Per 1 augustus 2020 start het experiment Ruimte in Onderwijstijd. De twintig deelnemende basisscholen mogen afwijken van de vakantieregeling, van de vijfdaagse schoolweek en hen wordt de mogelijkheid geboden om andere professionals dan de bevoegde leerkracht onder voorwaarden voor maximaal honderd uur per jaar les te laten geven.

De aanmeldtermijn voor het experiment liep van 1 tot en met 31 mei 2020. Er hebben zich 24 scholen aangemeld. Van de acht scholen die aan het eerdere Experiment Flexibiliseren Onderwijstijd meededen, meldden zich er zeven voor dit experiment. Van de 24 aanmeldingen beschikken vijf scholen op dit moment over de waardering ‘goed’. Onder de aangemelde scholen zijn geen scholen uit Groningen, Drenthe, Flevoland en Limburg. De twintig scholen zijn geselecteerd op basis van de eis van volledigheid van de aanvraag, de eis dat het gaat om toegestane afwijkingen en de voorrangsregels uit de beleidsregel.

Doel experiment
Het experiment duurt vijf jaar, tot 1 augustus 2025. Doel is om te bepalen wat de effecten zijn van meer flexibiliteit in de invulling en de organisatie van de onderwijstijd, met name op de kwaliteit van het basisonderwijs. Als hieruit duidelijk wordt onder welke randvoorwaarden meer flexibiliteit kan bijdragen aan de onderwijskwaliteit, dan kan de wet- en regelgeving op dit punt worden aangepast. Het experiment verschilt overigens van de ruimte die scholen voor primair onderwijs in de G5 krijgen in het kader van het personeelstekort. Deze is bedoeld om de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid van het onderwijs zo goed mogelijk te borgen bij een oplopend lerarentekort. In tegenstelling tot het experiment Ruimte in Onderwijstijd is er in het G5-experiment geen ruimte om af te wijken van de wettelijke eisen ten aanzien van vakanties en van het aantal schoolweken korter dan vijf dagen. Ook werd in het kader van het G5-experiment onlangs een motie aangenomen dat als iemand zonder lesbevoegdheid voor een klas of groep staat, die uren niet gelden als onderwijstijd.

Aanpassen urennorm
In zijn voortgangsbrief over het programma Ruimte voor Regie, waarin minister Slob de deelnemende scholen aan het experiment Ruimte in Onderwijstijd bekend maakt, reageert hij ook op het internationaal vergelijkend onderzoek naar onderwijstijd en urennorm in het primair onderwijs van het CAOP. “Er kunnen geen eenvoudige aannames worden gedaan over de effecten van een verhoging of een verlaging van de urennorm. Hoewel het onderzoek geen directe aanleiding geeft om de urennorm aan te passen, biedt het waardevolle aanknopingspunten voor verdere verkenning.” Er zijn bijvoorbeeld vergelijkbare conclusies als die de Commissie Onderwijstijd in 2008 over de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs trok. In het vo heeft dat geleid tot de huidige situatie, waarin scholen meer ruimte hebben voor een individuele invulling van de onderwijstijd. Volgens Slob kan de Onderwijsraad de uitkomsten van het onderzoek betrekken bij het advies over onderwijstijd van leerlingen en leraren waar de Kamer om gevraagd heeft. Ook wordt eind 2020 de tussenevaluatie werkdrukmiddelen opgeleverd. Op basis van de uitkomsten wordt bezien of bijsturing nodig is. De aanknopingspunten uit het onderzoek van het CAOP zullen daarbij betrokken worden. Verder wijst Slob op het project ‘Anders organiseren’ van de PO-Raad, dat begin 2020 is gestart. En op de subsidie die schoolleiders konden aanvragen voor ideeën rond het anders organiseren van de schoolorganisatie (Schoolleiders Innovatie en Ontwikkelfonds, SIOF-PO). Een subsidie die mogelijk een vervolg krijgt.

Slob signaleert dat als het gaat om onderwijstijd, er ook behoefte is aan meer ruimte en beslissingsvrijheid om op individueel niveau af te mogen wijken. Voorbeelden zijn talentvolle leerlingen op cultureel of sportgebied of leerlingen die buiten de school een leerervaring op kunnen doen die de school niet kan bieden. “Ik verken daarom de mogelijkheden om binnen de huidige wetgeving de benodigde ruimte te bieden. Niet alle scholen zijn al bekend met de bestaande mogelijkheden in de invulling en organisatie van de onderwijstijd. En ook scholen die al stappen hebben gezet, geven aan dat zij graag over meer informatie hadden kunnen beschikken. Ik zet daarom in op een betere informatievoorziening.”
Bij keuzes over de invulling en de organisatie van de onderwijstijd moet een balans worden gevonden vindt Slob: tussen het waarborgen van onderwijskwaliteit en kansengelijkheid en het geven van ruimte op individueel niveau. “Meer ruimte kan voor de ene leerling betekenen dat deze zich beter kan ontwikkelen, maar kan er voor een andere leerling toe leiden dat deze achterblijft.”

Coronalessen
Tot slot wijst Slob op de afgelopen periode waarin scholen veel ervaring hebben opgedaan met andere vormen van organisatie en invulling van de onderwijstijd. “De periode van afstandsonderwijs kan waardevolle inzichten bieden. Ik heb het NRO gevraagd om een uitvraag te doen bij onderzoekers en kennisinstellingen naar Covid-19 gerelateerde onderzoeken. Er wordt ook gewerkt aan de opzet van een onderzoek om blijvend te kunnen leren van de opgedane ervaringen. Het doel is om in kaart te brengen welke mogelijke aanpassingen ook op langere termijn het onderwijs in Nederland ten goede komen. De inzichten uit dit onderzoek kunnen naar verwachting ook bijdragen aan het vormgeven van anders omgaan met de onderwijstijd met behoud van onderwijskwaliteit.”

Links

Gerelateerd nieuws