De teneur in de Staat van het Onderwijs (Onderwijsverslag 2016/2017) is redelijk negatief. De prestaties van leerlingen in het funderend onderwijs zijn gelijk gebleven of nemen af. In vergelijking met andere landen is het segregatieniveau in het po hoog. Leerlingen in het vo hebben minder burgerschapskennis dan leerlingen in landen om ons heen. Maar een klein deel van de schoolleiders stuurt actief op kwaliteit(sverbetering). De inspectie vraagt zich daarbij af of de randvoorwaarden goed zijn. “Schoolleiders moeten vaak moeilijke keuzes maken als het gaat om kwaliteit of continuïteit van onderwijs”, aldus AVS-voorzitter Petra van Haren.
Van Haren: “Dan gaat het om keuzes als een minder geschikte vervanger of géén vervanger, de verwarming voldoende opstoken of extra handen in de klas. Ook is er niet altijd voldoende autonomie op schoolniveau om integraal schoolleiderschap in te vullen. Invloed op financiële en personele sturing is onlosmakelijk met het realiseren van onderwijsvisie en -kwaliteit verbonden. Ook is een aantrekkelijke arbeidsmarkt van groot belang om hoog opgeleide en goede professionals aan te trekken en te binden.”
De Onderwijsinspectie geeft in de inleiding aan dat de onderlinge relaties in het onderwijsveld onder druk staan door oplopende lerarentekorten, werkdruk en discussies over financiering. Zij ziet drie opgaven voor nieuwe afspraken. Ten eerste moet er consensus zijn over welke basis in het onderwijs nu echt op orde moet zijn. Ten tweede kunnen schoolleiders, bestuurders en leraren hun autonomie en zelflerend vermogen beter benutten. Ten derde is het bewaken van de maatschappelijke opdracht, het collectief belang, ‘misschien wel de grootste opgave in ons stelsel’. Er is focus nodig: van wie is het onderwijs en waartoe leiden we op? Daarbij kijkt de inspectie ook kritisch naar haar eigen rol en bijdrage.
Prestaties van leerlingen
Ten opzichte van 15 tot 20 jaar geleden dalen zowel de reken- als leesprestaties van basisschoolleerlingen. In internationaal perspectief raakt Nederland zijn (sub)toppositie kwijt. In vergelijking met 2015 en 2016 behalen minder leerlingen het streefniveau voor lezen. Vooral leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond halen minder goede resultaten bij lezen, taalverzorging en rekenen. Het aandeel leerlingen dat het basisonderwijs laaggeletterd verlaat, stijgt. Ook is er sprake van achteruitgang bij bewegingsonderwijs, cultuureducatie en natuur en techniek.
In het vo krijgen de afgelopen jaren steeds meer afdelingen het oordeel ‘voldoende’ voor hun onderwijsresultaten (bijna 95 procent in 2017). Ook is er een daling van het aantal (zeer) zwakke afdelingen (zo’n 3 procent). Naast deze positieve ontwikkelingen laten internationale studies zien dat de prestaties van leerlingen in het vo een gestaag dalende trend vertonen. Deze negatieve trend is echter niet zichtbaar in het gemiddelde cijfer voor het centraal examen: dat is gelijk gebleven. Het percentage geslaagden is in 2016/2017 iets lager dan vorig jaar. Leerlingen met een migratieachtergrond slagen nog steeds minder vaak voor hun eindexamen dan leerlingen zonder een migratieachtergrond.
Kwaliteitszorg en sturing
De onderwijskwaliteit is op bijna alle basisscholen van voldoende niveau. Wel stijgt voor het eerst sinds jaren het aandeel zeer zwakke scholen licht. In het (v)so voldoen enkele scholen niet aan de wettelijke kwaliteitseisen. Een kwaliteitszorgsysteem ontbreekt of is in ontwikkeling.
Het overgrote deel van de schoolleiders, bestuurders en leraren zorgt goed voor de kwaliteit van het onderwijs. De meesten zijn tevreden met het minimum aan kwaliteitsnormen. Een veel kleiner deel is erop gericht zichzelf continu te verbeteren en stuurt actief op kwaliteit door personele en financiële consequenties te verbinden aan kwaliteitsverbetering. “Belemmerend voor kwaliteit(szorg) is ook de hoge werkdruk die een deel van de leraren en schoolleiders ervaart en de tekorten aan gekwalificeerd personeel op sommige scholen”, aldus de Staat.
Schooladvies en eindtoets
Het initieel schooladvies sluit beter aan bij de resultaten van de eindtoets in het po. Ook stellen scholen het advies iets vaker bij als de eindtoetsscore een heel of half niveau hoger uitviel. De achtergrondkenmerken van leerlingen, zoals het opleidingsniveau van de ouders, blijft een rol spelen. We zien dat steeds meer leerlingen een havo/vwo- of vwo-advies krijgen. Positief is dat ook het percentage meervoudige adviezen stijgt (25 procent, in 2015 was dit 16 procent). De inspectie wijst erop dat, met de toelating van nog drie eindtoetsen (in totaal nu 6), de onvergelijkbaarheid van de eindtoetsen wel verder is toegenomen.
In het vo bestaan er grote verschillen tussen scholen in de mate waarin leerlingen in leerjaar 3 lager of hoger dan hun basisschooladvies zitten. Bij sommige scholen komen leerlingen lager uit, bij andere hoger. Leerlingen met hoogopgeleide ouders komen eerder op een hoger niveau uit. In het vo neemt het ‘stapelen’ licht toe.
Segregatie en onderwijskansen
Ondanks meer dubbele schooladviezen en stapelen binnen het vo blijft kansenongelijkheid bestaan, meldt de Staat van het Onderwijs.
In vergelijking met andere landen is het segregatieniveau in het Nederlandse primair onderwijs hoog. De segregatie naar opleidingsniveau van ouders is hoger dan de segregatie naar etnische achtergrond of inkomen. Het diploma van de ouders bepaalt sterk op welk niveau een leerling in het vo zit. Er zijn grote verschillen tussen scholen en ook tussen steden in adviesniveau. Daarnaast is er een sterke groei van het schaduwonderwijs. Met name hoogopgeleide ouders kopen extra onderwijs en ondersteuning voor hun kinderen in, wat voor een tweedeling zorgt.
Ook tussen jongens en meisjes zijn er grote verschillen in onderwijs- en studieloopbaan. Deze verschillen zijn vooral zichtbaar vanaf het vo. In het vo blijven jongens vaker zitten dan meisjes en vervolgen zij het onderwijs vaker op een lager niveau dan meisjes.
Burgerschapscompetenties
Burgerschapscompetenties van leerlingen in het vo in Nederland blijven al jaren achter bij die van leeftijdgenoten in andere landen. In vergelijking met het buitenland doen veel Nederlandse scholen relatief weinig aan burgerschapsonderwijs. Ook blijken leraren zich minder dan in andere landen bekwaam genoeg te vinden om thema’s als de Grondwet of internationale samenwerking te behandelen.
Passend onderwijs
De meeste leraren staan positief tegenover de doelstellingen van Passend onderwijs. De uitvoering vinden zij echter problematisch, vooral door tijdgebrek en het grote aantal leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften.
Het aantal leerlingen in het sbo is licht gestegen (naar 33.968). Na jaren van daling is in schooljaar 2017/2018 het aantal leerlingen dat naar het speciaal onderwijs gaat met ruim 700 gestegen. In het vso is het aantal leerlingen opnieuw gedaald. De aansluiting op de arbeidsmarkt voor vso-leerlingen is slecht: weinig leerlingen krijgen werk (slechts 1 op de 5).