Strengere regels afgifte Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

Om het aantal (herhaalde) zedendelicten tot een minimum te beperken scherpte minister Hirsch Ballin van Justitie onlangs de regels aan voor de afgifte van Verklaringen Omtrent het Gedrag (VOG) voor personen die met minderjarigen willen werken, zoals leerkrachten. De nieuwe regels gingen direct in.

Het Centraal Orgaan Verklaringen Omtrent het Gedrag (COVOG) mag voortaan geen VOG meer afgeven aan bijvoorbeeld leerkrachten indien:

– Zij in de twintig jaar voorafgaande aan de aanvraag zijn veroordeeld tot een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf/ taakstraf vanwege zedendelicten;
– Zij twee of meerdere malen zijn veroordeeld tot een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf/taakstraf vanwege zedendelicten;
– Zij in de tien jaar voorafgaande aan de aanvraag éénmaal in de justitiële documentatie voorkomen met een voorwaardelijk sepot of veroordeeld zijn voor een andere straf dan een gevangenisstraf/taakstraf vanwege zedendelicten.

Wanneer het onthouden van de VOG `evident disproportioneel´ is, kan echter van deze aanscherpingen worden afgeweken.

Onderzocht
Alle 106.857 aanvragen voor een VOG in het onderwijs, die sinds 1 april 2004 bij het COVOG zijn ingediend, zijn inmiddels onderzocht. Van deze 106.857 aanvragen heeft in 122 gevallen een zedendelict een rol heeft gespeeld bij de beoordeling. In `slechts´ 24 van de 122 aanvragen is de VOG geweigerd of is de aanvraag nog in behandeling. In de meeste andere gevallen is er toch een VOG afgegeven, indien de strafzaak niet heeft geleid tot een veroordeling. De minister van Justitie concludeert op basis van dit onderzoek dat het COVOG sinds haar oprichting heeft gehandeld volgens de afgesproken regels, uitgezonderd één verstrekte VOG, die nader wordt onderzocht.

Door de veranderende maatschappelijke opvattingen achtte Hirsch Ballin een aanscherping van de beleidsregels gewenst, maar ziet geen aanleiding om aanvullende wettelijke maatregelen te nemen op het gebied van het beroepsverbod. Verder merkt hij op dat in Nederland alleen de strafrechter bevoegd is iemand te verbieden zijn beroep uit te oefenen voor een bepaalde periode. Dit sluit echter niet uit dat organisaties op basis van eigen reglementen mogelijkheden hebben een persoon te schorsen of te royeren. De VOG is slechts één van de hulpmiddelen ter voorkoming van seksueel misbruik van kinderen. Organisaties moeten zelf integraal integriteitbeleid ontwikkelen en niet alleen blind varen op de VOG, aldus de minister.

Geen risico´s
AVS voorzitter Ton Duif stelt dat scholen ervan uit moeten kunnen gaan dat een VOG klopt, dat het goed onderzocht is en dat het rechtsgeldig is. “Scholen hebben niet de mogelijkheid om zelf dit soort onderzoek te doen.” Verder is hij van mening dat iemand die een zedendelict heeft begaan en zijn straf heeft gehad, het verdient om een tweede kans in de maatschappij te krijgen, maar niet meer in het primair onderwijs. “In het algemeen geldt dat voorzichtigheid en terughoudendheid geboden is. Zolang de kans op herhaling bestaat, en die is groot, geen risico´s nemen!”

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.