Positieve ontwikkelingen in het onderwijs, maar wel ijkpunten nodig (uitgebreide versie)

Over het algemeen gaat het goed met het onderwijs, sommige onderdelen hebben aanvullende aandacht nodig. De Staat van het onderwijs is positief over vernieuwingen in het onderwijs, maar de Inspectie van het Onderwijs ziet ook versnippering en weinig consensus over wat belangrijke ijkpunten zijn voor het onderwijs en gebrek aan visie. AVS-voorzitter Petra van Haren: “De Nederlandse scholen zijn zeer vooruitstrevend waar het gaat om innovaties, zo blijkt uit internationale vergelijking. Het is jammer dat op dit punt het perspectief en de cruciale rol van de schoolleider bij innovaties nagenoeg geheel ontbreekt.”

Slob neemt SvhO in ontvangst 2019-04-10 at 10.23.34_0.jpeg
Onderwijsminister Slob en Van Engelshoven nemen De Staat van het Onderwijs in ontvangst.

Het perspectief van schoolleider ontbreekt ook als het gaat over lerarentekort. Ook vermeldt de Staat nagenoeg niets over het steeds verder oplopende schoolleiderstekort. Van Haren: “Het tekort aan schoolleiders loopt enorm op. Dit is een kritieke factor aan het worden voor onderwijskwaliteit.” De uitgave vermeldt wel dat de werkdruk op scholen die te maken hebben met lerarentekorten te hoog oploopt en dat schoolleiders en leraren steeds minder plezier hebben in hun werk. Zo is er nauwelijks tijd voor kwaliteitsverbetering. Schoolleiders en bestuurders geven ook aan dat het oplossen van het tekort op de korte termijn een dermate groot beroep doet op hun tijd en personeel, dat zij moeilijk toekomen aan het ontwikkelen van een aanpak voor de langere termijn. In plaats daarvan moeten schoolleiders noodgedwongen lesgevende taken op zich nemen en de overgebleven tijd besteden aan werving voor de eigen school. Het tekort is zo niet alleen van invloed op de huidige, maar ook op de toekomstige onderwijskwaliteit. Van Haren: “De Staat meldt terecht dat aantrekkelijk werkgeverschap een belangrijke factor is als het gaat om een toekomstbestendige oplossing voor het lerarentekort.” Het werkgeverschap kan bijvoorbeeld worden verbeterd door werkdrukvermindering, ruimte voor innovatie, de verbetering van loopbaanperspectieven en differentiatie in beloningen. Hiervoor moeten door de overheid de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd. “Het is de rol van de schoolleider – als gemandateerd werkgever – om deze randvoorwaarden te vertalen naar een aantrekkelijk werkgeverschap”, aldus Van Haren. “Daarnaast constateert de Staat dat leraren in het po en vo gemiddeld vier uur per week overwerken en dat burn-out gerelateerde klachten vaker voorkomen in het onderwijs dan in andere sectoren van de arbeidsmarkt. Met zo’n team moet de schoolleider elke dag werken! Geen eenvoudige opgave!”

Onderwijsvernieuwingen
Volgens de OECD (2014) is Nederland als het gaat om onderwijsinnovatie een van de meest vooruitstrevende landen ter wereld. Deze innovaties vinden plaats op diverse terreinen, zoals organisatie van het onderwijs, pedagogische aanpak of het gebruik van technologie. Schoolleiders spelen een belangrijke rol bij vernieuwing. Van Haren: “Dat de Nederlandse scholen zeer vooruitstrevend zijn in innovaties, is tekenend voor ons onderwijs. Het is ook zeer belangrijk in het belang van het anticiperen op toekomstverwachtingen. Schoolleiders willen dat ons onderwijs de leerlingen voorbereidt op hun toekomst. Tegelijkertijd signaleert het rapport dat veel innovaties weinig doordacht zijn en veelal goede evaluatie ontbeert. Dat vind ik niet verrassend gezien de enorme werkdruk waardoor schoolleiders, maar ook leraren. nauwelijks tijd hebben om eens ‘10 minuten uit het raam te staren’ om zaken goed te overdenken.” De Staat meldt dat er actief gewerkt wordt in de Nederlandse scholen aan nieuwe curricula en dat er veel veerkracht is in het stelsel. Er is een breed aanbod (bijvoorbeeld ook scholen met een concept en/of profiel) op po- en vo-scholen.
 
