Sinds de start van WSNS werken alle scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) samen in samenwerkingsverbanden. Deels tot ieders tevredenheid, maar niet overal. Waar de gedachte van inclusief onderwijs als dogma wordt nagestreefd, zit het sbo met zorgen en vragen over de eigen positie en over het welzijn van de zorgleerlingen. Gezien de grensvervaging met het reguliere basisonderwijs (bao) is het logisch dat het sbo zich aan ´t heroriënteren is om haar bestaansrecht te herformuleren.
Op zoek naar de meerwaarde
Speciaal basisonderwijs beraadt zich op bestaansrecht
Voor de totstandkoming van dit artikel is gesproken met meerdere directeuren uit de regio Rotterdam, waaronder Rob Wilschut (CBS De Acker), Madeleine Hofmeester (CBS De Poort), Arie de Bruin (algemeen directeur VPCS Rotterdam), Huib Wilkes (CBS De Regenboog), John Lejewaan (OBS Anne Frankschool), Herman Wiegeraad (CBS De Wiekslag), Martha van Deijk (IB´er RKBS De Oosthoek).
WSNS Plus heeft gezorgd voor een toename van zorgmogelijkheden in het bao en een structuur van WSNS-verbanden met een bestuur, coördinatiegroep en Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Wat opvalt is dat er door die besturen en PCL´s heel verschillend wordt aangekeken tegen het sbo. Sommige besturen betrekken het sbo volop in hun overwegingen en luisteren goed naar wat hen bezighoudt. Andere besturen instrueren hun PCL zo dat er nauwelijks meer leerlingen toegelaten kunnen worden in het sbo. Daar maakt men zich grote zorgen over het voortbestaan van de kennis, expertise en het welzijn van de zorgleerlingen. Verwijzing nul procent, nauwelijks instroom, inclusief onderwijs voor het bao: dit streven stemt het sbo niet bijster optimistisch.
Inspelen op zorgleerlingen
Voor een groot deel hebben de leerkrachten in het bao al leren inspelen op zorgleerlingen. Een directeur bao schetst het `zorgelement´: “De toenemende problemen vertalen zich in de klas als een hindernis voor de kern van het vak: het lesgeven. Ongestoord een verhaal vertellen is niet vanzelfsprekend meer. Waar de jonge kinderen het vroeger op konden brengen tien minuten te luisteren, halen ze vandaag de dag amper drie minuten. Zindelijkheid, veters vast kunnen maken, even geduld opbrengen is steeds minder vanzelfsprekend en steeds moeilijker aan te leren. Concentratiegebrek, vermoeidheid, hangerigheid, geen ontbijt gehad, et cetera zorgen ervoor dat de concentratieboog bij steeds meer kinderen kort is en korter wordt.”
Naar aanleiding van deze ontwikkelingen werden in het bao verwachtingen bijgesteld, programma´s aangepast, handelingsplannen ontwikkeld, tussentijdse evaluaties gedaan en komt overleg met IB´ers, ambulante begeleiding vanuit het sbo of de speciaal onderwijs- clusters vaak voor. Veel van de elementen die tien jaar geleden uitsluitend in het sbo voorkwamen, zijn nu ook in het bao ingevoerd. Het verschil tussen sbo en bao – zo zegt men – zit `m nu alleen nog in:
o de ruimere voorwaarden waarover het sbo beschikt;
o de verdichting van de problematiek in het sbo.
Grens
Wat is de meerwaarde van het sbo nog, nu reguliere basisscholen zich meer en meer bekwaamd hebben in de organisatie en aanpak van kinderen die moeilijk meekunnen? Bestaat die nog steeds uit de kleinere groepen, de betere facilitering en salariëring? De meerwaarde van het sbo wordt zichtbaar daar waar de zorggrens voor het bao ligt. Want er blijkt weldegelijk behoefte aan een grens voor velen, zo blijkt uit de volgende uitspraken van directeuren bao:
o “We kozen welbewust voor het reguliere onderwijs. We wilden niet in het sbo werken en het begint er nu toch verdacht veel op te lijken.”
o “Voor een kind dat niet naar het sbo mag, zit er niets anders op dan steeds te worden geconfronteerd met een groep die lekker doorgaat, terwijl hij of zij het maar niet snapt en gefrustreerd raakt.”
