Ze hadden er zelf heel wat voor overgehad om op zon school te zitten. Marco Onstenk 39, directeur van basisschool de Elstar in Elst en Björn Bouwmeister 41, directeur van de Boemerang in Huissen zijn zelf misschien wel de grootste fans van het Teamonderwijs Op Maat TOM. Dit schooljaar startten beide schooldirecteuren met twee geheel nieuwe basisscholen. In onze reeks artikelen over TOM vertellen ze over hun ervaringen in de eerste weken.

“We gaan het samen doen, die school opbouwen”
“Nee hoor, kinderen leren hier echt heel veel, maar ze ervaren het niet als werken”, zo probeert Onstenk een bezorgde moeder telefonisch gerust te stellen. Haar dochtertje had thuis laten weten dat ze op haar nieuwe school alleen maar mocht spelen. “Eigenlijk is het natuurlijk fantastisch dat het meisje aangeeft dat ze alleen maar mag spelen. Dat het voor haar zo voelt, klopt exact met wat we willen bereiken; leren is leuk, net als spelen. Maar ouders willen ook weten wat hun kinderen nu zoal leren. Toen ik haar moeder liet weten dat het meisje met lezen al twee niveaus vooruit is, was ze volledig gerustgesteld.” Onstenk zal het herhaaldelijk benadrukken: het nieuwe leren en ontwikkelingen zoals TOM zijn de uitgangspunten voor de toekomst. Een half jaar geleden werden hij en Björn Bouwmeister door het schoolbestuur Katholiek Onderwijs Batavorum van Elst geselecteerd om twee nieuwe basisscholen in respectievelijk Elst en Huissen op te zetten. Het nieuwe leren, waarbij onder andere ook zelfwerkzaamheid van leerlingen centraal staat, moest de basis vormen van de twee nieuwe basisscholen. “Zowel in Elst als in Huissen waren alleen protestants-christelijke of openbare scholen. Het bestuur vond dat er twee vernieuwende scholen moesten komen waar ander onderwijs gerealiseerd wordt”, vertelt Onstenk. “Het was niet zon verassing dat ze ons als directeuren uitkozen. We waren allebei al erg actief op het gebied van onderwijsvernieuwing en wilden een rol spelen op de nieuw te stichten scholen.”

Ontwikkelingsgericht onderwijs
Onstenk, die hiervoor vijf jaar als adjunct-directeur en het laatste half jaar als directeur op een grote basisschool werkte, is erg gecharmeerd van het concept ontwikkelingsgericht onderwijs OGO. “Mijn eigen lagere schoolperiode was een regelrechte ramp. Ik kon totaal mijn draai niet vinden; ik verveelde me en kon slecht stilzitten. Ik was een zogenoemde lastige leerling. Mijn moeder snapte daar niets van want thuis was ik een voorbeeldig kind. Ik denk dat ik me gewoon stierlijk heb zitten vervelen al die jaren. Als ik dit nieuwe type onderwijs had kunnen volgen weet ik zeker dat ik die periode veel beter was doorgekomen. Sterker nog, met het andere vormen van leren kunnen volgens mij ook veel gedragsproblemen voorkomen worden. Ontwikkelingsgericht onderwijs is gewoon ontzettend leuk!” Onstenk probeerde op zijn vorige school dan ook zoveel mogelijk uitgangspunten van ander onderwijs te introduceren. Op het gebied van afstemming biedt bijvoorbeeld de Leeslijn heel erg veel mogelijkheden. “Sommige kinderen willen al vóór groep drie iets met letters doen. Daar moet je ze de kans toe geven. De Leeslijn is een leesaanpak die de allerkleinsten spelenderwijs wegwijs maakt in het gebruik van letters.” Het programma was een succes op school, maar Onstenk wilde verder vernieuwen; niet alleen lesmethodes maar het plete schoolsysteem moest in het teken van het ontwikkelingsgericht onderwijs staan. “Op een bestaande school duurt het jaren om dat te kunnen bereiken. Dat is ook logisch, want je moet dan veel meer loslaten. Een nieuwe school opzetten is dan ook een unieke kans om de dingen vanaf de eerste dag ontwikkelingsgericht neer te zetten.” Ook Bouwmeister, die jarenlang als intern begeleider en groepsleerkracht gewerkt heeft, wilde graag als schooldirecteur zijn vernieuwende ideeën over ontwikkelingsgericht leren vormgeven. “Tijdens mijn eigen opleiding aan de Pabo ben ik al erg intensief met het denken vanuit het kind bezig geweest. Ik studeerde in een tijd dat zaken als remedial teaching, instructietafel, en zelfstandig werken opkomende items waren op iedere basisschool. Ontwikkelingen die meestal het doel hadden tijd te creëren en hulp te bieden aan kinderen die afweken van de norm die de methode aangaf. Nu krijgen we de kans om met onze school meer vraaggestuurd leerlingvolgend te werken in plaats van andersom.”