Ondanks deze positieve constatering van onderwijsvernieuwingen, is de inspectie van mening dat er niet altijd verantwoord wordt geïnnoveerd of dat innovaties niet kansrijk of duurzaam zijn. Er zijn verbeteringen mogelijk in de evaluatie van bijvoorbeeld de voortgang van leerlingen of de effecten van een profiel of concept. Het is niet altijd duidelijk waarom een school kiest voor een bepaalde vorm van maatwerk, flexibilisering of profilering, aldus de Staat. Van Haren: “Dit is niet verbazingwekkend als je kijkt naar de tijd die schoolleiders of andere professionals, gezien ook de tekorten, beschikbaar hebben om dit soort onderzoeken te doen.”

Gebrek aan consensus
Het Nederlandse onderwijs is gemiddeld op niveau. De kwaliteit op de meeste scholen is voldoende. Er zijn minder zittenblijvers (in het po). Het onderwijs biedt een gevarieerd aanbod, maar leidt ook tot versnippering en ‘slecht zicht op het aanbod en wat het oplevert’, meldt de inspectie. Dit lijkt voort te komen uit een gebrek aan consensus over wat het onderwijs nu echt moet bieden. Van Haren: “De AVS ziet juist kansen in differentiatie. Het biedt scholen de kans om onderwijs op maat te bieden. Schoolleiders moeten de vrijheid hebben om het onderwijs te bieden wat past bij de leerlingenpopulatie. Wel is het belangrijk een duidelijke visie te hebben.” De inspectie vraagt zich af of de ijkpunten wel voldoende helder zijn. “Over de aansluiting op de arbeidsmarkt en de selectiefunctie is veel informatie, maar over sociale competenties en cognitieve en non-cognitieve vaardigheden is weinig bekend”, meldt de publicatie. Dit maakt het voor schoolleiders (en anderen) lastig hierop te sturen. Deze ijkpunten zijn juist belangrijk voor toekomstige generaties leerlingen, nu er ‘haarscheuren’ (zoals lerarentekort en schoolverschillen) zichtbaar zijn. De inspectie vindt het lastig vast te stellen of het onderwijs wel voldoende toekomstbestendig is.
 
Toekomstbestendig onderwijs
Toekomstbestendig onderwijs vraagt om een gedeelde visie over de functies en doelen van het onderwijs. Dit vereist een langetermijnvisie en collectieve reflectie. Reflectie over doelen die we gezamenlijk willen bereiken en onderwijs dat we onze kinderen willen geven. Deze dialoog is volop bezig, waarbij het veld al aan een transformatie is begonnen (onder andere PlatformOnderwijs2032 en curriculum.nu), aldus de Staat. De inspectie ziet een rol voor de overheid om sturing aan dit proces te geven om te komen tot een gezamenlijke visie en duidelijke keuzes. “Toekomstbestendig onderwijs is niet een statische blauwdruk, maar bestaat door continu de professionele dialoog te voeren op school”, zegt Van Haren. “Dit vraagt om professionals in het team, zoals academische leraren of leraren met specialisaties, die onderwijs goed onderbouwd kunnen (her)ontwerpen in een levend proces. Schoolleiders hebben de verantwoordelijkheid voor deze dialoog en de uitwerking zodat het onderwijs kan mee ontwikkelen met de ontwikkelingen en behoeften uit maatschappij. De ontwikkeling van curriculum.nu geeft straks alle kansen voor een toekomstgerichte aanpak, mede doordat 30 procent van het curriculum keuzevrijheid geeft.”

Slob tijdens SvhO 2019-04-10 at 10.37.00_0.jpeg

Vier kerntaken
De Staat van het Onderwijs noemt vier kerntaken van het onderwijs:

  • Het opleiden van studenten met een goede positie op de arbeidsmarkt (allocatie);
  • Het bevorderen van betrokkenheid bij de samenleving (socialisatie);
  • Het selecteren en plaatsen van leerlingen in een passende onderwijsomgeving, met certificering en diplomering in een passende schoolsoort, opleiding en onderwijsomgeving (selectie en gelijke kansen);
  • Het bijbrengen van kennis en vaardigheden (kwalificatie).

