Politici laten in Kader Primair hun licht schijnen op de gebeurtenissen in onderwijsland. Deze maand het woord aan Bas van der Vlies: woordvoerder onderwijs, fractievoorzitter en lijsttrekker van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.De maatschappij meester?Schoolleiders heten ze tegenwoordig, de mensen die het reilen en zeilen op een basisschool in goede banen moeten leiden. Vroeger waren het bovenmeesters. Die veranderde naamgeving is natuurlijk niet voor niets. Intussen is er het nodige veranderd. De bovenmeester was de onbetwiste leider. Hij zwaaide de scepter op school en zorgde ervoor dat alles verliep zoals dat van hogerhand was bepaald. De bovenmeester was ook gewoon meester. Hij had doorgaans een tamelijk omvangrijke, zo niet volledige lesgevende taak. Daar was ook tijd voor. De beleidsruimte op schoolniveau was beperkt. Het ging vooral om orde en gezag in de school en om een correcte uitvoering van de lessen. De huidige context van de basisschool is een volstrekt andere dan die van de vooroorlogse lagere school. De school staat in een dynamische omgeving. Er komt veel op de school en dus ook op de schoolleider af. Hij heeft te maken met een ander soort kind. De leerlingen worden ook opgeleid voor een andere samenleving. Het onderwijs wordt anders vormgegeven; methoden zijn veel gedifferentieerder geworden. En niet de minste verandering. De schoolleider heeft veel meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden; de overheid trekt zich steeds meer terug en beperkt zich tot een kaderstellende rol, waardoor beleidsruimte ontstaat die bestuur en management inhoud moeten geven. Het zijn echter niet alleen de veranderingen binnen de school waarmee schoolleiders te maken krijgen. Steeds meer wordt er bij knelpunten in de samenleving nadrukkelijk naar de school gekeken. Denk daarbij aan de toenemende psychosociale problematiek bij kinderen, en niet in het minst aan de kinderopvang. Deze ontwikkeling is begrijpelijk, maar moet ook worden begrensd. Immers: de maatschappij mag niet ‘meesteren’ over de school, die ook nog eens autonoom is in het licht van de Grondwettelijke vrijheid van richting en inrichting. Het zonder meer afwentelen van maatschappelijke problemen op de school als gevolg van dat ‘meesteren’ gaat de draagkracht van het onderwijs echt te boven. Het primaire proces wordt er teveel door opgehouden. Daarom heb ik vorig jaar een motie ingediend en aanvaard gekregen die de regering opdraagt bij nieuwe beleidsvoornemens expliciet in te gaan op de taakverzwaring van scholen en hoe voorkomen wordt dat hierdoor het primair onderwijsproces in gevaar komt. De verplichte verantwoordelijkheid voor de organisatie van kinderopvang gaat de SGP wat dat betreft in ieder geval een grote stap te ver. Wat betekent dit allemaal voor de positie van de schoolleider? Zijn functie is aanzienlijk in complexiteit toegenomen. Dat vraagt ook een vertaling in het beleid. Het managen van complexe processen vraagt voldoende tijd, adequate vaardigheden en een passende salariëring. Daar is de afgelopen jaren gelukkig al het nodige aan gedaan. Dat beleid dient voortgezet én versterkt te worden. Schoolleiders zijn geen willekeurige managers. Daarom is scholing op het gebied van onderwijskundig leiderschap blijvend nodig. Ook ondersteuning van schoolleiders zou niet langer een luxe moeten zijn.Iedere maandKader Primair 2 -Oktober 2006
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.