Rol van TOM
Nadat de heren als kersverse directeuren waren benoemd, verdiepten ze zich tijdens een heisessie in nieuwe onderwijsvormen. “Team Onderwijs op Maat sprak ons eigenlijk al heel snel aan”, aldus Onstenk. “Dit systeem ziet onderwijsvernieuwing als een totaalconcept, waarbij je niet alleen door middel van je organisatie maar ook met de inzet van je personeel, de inrichting van je school en het management probeert in te spelen op de behoeften van het kind. TOM is een kader dat iedere school of iedere directeur naar eigen inzichten kan invullen.” Bouwmeister vult aan: “Er worden een heleboel nieuwe onderwijsvormen bedacht; het nieuwe leren is een soort vergaarbak geworden dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Waar het echter wel om gaat is dat je zoveel mogelijk uitgaat van de ontwikkeling van het kind. Het maakt niet zoveel uit welk concept je daarvoor kiest, als je het maar probeert zo consequent mogelijk door te voeren. TOM doet dat ons inziens het beste.”

School opbouwen
Toen de keuze voor het concept duidelijk was, moesten de scholen letterlijk worden opgebouwd. Bouwmeister kreeg een tijdelijke school in Huissen nu 15 leerlingen ter beschikking en is momenteel druk in de weer met de plannen voor een nieuw schoolgebouw. Ook Onstenk zit nog niet op zijn definitieve plek. “Het is de bedoeling dat onze school in de nieuwe wijk van Elst komt te liggen, waar 2500 woningen gebouwd worden. De komende twee jaar zullen we de Elstar nu 35 leerlingen echter nog vormgeven vanuit een reeds bestaand, maar compleet nieuw ingericht, schoolgebouw.” Het prachtige pand waar de Elstar in zetelt, ruikt nog naar de verf. Desondanks heerst er al een huiselijke sfeer. De werkhoeken zijn duidelijk al gebruikt en de whiteboards hangen vol kleurrijke kaartjes. “Het is uiteindelijk een heel geschikt gebouw geworden, maar we hebben er veel aan gesleuteld. Zo zijn onder andere twee klaslokalen met elkaar verbonden. Want grote, open ruimtes zijn ideaal voor dit type onderwijs. We willen klassenoverstijgend werken, dus verschillende niveau- en leeftijdsgroepen in één lokaal aan het werk zetten. Het enige minpuntje is dat we de oude schoolborden moesten laten hangen, omdat het een monumentaal pand is.” Schoolborden zijn volgens TOM niet erg handig; het bord bepaalt meteen de structuur van de klas, waarbij alle stoelen gericht zijn naar één punt in het lokaal. “We willen juist kunnen veranderen van inrichting. We hebben niet eens voor iedereen een tafel; ieder kind heeft wel een stoel, maar tafels moeten gedeeld worden. Dat kan ook makkelijk want het ene kind wil in de hoek werken terwijl het andere aan een tafel wil zitten. Zo bespaar je enorm veel ruimte. In plaats van schoolborden zijn er in de lokalen wel de zogeheten plan-borden: whiteboards waarop door middel van kleurrijke magneetjes een weekplan gemaakt wordt en die gebruikt kunnen worden voor instructies. Dat weekplan maakt het kind in eerste instantie zelf. Het idee dat ieder kind zelf aangeeft wat het wil doen en wil leren is immers een van de basisgedachten van het nieuwe leren. De instructiemomenten worden door leerling en/of leerkracht aangegeven. “Kinderen hebben een natuurlijke behoefte om te leren”, aldus Onstenk. “Uiteraard moet je daarin bijsturen, maar je moet het kind zelf het initiatief laten nemen. Dat is het cruciale verschil tussen klassikaal onderwijs en ons type onderwijs.” Bouwmeister: “Bij veel scholen komen kinderen de klas in en wachten tot de juf begint te vertellen. Hier komen kinderen binnen en tijdens een zogenaamde inloop mogen ze kiezen waar ze zin in hebben. Dat kan zijn met ouders een tekening maken of een boekje lezen, een opdracht maken, alvast met de opdrachten beginnen of gewoon even tot rust komen. Daarna volgt een kringgesprek waarin juf het programma voor de dag uiteen zet en daarna gaat ieder kind zijn eigen taak doen. We hebben moét, mág en doé taken. Ieder kind maakt zijn eigen planning en de leerkracht instrueert en houdt in de gaten dat alle taken worden afgewerkt. Dus ook kinderen die nog niet zo zelfstandig zijn, worden geholpen en aan het werk gezet.” Onstenk voegt daar aan toe dat er geen lesmateriaal wordt uitgereikt. Kinderen pakken zelf hun spullen en zorgen ook zelf dat alles weer netjes wordt opgeruimd.” Maar kun je jonge kinderen dan al zoveel verantwoordelijkheid geven? “Absoluut”, zegt Onstenk. “Kinderen voelen heel goed aan wat ze willen en vooral hoe ze bepaalde taken willen verdelen over de week. Dat is ook heel natuurlijk. Ik wil s ochtends meestal eerst de leuke dingen doen. De administratie doe ik s middags. Waarom moet je een kind dan s ochtends wel dwingen tot taken waar het geen zin in heeft? Om een voorbeeld te geven: een vierjarige kleuter die vorige week met school begonnen is, heeft het systeem nu al door. Het kind wilde in de bouwhoek, maar daar was geen plek meer; alle kaartjes waren al verdeeld. Dus vroeg hij de juf of hij alvast een kaartje voor over twee dagen mocht. Die ging dus gewoon al vooruit plannen, een vierjarige!”