Van Haren: “In deze opsomming mist ‘subjectivering’, zoals beschreven in het boek ‘Goed Onderwijs en de Cultuur van het Meten’ van Biesta (2012). Naast kwalificatie en socialisatie werkt onderwijs ook altijd in op de persoon, aldus Biesta, dat wil zeggen, op menselijke individualiteit en subjectiviteit. Hij duidt dat aan als ‘persoonsvorming’ (in relatie tot de omgeving). De AVS ziet al langer dat schoolleiders oog hebben voor ‘bildung’. Dit is belangrijk in het kader van ontwikkelen van zelfkennis en zelfvertrouwen van leerlingen. Als we uit dit rapport halen dat het onze leerlingen vaak aan zelfvertrouwen ontbreekt en dat de burgerschapscompetentie en maatschappelijke betrokkenheid laag scoren in het vo, is dit wellicht een gemiste kans. Persoonsvorming past in de rij van kerntaken van onderwijs.”
 
Allocatie
De jeugdwerkloosheid behoort op dit moment tot de laagste van de Europese landen (CBS). Alleen gediplomeerden van de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo hebben vaker een uitkering. In de aansluiting op de arbeidsmarkt zijn er tussen opleidingen grote verschillen. Gediplomeerde wo’ers en hbo’ers hebben gemiddeld betere perspectieven dan mbo’ers. Studenten die geen diploma halen, hebben minder kans op een baan, ongeacht de gevolgde opleiding. Ook studenten uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso), mbo 1-opleidingen en sommige mbo 2-opleidingen hebben minder gunstige arbeidsmarktperspectieven. Verder hebben gediplomeerden met een niet-westerse migratieachtergrond minder vaak een baan dan gediplomeerden zonder migratieachtergrond. Dit geldt het sterkst voor mbo-gediplomeerden.
 
Socialisatie
Maatschappelijke houdingen en burgerschapscompetenties van vo-leerlingen zijn in Nederland lager dan in vergelijkbare landen. Het gaat dan over bijvoorbeeld kennis over de manier waarop de samenleving ‘in elkaar zit’ en hoe de democratie ‘werkt’. Opvallend zijn de verschillen in burgerschapscompetenties tussen groepen vo-leerlingen. Naarmate leerlingen uit hogere sociale milieus komen en op de havo of het vwo zitten, hebben ze meer burgerschapskennis, vinden ze politieke participatie belangrijker en hebben ze meer vertrouwen in hun burgerschapsvaardigheden.
Schoolleiders en bestuurders weten niet goed hoe het met de socialisatie (en betrokkenheid bij de samenleving) bij jongeren staat en kunnen hier dus slecht op prioriteren of sturen.
 
Selectie en gelijke kansen
Steeds meer jongeren halen een diploma op hbo- of wo-niveau. Gemiddeld genomen komen ongeveer vier op de vijf leerlingen op de plek die het beste aansluit op het niveau van het vo-diploma. Vanaf 2009 is er sprake van oplopende ongelijkheid in schooladviezen (ten opzichte van eindtoetsresultaat) die te maken heeft met de opleiding van de ouders. Leerlingen met ouders met een hbo- en wo-diploma kregen hogere adviezen, terwijl leerlingen waarvan de ouders geen, of een mbo niveau 1- of mbo niveau 2-diploma hebben, over die periode lagere adviezen kregen. Positief is dat deze verschillen de afgelopen drie jaar niet verder opliepen. Op scholen wordt ook steeds meer gedaan aan gelijke kansen. Van Haren: “Op veel scholen wordt de dialoog gevoerd rond kansengelijkheid en wordt stevig ingezet op het geven van de juiste schooladviezen. Dit blijkt steeds beter te lukken. Het is een belangrijk vraagstuk waarom leerlingen van hoog opgeleide ouders nog steeds vaker hogere adviezen krijgen. Dit kan deels te maken hebben met de mondige opstelling van hoog opgeleide ouders. Dit vraagt van de professionals dat zij vooral vanuit hun kundigheid werken aan een verdere objectivering en nog beter toegerust worden om goede oudergesprekken te voeren.” Wel noemt de Staat het positief dat leerlingen met een migratieachtergrond in het vo, mbo en wo minder achterstand hebben dan voorheen. Er is minder uitval onder hen en een hoger percentage behaalt hun diploma.

