gelijk getrokken met het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Met het wetsvoorstel wil het kabinet de bekostiging voor scholen in het basisonderwijs en speciaal onderwijs:
Met het wetsvoorstel verandert de manier van berekenen van het geld dat een schoolbestuur krijgt. Door deze andere berekening kan een schoolbestuur vanaf 2023 iets meer of iets minder geld krijgen. Voor de eerste drie jaren is er een overgangsregeling. Hierdoor krijgen scholen de tijd om hun uitgaven aan te passen aan de nieuwe situatie. Met een rekenmodel kunnen scholen het nieuwe basisbedrag per school en per schoolbestuur berekenen.
De moties waar de Tweede Kamer unaniem mee instemde, gingen over steun voor scholen die door de vereenvoudiging van de bekostiging te maken krijgen met een inkomstenderving. Dit betreft vooral kleine basisscholen op het platteland.