Scholen vinden burgerschapsonderwijs belangrijk, maar hebben meer ondersteuning nodig

Vrijwel alle leerkrachten vinden burgerschapsvorming belangrijk, maar vinden ook dat het burgerschapsonderwijs verder kan worden ontwikkeld. Zij spannen zich hiervoor in, maar hebben ook materialen en ondersteuning nodig. Dit blijkt uit het onderzoek Peil.Burgerschap einde basisonderwijs 2019-2020 van de Onderwijsinspectie. De inspectie geeft aan dat burgerschapsvorming lang niet altijd doelgericht en samenhangend gegeven wordt.

Vrijwel alle leerkrachten vinden burgerschapsvorming belangrijk, maar het burgerschapsonderwijs op hun school zou volgens ongeveer 2/3 van de leerkrachten en schoolleiders wel verder ontwikkeld moeten worden. Scholen werken dagelijks aan burgerschapsvorming van hun leerlingen. Dit is echter lang niet altijd doelgericht en samenhangend, geeft de inspectie aan. “Op ongeveer de helft van de scholen formuleren leerkrachten geen concrete leerdoelen voor burgerschapsvorming, wordt de burgerschapsontwikkeling van leerlingen niet systematisch gevolgd en vindt er geen periodieke bijstelling van het burgerschapsonderwijs plaats op basis van ervaringen en resultaten.” Er worden de nodige activiteiten ondernomen, maar de visie op burgerschap is beperkt uitgewerkt op scholen en er wordt weinig gemonitord. Burgerschapsonderwijs moet dus verder ontwikkeld worden, schoolleiders en leraren willen dat ook. 

Het onderzoek geeft aan dat de dagelijkse focus in het burgerschapsonderwijs op persoonsvorming en sociale omgang ligt. Leerdoelen als het ontwikkelen van maatschappelijke betrokkenheid en kritisch leren nadenken over de samenleving komen veel minder aan bod.

Het voorbereiden van leerlingen op de samenleving is een kernfunctie van het onderwijs en burgerschapsvorming draagt daaraan bij. De nieuwe wettelijke burgerschapsopdracht, die van kracht werd in de zomer van 2021, geeft richting aan de verdere ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs. Volgens een focusgroep van experts die reflecteerde op de resultaten van het peilingsonderzoek, verduidelijkt de nieuwe wet de wettelijke verplichtingen, maar is er meer dan dat nodig. Het realiseren van meer doelgericht en samenhangend burgerschapsonderwijs vraagt gerichte aandacht en prioriteit van besturen en scholen. Zij moeten hiermee actief aan de slag en dat behoeft niet alleen inspanningen, maar ook materialen en ondersteuning. Om het burgerschapsonderwijs goed vorm te geven is er bovendien versterking van de expertise van leerkrachten nodig, door scholen en besturen en middels een impuls op de lerarenopleidingen en in de nascholing op het gebied van burgerschap.

Burgerschapskennis leerlingen

De burgerschapskennis van groep 8-leerlingen is licht gedaald sinds 2009. Het onderzoek laat zien dat 4 van de 5 leerlingen ongeveer 50 tot 90 procent van de opgaven voor burgerschapskennis en de vaardigheid in het toepassen van die kennis beheersen. Eenzelfde deel van de leerlingen heeft een matig tot redelijk vertrouwen in de eigen burgerschapsvaardigheid en een gematigd positieve burgerschapshouding.

Zo blijken leerlingen die vaker het nieuws volgen (via krant, televisie of sociale media), een positievere houding te hebben ten aanzien van burgerschap. Wat de kenmerken van scholen betreft laat het onderzoek zien dat leerlingen een positievere burgerschapshouding hebben als er sprake is van een klasklimaat waarin er ruimte is voor discussie en als de leerkracht en leerlingen een goede relatie hebben.

Het onderzoek maakt dus de noodzaak zichtbaar van een gezamenlijke concretisering op de invulling van burgerschapsonderwijs en een passende ondersteuningsstructuur met geschikte partijen die het hele veld bedienen.

De Inspectie voerde het onderzoek uit in voorjaar 2020. Ze deed een representatieve steekproef onder 94 basisscholen met 2.237 leerlingen.

Links