De bijstelling van het curriculum is noodzakelijk om de maatschappelijke opdracht aan scholen te verhelderen. Nog te vaak is onduidelijk wat ‘mag’ of ‘moet’. Dit zorgt voor een overladen gevoel bij leraren en schoolleiders. Meer duidelijkheid hierover komt uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs en de kansengelijkheid voor leerlingen ten goede. Het is belangrijk om de huidige impasse in de curriculumbijstelling te doorbreken en dit proces door te zetten, benadrukt demissionair minister Slob in een brief die deze zomer aan de Tweede Kamer is gestuurd.
Minister Slob informeert de Kamer ook over het derde tussenadvies van de wetenschappelijke Curriculumcommissie over de werkopdracht voor SLO voor het bijstellen van examenprogramma’s en haar verdiepende studie over het beoordelingskader kansengelijkheid. De minister stelt dat het traject om te komen tot verbeterde kerndoelen stil ligt. Er moet snel van start worden gegaan met de ontwikkeling van vernieuwde kerndoelen voor het po en de onderbouw vo, en de vakvernieuwingen in de bovenbouw vo.
In de brief schetst Slob de hoofdlijnen van het beoogde vervolgproces (zie bijlage).
De minister geeft aan dat, met het opleveren van drie tussenadviezen van de Curriculumcommissie, Curriculum.nu is afgerond. “Nu is het tijd om de kerndoelen en eindtermen – conform de aanbevelingen van de Curriculumcommissie – daadwerkelijk bij te stellen en daarbij de aanbevelingen van de Curriculumcommissie op te volgen.”
Om scholen niet te veel te belasten, worden leraren uiteraard ingezet bij de herziening van de kerndoelen, maar in beperkte aantallen, aldus de minister. Het ophalen van feedback bij een grotere groep leraren zal op een efficiëntere wijze gebeuren.
Parallel aan het traject van de curriculumherziening wordt ondertussen ook hard doorgewerkt aan het verbeteren van de basisvaardigheden – wat ook blijkt uit het Leesoffensief en het Nationaal Programma Onderwijs -, zo geeft de minister aan.