De door de coronapandemie opgelopen achterstanden bij leerlingen en studenten moeten worden aangegrepen om het onderwijs structureel te verbeteren. Daar roept de Inspectie van het Onderwijs toe op in het rapport De Staat van het Onderwijs 2021. Volgens de inspectie moeten we niet terug naar het niveau van voor de pandemie, maar moet het onderwijsniveau structureel omhoog. Er moet niet worden gerepareerd maar gerenoveerd.
Te veel leerlingen verlaten de school zonder dat ze deze basisvaardigheden onder de knie hebben. Het ging al de verkeerde kant op voor de coronacrisis, en het is er niet beter op geworden. De Onderwijsinspectie maakt zich grote zorgen en vraagt om structurele veranderingen in het onderwijs. Teruggaan naar het niveau van voor 2020 is niet meer genoeg.
Om de opgelopen achterstand in te halen is er eerder dit jaar 8,5 miljard beschikbaar gekomen. Volgens inspecteur-generaal van het Onderwijs Alida Oppers levert dat een unieke kans om het onderwijs aan te pakken en wat te doen tegen de teruglopende basisvaardigheden en kansenongelijkheid.
Leerlingen die niet op het minimale basisniveau kunnen lezen of schrijven kunnen hier in hun latere schoolloopbaan nog last van hebben. Voor een vijfde van de studenten in het hoger onderwijs is het reden om aanvullend onderwijs in te schakelen. Zij geven aan dat het taalonderwijs in de vooropleiding niet aansluit op dat wat in de studie verwacht wordt.
De inspectie noemt de toename van het aanvullend onderwijs een risico voor de kansengelijkheid. Niet alle ouders en studenten hebben er de financiële middelen voor. Bovendien laten hoger opgeleide ouders hun kinderen in het primair en voortgezet onderwijs vaker betaald aanvullend onderwijs volgen.
Op 14 april is ook de Staat van de Schoolleider verschenen.