o “Een goede leerkracht kan twee, drie niveaus in een klas van 28 leerlingen misschien wel aan, maar een paar rugzakken erbij en ook die leerkracht loopt vast of kan niet meer de gewenste kwaliteit leveren.”
o “Directies hebben al zo veel op hun bordje! Lumpsum, integraal personeelsbeleid goed opzetten en uitvoeren, de Wet BIO, verantwoordingsrapportages aan bovenschoolse managers, buitenschoolse opvang regelen en ga zo maar door. En dan ook nog een zorgplicht of liever gezegd Passend Onderwijs? Heette dat vroeger niet Adaptief Onderwijs en nog langer geleden Zorg op Maat?”
o “Het sbo is een prachtplaats waar je kinderen met (leer)moeilijkheden ziet ontspannen. Ouders zeggen vaak dat ze hun kind weer terugzien sinds het op het sbo zit.”
`Schoenmaker, blijf bij je leest´ is dus het veelgehoorde credo. “Een basisschool is er om onderwijs te verzorgen, zo goed als voor velen maar mogelijk is. Maar er is een grens aan die zorg. Als basisscholen alle leerlingen binnenboord gaan houden, betekent dat per definitie dat er minder is voor de grootste groep, de makkelijk tot zeer makkelijk meekomende leerlingen. Een ongewenste ontwikkeling Veel te veel energie en aandacht naar te weinig kinderen ten koste van velen. Dat is zonde.” En iets genuanceerder: “Het is natuurlijk wel een slechte zaak als een basisschool – zonder veel moeite te hebben gedaan – tegen de ouders en hun kind zegt: `Ga maar naar het sbo, hier zijn wij niet voor´. Maar er is wel een duidelijk grens die elke reguliere basisschool kan trekken. Daar begint het bestaansrecht van het sbo.”
Ander geluid
Maar er is ook een ander, veel zachter geluid. Scholen die het toekomstbeeld van Passend Onderwijs met meer enthousiasme omarmen en een kleinere rol weggelegd zien voor het sbo. Deze groep speelt in op de gedachte dat de school een weerspiegeling moet zijn van wat zich in de maatschappij voordoet. Niet de leerling past zich aan of wordt verwezen, maar de school/leerkracht doet dat. Deze opvatting is niet nieuw, maar wel meer idealistisch. Voorstanders zoeken het in een verdere uitbouw van relaties, samenwerkingsvormen en het delen van kennis en vaardigheden. Zij zien de rol van het sbo kleiner worden en als instituut op termijn zelfs geheel verdwijnen. De kennis die er op dit moment in het sbo is, moet niet weglekken maar binnen de muren van de reguliere scholen worden gebracht. In dit verlengde is het niet ondenkbaar en misschien wel wenselijk om leerkrachten uit het sbo in reguliere basisscholen te werk te stellen en zo de problemen het hoofd te bieden. Blijft wel over de binnen het sbo actuele mogelijkheid om bijvoorbeeld een pedagoog, psycholoog of maatschappelijk werker in te schakelen. Scholen in een dichtbevolkte omgeving zijn daarmee in een zeker voordeel, maar men erkent dat zoiets als de problematiek van de binnenstad daar ruim tegenover staat. Een weglekeffect van expertise en kennis ligt voor de hand, maar moet worden geborgd door nascholing en het instandhouden van netwerken.
Kruispunt
Het sbo beraadt zich momenteel sterk op de kwaliteit. Studiedagen worden belegd, waarop men zich de vraag stelt: `Wat hebben we het reguliere basisonderwijs te bieden?´ Er zijn schitterende voorbeelden van sbo-scholen die aan het ondernemen zijn geslagen en richting een kennis- en expertisecentrum opstomen. Het lijkt van groot belang dat de deze scholen zich zo in het veld zetten, dat ze een zorgkruispunt worden. De `één-loketgedachte´ oppakken en de regie nemen. Leg contacten met omringende instanties. Kijk over de muurtjes heen en werk samen! Word de spin in het web, waar men niet omheen kan. Termen als `eerstelijnszorg van het onderwijs´ klinken steeds vaker. Strategische herbezinning is van levensbelang, denkend vanuit de kwaliteit van het primaire proces en recht doend aan de verschillen in de regio´s. Dan blijven de kwaliteiten die het sbo in huis heeft geborgd en bestaan voor de toekomst en kan zelfs de kwaliteit en de functionaliteit van de `eerstelijnszorg sbo´ toenemen.