De toestroom van leerlingen uit Oekraïne op reguliere scholen is groter dan verwacht. Uit een peiling van de AVS blijkt dat in twee weken tijd het aantal aanmeldingen van 3500 naar 10.000 kinderen is opgelopen. Dat stelt het onderwijs, dat al kampt met grote personeelstekorten en post-coronaperikelen, voor nieuwe uitdagingen. Op dinsdag 5 april organiseerde de AVS samen met LOWAN en de PO-Raad een webinar voor schoolleiders: hoe regel je goed onderwijs voor deze vluchtelingenkinderen?
In het webinar vertelde Rob van Ooijen, hoofd communicatie bij de AVS, over de recente peilingen van de AVS, de zorgen onder schoolleiders en wat zij nodig hebben. Daarna nam Marieke Postma van LOWAN het woord. Zij onderstreept dat scholen vooral niet op eigen houtje het wiel moeten gaan uitvinden. “Vluchtelingenkinderen zijn het best op hun plek op een school voor nieuwkomers of in een taalklas. In Nederland zijn er 350 van zulke scholen. Dus als er een in de buurt zit? Maak daar gebruik van. Ook als zo’n school of klas vol zit, vind je daar wel de expertise om vluchtelingenleerlingen zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Want er wordt algauw gezegd: ‘gebruik de meertaligheid van deze kinderen als aangrijpingspunt voor hun ontwikkeling.’ Maar hoe doe je dat in de praktijk? Voor nieuwkomersscholen is dit doorgaans gesneden koek.”
Hetzelfde geldt voor het omgaan met getraumatiseerde kinderen. Postma: “Op nieuwkomersscholen weten ze dat je een kind dat nog maar net in Nederland is niet moet overvragen. Laat ze spelen met Kapla, doe even wat rekensommetjes. Maar geef deze leerlingen vooral de kans om te landen in een veilige omgeving.” Dat deze kinderen nog niet meteen op school starten, maar in sommige gemeenten eerst worden opgevangen in programma waar het vooral om sport en cultuur gaat, vindt ze geen punt. “Deze kinderen hebben vaak in korte tijd veel meegemaakt. Ze moeten zich eerst veilig kunnen voelen.”
Wat doe je als ouders zich melden bij je school? “Een intakgesprek met de ouder en het kind biedt vaak een goed vertrekpunt om te bepalen wat een leerling nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen in het Nederlandse onderwijs. En zo’n gesprek houd je niet een keer, maar het liefst na drie weken weer.”
Postma en LOWAN-collega Boudien Bakker moedigen directeuren aan om onderling samen te werken om de opvang van Oekraïense kinderen in de regio zo goed mogelijk te organiseren. “Ook als je nu nog geen plan hebt en al wel leerlingen uit Oekraïne een plek biedt op jouw school, stel ik voor om alsnog een plan te maken hoe je goed onderwijs gaat organiseren..”
Werk verschillende scenario’s uit is de tip. “Doe dit het liefst samen met meerdere scholen. Het is nooit te laat om zo’n plan te maken. Je moet de zorg voor deze kinderen niet onderschatten. Ik ken scholen die na twee weken toch moeten concluderen dat ze Oekraïense leerlingen niet kunnen bieden wat ze nodig hebben en dan moeten die kinderen weer verkassen.” Overigens zijn er ook Oekraïense ouders die hun kinderen liever thuishouden. “In Oekraïne mag dat ook, omdat ze daar – in tegenstelling tot in Nederland – geen leerplicht kennen.”
En, of je nu Oekraïense kinderen op je school opneemt of niet: het is belangrijk dat de kwaliteit van onderwijs blijft bestaan voor alle leerlingen, benadrukt Postma. “En dat kan dus ook betekenen dat je niet alle vluchtelingen een plek kan bieden die zich bij je op school melden, alleen al omdat je daarvoor onvoldoende leraren hebt.” Bij het realiseren van goed onderwijs is het personeelstekort een grote zorg van veel schoolleiders en dat wordt door de opvang van deze vluchtelingenkinderen alleen maar zichtbaarder. “Er wordt ook door het ministerie van Onderwijs gekeken hoe we hier zo goed mogelijk mee om kunnen gaan. De inzet van Oekraïense ouders met lesbevoegdheid is zeker niet uitgesloten. Daarvoor moeten scholen dan wel een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvragen. Verder zijn betrokken organisaties met name DUO aan het uitzoeken of de Oekraïense lesbevoegdheid kwalitatief voldoet aan de Nederlandse eisen. Als die diploma’s goedgekeurd zijn, wordt de inzet van deze mensen in het Nederlandse onderwijs makkelijker.”
Ook het bestuur kan meedenken als het gaat om het personeelstekort of werkdruk. “Misschien zijn er andere manieren om jezelf of het team te ontzien. Denk aan het aantrekken van een administratieve kracht,” tipt Postma. “Trek sowieso aan de bel bij het bestuur als je er zelf niet uitkomt.”
Het ministerie van Onderwijs werkt ondertussen ‘keihard’, aldus Postma, om ook de bekostiging rond te krijgen voor de opvangen van deze vluchtelingenleerlingen. Postma verwacht dat per 1 mei meer duidelijkheid bestaat met betrekking tot deze maatwerkbekostiging en dat die zeker een jaar geldig zal zijn. Maar zo benadrukt zij ook: “Er wordt heel hard gewerkt en schoolleiders staan met hun armen geopend om kinderen op te vangen, maar zorg vooral dat met andere scholen een goed plan hebt met de leerlingen en maak daarbij altijd gebruik van de expertise die we al hebben opgedaan op de nieuwkomersscholen. Daarnaast is er ook veel nog niet geregeld. Denk aan leerlingenvervoer, maar ook gebouwen die gemeente moeten vrijstellen om tijdelijk als school te kunnen gebruiken. Het is improviseren voor iedereen. Gaandeweg zal er steeds meer duidelijkheid komen.”