Ik zou zo graag zoveel mogelijk gehandicapte kinderen gunnen dat ze in een reguliere klas kunnen zitten. Maar de hamvraag is: maakt de minister dit met haar voorstel voor een nieuwe zorgstructuur wel mogelijk? Het kán, maar dan wel in een kleine groep, soms in een héél kleine groep, zonodig met een begeleider of klassenassistent. Het vereist een aangepast gebouw, aangepaste leermiddelen en zeer goed opgeleide en ervaren leerkrachten. De discussie tijdens het eerste overleg met de minister over de nieuwe zorgplicht ging dan ook vooral daarover. Zorgleerlingen kunnen nu al ‘weer samen naar school’, maar zonder dat de minister daar voldoende middelen bijgeeft. Integendeel, WSNS heeft een door iedereen omarmd doel, maar is een bezuinigingsmaatregel. Minister Zalm tevreden, maar de leerlingen en leerkrachten worstelen elke dag met de problemen. Het is voor de leerkracht een duivels dilemma, dat als hij of zij genoeg aandacht besteedt aan het autistische kind in de klas, tien andere leerlingen tekort komen. Onderzoek toont keer op keer aan dat van leerkrachten en docenten het onmogelijke gevraagd wordt, als de groepen te groot zijn, de huisvesting ongeschikt is en de problematiek te complex is voor behandeling in een reguliere klas. Gaat de nieuwe zorgplicht dit verbeteren? Het schoolbestuur mag dan juridisch verantwoordelijk gemaakt worden, maar de dagelijkse verantwoordelijkheid ligt bij de leerkracht, de begeleider en de locatiemanager. Zij liggen er wakker van als ze een kind niet kunnen geven wat het nodig heeft. Als we over nieuwe zorgplicht voor scholen praten, dan moet het daarover in de eerste plaats gaan. Zorgplicht voor de scholen mag niet betekenen dat het ministerie zorgeloos achterover kan leunen. Een bestuur kan de zorgplicht bovendien niet adequaat uitvoeren als gemeenten niet bereid zijn om te zorgen voor passende huisvesting en adequaat leerlingenvervoer. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat het recht op leerlingenzorg (Salamanca Verklaring) ook betekent dat de financiering van die zorg gewaarborgd is. Een bijkomende vraag is of de minister toe wil naar geoormerkte bekostiging. De extra zorg die een kind kan krijgen, wordt dan een op een gekoppeld aan het geld dat een kind meebrengt. Voor ouders is dit bedrag zichtbaar. Zij zullen aan het eind van het schooljaar de school vragen wat die met hun geld heeft gedaan voor hun kind. Een klas kinderen is daarmee geen groep meer, maar een verzameling individuen. Voor groepsleerkrachten lijkt me dit onwerkbaar. Pas als er behoorlijk veel zorgleerlingen in een school zijn, levert zoiets zoveel middelen op dat in personele zin die zorgplicht kan worden gerealiseerd. Individuele oormerking van de zorgmiddelen lijkt mij niet gewenst. Zonder de verwerkelijking van een aantal cruciale voorwaarden om dit voorgenomen beleid te laten slagen, is er sprake van een sterk verhoogd risico op mislukking. Zorgplicht moet ook voor de minister gelden.Auteur Fenna Vergeer,Iedere maandKader Primair 10 – juni 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws