Kritisch onderzoek naar VVESpeciale educatieve programma’s voor peuters helpen nauwelijks. Twee- tot vierjarigen die zo’n programma hebben gevolgd, zijn niet beter in taal en rekenen dan hun leeftijdgenootjes die naar een gewone peuterspeelzaal gaan. Sterker nog, hun vaardigheden op dit gebied zijn zelfs minder. Dat concludeert hoogleraar onderwijskunde Peter Sleegers in zijn onderzoek ‘Effectiviteit van VVE en peuterspeelzalen in Oosterhout en Den Bosch’.Het onderzoek naar de Vooren Vroegschoolse Educatie (VVE) deed Sleegers voor het SCO-Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam in opdracht van het schoolbestuur Delta. Hij vergeleek hiervoor de prestaties van peuters in Oosterhout die een VVE-programma volgden met peuterspeelzaalleerlingen in Den Bosch die geen VVE-programma hadden.Geen verschilDe resultaten laten allereerst zien dat er geen verschillen tussen peuters uit instellingen van beide gemeenten zijn gevonden in de groei in woordkennis of telvaardigheid. Ook de sociaal-emotionele ontwikkeling, de werkhouding en de emotionele stabiliteit verschillen niet in beide gemeenten. Van de koppeling van peuterspeelzalen aan een basisschool (wel in Oosterhout, niet in Den Bosch) worden dus geen effecten gevonden. Wel blijkt de gemiddelde leerwinst die peuters boeken te verschillen per instelling.Instellingen (scholen/peuterspeelzalen) doen er dus wel toe. Gekeken naar kenmerken van instellingen die samenhangen met meer of minder leerwinst, valt op dat de groei in woordkennis door het jaar heen negatief samenhangt met het gebruik van VVEprogramma’s. Daarnaast werd gevonden dat de groei in woordkennis geringer is bij speelzalen waar leidsters cursussen hebben gevolgd, waar leidsters kringgesprekken in groepjes van minder dan vijf peuters houden, waar leidsters aangeven dat de peuters bij binnenkomst in de groep blijer zijn en op speelzalen waar er wekelijks met ouders van peuters gesproken wordt. Peuters bleken een grotere woordkennisgroei te vertonen als er meer leidsters voor de groep staan, leidsters meer deelcursussen hebben gevolgd, leidsters peuters apart nemen voor extra oefening en als leidsters taalfouten corrigeren door ofwel peuters de juiste vorm voor te zeggen dan wel peuters helpen die niet weten hoe iets te zeggen door ze de eerste klank of het eerste woord te noemen, zodat de peuter de zin kan afmaken. Verder bleek dat de instellingen geen invloed hebben op de ontwikkeling van de telvaardigheid. Leeftijdsverschillen van peuters verklaren alle verschillen in telvaardigheid. Ook de sociaal-emotionele ontwikkeling van de peuters bleek niet van instellingen af te hangen. Tot slot bleek emotionele stabiliteit, zoals beoordeeld door de leidsters, niet samen te hangen met de groei in taalen telvaardigheid van peuters. Hoewel de sociaal-emotionele gesteldheid van peuters veelal wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, werd in dit onderzoek bij peuters geen verband gevonden.OorzakenOnderzoeker Sleegers wil graag de oorzaken van dit alles achterhalen. “Er zijn nog zo veel vragen, bijvoorbeeld over het gedrag en de ervaring van de peuterleidsters en de groepssamenstelling. Om goed te kunnen vergelijken, zou je eigenlijk ook in een grote stad als Amsterdam of Rotterdam moeten kijken. Daarnaast zou ik graag willen weten of er ook verschillen zijn met peuters die niet naar de peuterspeelzaal gaan of VVE volgen, maar thuis blijven.” Maar het eerste wat de onderwijskundige wil onderzoeken is het effect van VVE op de lange termijn. Hij wil bestuderen of er een goede aansluiting van die stimuleringsprogramma’s is van de peuterspeelzaal naar het basisonderwijs. Sleegers: “Je kunt je afvragen of we daar niet te veel van verwachten. Je moet er wel over nadenken hoe je kinderen met een achterstand – waarvoor deze programma’s bedoeld zijn – zo vroeg mogelijk kunt helpen, maar de vraag is op welke manier.’VervolgonderzoekDe conclusie dat VVE er in Oosterhout niet toe zou doen doet geen recht aan de voorwaarden waaronder het onderzoek werd uitgevoerd en de nuances die de onderzoekers zelf aanbrengen. Staatssecretaris Sharon Dijksma merkt op dat er in diverse gemeenten onderzoek is gedaan. “De vraag is echter of die resultaten altijd direct zijn door te trekken naar het landelijk VVE-beleid. Dan moet een dergelijk onderzoek aan een aantal criteria voldoen. Het onderzoek bevestigt wel wat uit eerder onderzoek al bleek, namelijk dat de didactische vaardigheden en de algemene ervaring van leidsters van groot belang zijn voor het slagen van het werken met VVE.” Een grootschalig en longitudinaal onderzoek naar de effecten van VVE zal op termijn van start gaan.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.