Kamer verzet zich tegen enkele maatregelen, waaronder versobering BAPO
Eind november overlegde de Vaste Kamercommissie Onderwijs met de minister en staatssecretarissen van OCW over het actieplan `LeerKracht van Nederland´. Hoewel minster Plasterk meerdere malen nadrukkelijk heeft gezegd dat het gaat om een totaalpakket aan maatregelen waarin niet kan worden geshopt, lijkt hierin verandering te zijn gekomen. Het verzet van de Tweede Kamer tegen de BAPO plannen doet bijvoorbeeld hopen dat hier minder vergaande maatregelen op zullen volgen.

Vooral SP, VVD, GroenLinks en PvdA uitten scherpe kritiek op de lange periode tot alle voorstellen uit het actieplan daadwerkelijk zijn gerealiseerd (2020), het feit dat het echte miljard pas in 2020 beschikbaar komt en dat het geld voor een deel uit de begroting van het ministerie van OCW zelf komt, bijvoorbeeld uit de versobering van de BAPO. De SP vindt dit eerder een bezuiniging in plaats van een modernisering. Het bezwaar van de VVD is dat oudere leerkrachten er geld bij krijgen, maar dagen moeten inleveren. Het CDA stelt het juist op prijs dat oudere leerkrachten de mogelijkheid krijgen om zij-instromers en jongere collega´s te begeleiden. Ook het leggen van het accent op het lesgeven en allerlei administratieve rompslomp overlaten aan anderen kan in het belang zijn van de ouderen in het onderwijs. Verzet tegen de BAPO-aanpassing lijkt desalniettemin op een kamermeerderheid te kunnen rekenen. Vrijwel alle partijen plaatsten vraagtekens bij de keuze voor het sluiten van convenanten. Er werd aangedrongen op het oormerken van budgetten en men vroeg zich af wat de minister nu daadwerkelijk kan afdwingen. Ook zijn er zorgen over het mogelijk onvoldoende betrekken van de werknemersorganisaties bij de uitwerking van het actieplan. Verder riep het instrument prestatiebeloning kritiek op (“Onderwijs is geen lopende bandwerk”, SP), maar onder andere PvdA en CDA zien heil in het verkennen van de mogelijkheden hiervan en het gezamenlijk (sociale partners) ontwikkelen van criteria. De SP zette fors in door te stellen dat niet de leerkracht maar het management centraal staat in het actieplan. “Dat salarisverbetering alleen aan de orde is voor goed presterende leerkrachten betekent dat elke leerkracht is overgeleverd aan de willekeur en vriendjespolitiek van het management.” Sommige leden van de Vaste Kamercommissie veronderstellen dus dat het management over veel macht beschikt bij het beoordelen van het onderwijspersoneel (salarisperiodiek, prestatiebeloning). De AVS wijst er echter op dat hiervoor in de CAO-PO nu al bepalingengelden. Het ontwikkelen van een portfolio door leerkrachten én schoolleiders kan hierbij dienen als verantwoordingsinstrument (objectieve criteria). Bovendien bestaan er in de sector primair onderwijs duidelijke afspraken over de toepassing van instrumenten voor personeelsbeleid. En het is niet voor niets dat schoolleiders in het po een dringend beroep doen op de bewindslieden voor (meer) budget voor ondersteunende functies.



Meer loon en conciërges, minder werkdruk
CDA, PvdA en Christen Unie reageerden instemmend op het voorstel de salarissen van schoolleiders in het primair onderwijs te verhogen. De PvdA wees erop dat dit een wens van de hele Tweede Kamer is. Vooral PvdA, Christen Unie en D66 toonden zich enthousiast op het voorstel voor extra conciërges en administratieve krachten in het po, mits het gaat om `echte´ functies. Het voorgestelde budget van 20 miljoen euro hiervoor is volgens de partijen slechts een druppel op de gloeiende plaat, terwijl elke po-school een conciërge nodig zou hebben. Het voorstel om de 40-urige werkweek als norm te gaan hanteren kon niet bepaald op bijval rekenen. Gewezen werd op de noodzaak om de werkdruk terug te dringen en de populariteit van het vak te verhogen. Dat gebeurt niet door de werkweek uit te breiden. Daadwerkelijke vermindering van de werkdruk komt in de plannen van de bewindslieden niet voor. GroenLinks: “Het is absurd dat kennelijk alleen wordt gekeken naar de uren voor de klas; de minster loopt hiermee het risico op een parlementair onderzoek in 2020.”


