Onlangs is het definitieve referentiekader taal en rekenen naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staat nauwkeurig beschreven wat kinderen op verschillende momenten in hun schoolcarrière moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen.Bij de brief aan de Tweede Kamer geven de staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt ook enkele voorbeeldopgaven bij deze zogeheten referentieniveaus, zodat onderwijsgevenden, leerlingen en ouders kunnen zien hoe die referentieniveaus zichtbaar worden in opgaven.Door het vaststellen van de referentieniveaus wordt het fundament gelegd voor een structurele verhoging van het niveau van de basisvaardigheden van leerlingen. De referentieniveaus geven duidelijk aan wat leerlingen bij overstapmomenten in het onderwijs moeten kennen en kunnen. Er zijn vier niveaus:• Niveau 1F: eind basisonderwijs• Niveau 2F: eind vmbo/mbo 2• Niveau 3F: eind havo 5 en mbo 4• Niveau 4F: vwo 6De PO-Raad en VO-raad namen eerder, in samenwerking met de AVS en Cito, het initiatief om een impuls te geven aan de soepele overgang tussen het primair en het voortgezet onderwijs.De referentieniveaus worden wettelijk verankerd per 1 augustus 2010 en worden daarna geleidelijk in het primair onderwijs, voorgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs ingevoerd. Tot 2014 worden deze referentieniveaus vertaald naar de huidige toetsen en examens. Dan wordt ook gaandeweg duidelijk in welke mate leerlingen voldoen aan deze niveaus.Voorbeelden van referentieniveaus zijn te vinden op:www.minocw.nl/documenten/Referentieniveaus%20(2).pdf
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.