Slob tijdens SvhO 2019-04-10 at 10.37.00_0.jpeg
Inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelzang opent de presentatie van De Staat van het Onderwijs.

Kwalificatie
Leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs presteren relatief hoog vergeleken met leerlingen uit andere landen. De inspectie meent dat basisscholen het afgelopen jaar geen zicht hebben op de mate waarin ze erin slagen leerlingen het basisniveau en/of streefniveau mee te geven vanwege de onvergelijkbaarheid van eindtoetsen. Van Haren: “De AVS vindt het belangrijk dat schoolleiders wel een keuze hebben in diverse eindtoetsen. In het kader van big data is het handig om toetsen met elkaar te kunnen vergelijken. Hier een oplossing voor zoeken is mogelijk, maar vraagt om samenwerking van toetsaanbieders hiertoe. Het is ook goed om verschillende (adaptieve) toetsen te hebben in het belang van de leerlingen. Alle toetsen zijn Cotan-gecertifieerd, daarin maakt het geen kwaliteitsverschil.”
 
Kwetsbare leerlingen
De meest kwetsbare leerlingen zijn de leerlingen zonder migratieachtergrond, waarvan de ouders maximaal een opleiding op mbo 2-niveau hebben. Tot de kwetsbare leerlingen horen ook de thuiszitters en voortijdig schoolverlaters, waarvan veelal niet bekend is wat ze doen. Meer zicht op deze groep jongeren is wenselijk, meldt de Staat. Op sommige scholen, waar veel kwetsbare leerlingen bij elkaar zitten, stapelen factoren als armoedeproblematiek, taalachterstanden en leer- en ontwikkelingsproblemen zich op. Hier ligt een grote uitdaging voor onder andere schoolleiders. Vaak zijn dit ook de scholen waar de werkdruk hoog is en waar het lerarentekort zich het eerst openbaart. Bij leerlingen met complexe problematiek is daarom samenwerking tussen verschillende partijen noodzakelijk. Professionals in het onderwijs, de kinderopvang en jeugdhulp onderzoeken samen met de leerlingen en de ouders wat er nodig is om de hulpvraag van de jongere te beantwoorden. Van Haren: “In de Staat van de Schoolleider, de uitgave van de AVS en de VO-raad, hebben we een artikel gewijd aan dit onderwerp. Onderwijs en zorg raken steeds meer verweven. Wat betekent dit voor het werk van een schoolleider?”
 
Passend onderwijs
Het aandeel leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften in de basisschool bedraagt naar schatting bijna 9 procent. De inspectie constateert dat Passend onderwijs er nog niet toe heeft geleid dat meer leerlingen met ondersteuningsbehoefte betere (meer passende) plekken in het onderwijs vinden. Samenwerkingsverbanden zijn in sommige gevallen nog zoekende naar de beste plaats voor bepaalde groepen leerlingen. Vooral waar het gaat om leerlingen met complexere problematiek, waarvoor ook jeugdhulp nodig is. De inspectie constateert dat het aantal thuiszitters niet afneemt. Van Haren: “Het aantal thuiszitters daalt niet en dat is zorgelijk gezien de zorgplicht van scholen. Juist de uitwerking van Passend onderwijs en de oplossingen die ondernemende schoolleiders met hun teams weten te bereiken, benadrukken het belang van goede en voldoende schoolleiders.”

Krimp
De krimp in het basisonderwijs vlakt af. In de meer stedelijke gebieden daalt het aantal scholen minder snel dan voorheen. Daarbuiten zet de daling wel door. De gemiddelde schoolgrootte neemt iets toe naar 226 leerlingen (in het po).

Links