Leerling Sara komt moe op school want ze vierde gisteren haar verjaardag. Ze begint met haar taalopdrachten in een adaptief leermiddel, maar werkt traag vanwege haar vermoeidheid en maakt fouten. De kunstmatige intelligentie (KI) in het leermiddel stelt haar niveau naar beneden bij. “Een leraar had geweten waarom Sara het die dag minder zou doen en daar geen gevolgen aan gekoppeld. Het KI-leermiddel heeft een veel beperktere context om het leergedrag goed in te schatten. Maar er zitten wel meteen gevolgen aan de interpretatie van de data die het leermiddel analyseert”, vertelt Inge Molenaar. Ze is universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit en in het Adaptive Learning Lab richt ze zich op adaptieve technologie en KI voor het onderwijs.
Molenaar is wel enthousiast over de mogelijkheden van KI in het onderwijs, maar merkt tegelijk dat de beperkingen ervan worden onderschat. “Scholen beschikken vaak niet over alle informatie om een echt bewuste keuze over een adaptief leermiddel te maken. Bijvoorbeeld over hoe het algoritme ervan werkt en met welke gevolgen.” Kansengelijkheid wordt vaak genoemd als belangrijk voordeel van KI in leermiddelen, want een algoritme discrimineert niet. Dat klopt maar gedeeltelijk volgens Molenaar. Een algoritme mist namelijk veel context die een leraar wel opmerkt, en kan zo juist voor meer ongelijkheid zorgen. “Huidskleur of gender ziet het algoritme niet, maar Sara’s vermoeidheid of het autisme van haar klasgenootje ook niet.” Uit onderzoek blijkt volgens Molenaar dat zwakke leerlingen daardoor vaak minder goed presteren in adaptieve leermiddelen. “Als we KI willen inzetten voor meer kansengelijkheid, moeten we dat ook als uitgangspunt nemen bij de ontwikkeling ervan”, vindt zij.
Century Tech (zie hoofdartikel) vindt Molenaar een interessante ontwikkeling. De beste adaptieve leermiddelen ontstaan volgens haar ook vanuit zo’n samenwerkende driehoek: onderzoek, bedrijfsleven en onderwijs. “Maar we overschatten nog wel wat KI al kan. Factoren als zelfvertrouwen en leervoorkeuren zie ik nog niet in de praktijk. Hoe meet KI zelfvertrouwen? En met welke gevolgen?” Ook daarom blijft de rol van de leraar volgens Molenaar ontzettend belangrijk bij het gebruik van adaptieve leermiddelen. Ze ziet KI niet direct als oplossing voor het lerarentekort. “KI kan bijvoorbeeld wel nakijkwerk overnemen en dat levert tijd op, maar dit moet de leraar controleren en integreren in het pedagogisch handelen – dat kost weer tijd.” Inhoudelijk is er wel een verschuiving in de taken van de leraar mogelijk. “KI kan het werk minder administratief maken en meer ruimte creëren voor betekenisvolle interactie tussen leerling en leraar. Dit heeft de potentie om het beroep aantrekkelijker maken.”
Molenaar hoort van scholieren en studenten dat zij constante monitoring niet prettig vinden. “Ze voelen minder ruimte om gewoon even te oefenen en fouten te maken. Monitoring heeft direct gevolgen en het is allemaal zichtbaar voor de leraar. Dat willen ze ook uit kunnen zetten.” Verder is het volgens haar maar de vraag wat er met het oog op de privacy precies gebeurt met alle data die een adaptief leermiddel verzamelt. Molenaars’ tip voor scholen: “Vraag je altijd af: wat doet dit adaptieve leermiddel precies? Doet het recht aan elke leerling? En welke rol heeft de leraar hierbij?”
Veel apparatuur is er niet nodig om een KI-tool als Century te draaien, maar een snelle, stabiele internetverbinding is een absolute voorwaarde. Sommige scholen richten een computerlab in of laten leerlingen rouleren langs een paar computers met de toepassing. Andere gebruiken het systeem alleen voor huiswerk en laten leerlingen vanaf huis inloggen. Scholen kunnen een licentie kopen voor een jaar en krijgen dan accounts voor leerlingen, leraren en ouders en toegang tot alle faciliteiten, training en ondersteuning. De kosten hangen af van de schoolgrootte. www.century.tech