Nieuwe werkwijze
Het nieuwe systeem vereist een compleet nieuwe werkwijze van leerkrachten. Vooral in de beginperiode is dat behoorlijk heftig, geven beide directeuren toe. De leerkracht kan niet meer lesjes afwerken, maar zal continu op de ontwikkeling van elk kind afzonderlijk moeten inspelen. Aan de andere kant biedt TOM ook mogelijkheden efficiënter met de kwaliteiten van leerkrachten om te gaan. Onstenk: ” Je kunt onderwijsassistenten aanstellen die bijvoorbeeld even met de kinderen buiten gaan spelen, terwijl de leerkracht de lesstof voorbereidt of instructie geeft aan een groepje kinderen. Ook moeten leerkrachten zich kunnen ontwikkelen. Hij/zij moet, net als de leerlingen, de kans krijgen spelenderwijs nieuwe vormen en invalshoeken te bedenken.” Beide scholen beschikken nu over twee leerkrachten. Onstenk: “Er was enorme belangstelling om bij ons te komen werken. Ook Bouwmeister had totaal geen probleem met het vinden van geschikte leerkrachten. “Ik ben zelfs gebeld door leerkrachten elders in het land die hadden vernomen dat wij met TOM gingen werken en geïnteresseerd waren. Anderen wilden graag als vervanger in onze databank wilden worden opgenomen.” Na de school, de inrichting en de leerkrachten volgde de keuze van de themas. De scholen hebben ervoor gekozen dezelfde themas te gebruiken. In nauw overleg worden deze uitgediept. Bouwmeister: “Dat vind ik misschien nog wel het leukste van het hele vernieuwingstraject. Het aanbieden van de themas en de invulling ervan door de leerlingen. Betrokkenheid en leren in samenhang is het gevolg. Vervolgens moesten de leerlingen geworven worden. Vele voorlichtingsavonden volgden. “Ouders zijn, terecht natuurlijk, een beetje huiverig voor een nieuw systeem. De meesten hebben zelf zeer klassiek, dus klassikaal, les gehad. Nu zien ze dat hun kinderen spelenderwijs leren en vooral dat ze een individueel ontwikkelingsplan hebben. Dat is nogal een omschakeling. Bovendien laat je, zeker de wat oudere kinderen, niet direct naar zon nieuwe school gaan. Die hebben immers al vriendjes en vriendinnetjes op hun huidige school”, aldus Onstenk. Beide directeuren benadrukken bovendien dat meer traditionele scholen zeker niet slecht zijn. Bouwmeister: “Iedereen is op een of andere wijze wel bezig met onderwijsvernieuwing. Op veel bestaande scholen is dat wel wat moeilijker door te voeren dan op een nieuwe school, maar dat laat onverlet dat de meeste scholen inmiddels wel nadenken over onderwijsvernieuwing. Het planbord bijvoorbeeld, confronteert leerlingen met de verschillen tussen hen. Daardoor accepteer je veel makkelijker dat iedereen zijn eigen ontwikkelingsniveau heeft. Marieke is dan beter in taal, maar Maaike is beter in gym. Ik denk dat hierdoor het acceptatievermogen versterkt wordt.” Onstenk: “Wij als personeel geven bovendien ook aan waar onze tekortkomingen liggen. Het gaat er binnen TOM juist om de kwaliteiten van je personeel daar in te zetten waar ze het best tot hun recht komen. Een leerkracht met passie voor muziek moet je muziekonderwijs laten verzorgen, dat moet je mij niet laten doen!” Wat hopen de directeuren uiteindelijk te bereiken? “Ook als directeur moet ik proberen zoveel mogelijk ontwikkelingsgericht te zijn; dus coachend leiding geven, goed luisteren naar de leerkrachten en de leerlingen,” aldus Onstenk. “We gaan het samen doen, die school opbouwen.” Bouwmeister is het daar volmondig mee eens en voegt daar nog aan toe: “Uiteindelijk worden we heel succesvol.”

Auteur Danielle Arets
Verder in dit nummer
Kader Primair 2 – Oktober 2005

 

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws