Regionale aanpak gevolgen leerlingendaling vo ‘complex’

3e voortgangsrapportage uitwerking adviezen Commissie Dijkgraaf

Bij de behandeling van het wetsvoorstel ‘Afschaffen van de fusietoets in het funderend onderwijs’ is gevraagd naar de voortgang van de verkenning naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een meer stevige verankering van de bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid die besturen hebben voor het onderwijsaanbod in de regio in relatie tot leerlingendaling. Via de ‘Derde voortgangsbrief uitwerking adviezen commissie-Dijkgraaf’ komt de minister deze belofte na.

In grote delen van het land worden schoolbesturen geconfronteerd met de gevolgen van leerlingendaling in het voortgezet onderwijs. Door demografische ontwikkelingen stromen er minder leerlingen in, waardoor een gevarieerd en passend onderwijsaanbod, binnen een acceptabele reisafstand, voor leerlingen onder druk kan komen te staan. De daling van het aantal leerlingen loopt in sommige regio’s de komende jaren op tot wel 30 procent. Het waarborgen van voldoende onderwijsaanbod van goede kwaliteit vraagt in krimpregio’s veel van schoolbesturen, namelijk een verschuiving van concurrentie naar regionale samenwerking.


Als schoolbesturen er onvoldoende in slagen om afspraken te maken over het regionale onderwijsaanbod en niet komen tot bovenbestuurlijke samenwerking, dan dreigt een verschraling van het onderwijsaanbod. Mogelijke onwenselijke consequentie is het verdwijnen van profielen of scholen die lokaal nog wel in een behoefte voorzien. Leerlingen kunnen in die regio’s te maken krijgen met onacceptabele reistijden. De commissie-Dijkgraaf heeft het kabinet in 2019 geadviseerd over de aanpak van de gevolgen van leerlingendaling in het vo. In de voortgangsrapportage wordt vervolgens aandacht besteed aan:
1. het tijdelijk en structureel versterken van de financiële positie van scholen en schoolbesturen in krimpregio’s;
2. de aangekondigde verkenning naar het versterken van de mogelijkheden van samenwerking tussen vestigingen en naar ruimte in regelgeving;
 3. het resultaat van de verkenning naar de mogelijkheden om de bovenbestuurlijke verantwoordelijkheid van bestuurders ten aanzien van het onderwijsaanbod in de regio in de wet te verankeren en
4. de ondersteuning van schoolbesturen om de regionale samenwerking te bevorderen.

In zijn slotconclusie geeft de minister aan dat de gevolgen van leerlingendaling aanzienlijk zijn en de oplossingen veelal complex zijn en veel implementatietijd vragen. De minister is van plan om de besturen de komende tijd te blijven ondersteunen, zowel financieel met de regeling incidentele middelen leerlingendaling (IML), de Structurele regeling voor geïsoleerde scholen, het verkennen van versterken voor mogelijkheden tot samenwerking, de inzet van procesbegeleiders en met het delen van de ervaringen over afstandsonderwijs.

De brief van 8 juni 2021 is hieronder te downloaden.