Geen dictaat
Minister Plasterk benadrukte dat het actieplan echt een eerste stap is en nadrukkelijk geen dictaat. Hij bleek het na enig aandringen eens te zijn met de Kamercommissie over het feit dat er onvoldoende aandacht is voor het terugdringen van de werkdruk. Tegen de kritiek op de BAPO-plannen bracht hij in dat er veel mogelijkheden zijn om het voor ouderen aantrekkelijk te maken en dat er sprake is van een geleidelijke invoering. Verder reageerde Plasterk op de `macht van de manager´ dat door schaalvergroting en de governancestructuur het management veel invloed heeft, maar dat scholen niet kunnen zonder leidinggevende. “Er moet sprake zijn van een goede balans tussen het management en de leerkrachten. Dat moet veranderen door de medezeggenschap van leerkrachten over de onderwijsinhoud te verbeteren.” Staatssecretaris Dijksma wees er in dit kader op dat in het primair onderwijs de prioriteit ligt bij de schoolleider, ondanks het feit dat een salarisverbetering en extra ondersteunend personeel niet in het advies van de commissie Rinnooy Kan voorkomen.

Uitwerking
De meeste (kritiek)punten van de Tweede Kamer op het actieplan kwamen tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting op 11, 12 en 13 december uitvoerig aan bod. Bij het ter perse gaan van deze Kadernieuws was nog niet bekend in hoeverre daarbij tegemoet is gekomen aan de kritiek uit het onderwijsveld. Het actieplan wordt vervolgens in de onderhandelingen met werkgevers en werknemers (sociale partners) verder uitgewerkt. Per sector worden prestatieafspraken gemaakt en vastgelegd in een convenant. Elke sector maakt daarop afspraken met de schoolbesturen. Per sector en op schoolniveau wordt gemonitord. De onderhandelingen starten in januari en moeten vóór 1 mei 2008 zijn afgerond. Op schoolniveau wordt gemeten wat de concrete resultaten van de afspraken zijn. Dat gebeurt via de al bestaande informatiestromen. De Inspectie heeft daar reeds een taak in. Inspraak op het formatieplan is geregeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS).

Inzet AVS
De AVS is een van de organisaties die in het zogenaamde tripartiete overleg (werkgevers, vakorganisaties en overheid) aan tafel zit en zal vooral inzetten op:

o De voorstellen tot aanpassing van de BAPO zullen geen gevolgen hebben voor die mensen die daar nu of op korte termijn gebruik van maken. Wel wil de AVS graag de BAPO verder individualiseren; zij die het nodig hebben moeten er gebruik van kunnen maken om gezond naar het pensioen toe te werken. Anderen die daartoe in staat zijn moeten gestimuleerd worden door te werken met een persoonlijke financiële prikkel, bijvoorbeeld conform de FPU-regeling.

o De 20 miljoen euro voor conciërges blijft te weinig. De AVS zal maximale druk blijven uitoefenen om dit te verhogen of om afspraken te maken over hoe op afzienbare termijn in beginsel elke school ondersteunende formatie krijgt. Op dit moment is de AVS hierover met verschillende klankbordgroepen in gesprek en bekijkt ze hoe, samen met de leden, de druk op te voeren is.

o De AVS is positief over de salarisverhoging. Schoolleiders die hun professionalisering bij de NSA hebben ondergebracht hebben volgens de AVS aan de eisen voldaan om in aanmerking te komen voor de extra toelage. Het bevoegd gezag kan overigens ook op andere gronden besluiten het extra salaris toe te kennen.

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.