Politiek column – Klaagcultuur

Politici laten in Kader Primair hun licht schijnen op de gebeurtenissen in onderwijsland. Deze maand het woord aan Jan de Vries, ook na de verkiezingen van 22 november weer Tweede Kamerlid en woordvoerder onderwijs van de CDA-fractie.KlaagcultuurDe campagne zit erop, de kiezer heeft gesproken. Wie de campagne een beetje heeft gevolgd, zou kunnen denken dat Nederland een ‘ontwikkelingsland’ is geworden. Vooral in de zorg en in het onderwijs is er sprake van een ‘dramatische situatie’ of zelfs een ‘noodtoestand’. Tenminste, dat beeld werd door sommigen opgeroepen. Bij het thema zorg werd gesproken over pyjamadagen, uitdrogingsverschijnselen en ondervoeding. Bij het thema onderwijs domineerden de belabberde onderwijskwaliteit, gedragsproblemen, het gebrek aan kennisoverdracht en onderbetaalde leerkrachten die worden onderdrukt door het management. In de campagneretoriek deden feiten er niet toe. Het beeld werd nog eens versterkt in en door de media. Op de opiniepagina’s, in actualiteitenrubrieken en discussieprogramma’s domineerde de ‘klaagcultuur’. Beter Onderwijs Nederland zette daarbij de toon en wist handig in te spelen op het ongenoegen onder sommige groepen ouders en leerkrachten. Natuurlijk, enige profileringsdrang is in campagnetijd niet verwonderlijk. En dat daarbij soms de dingen wat worden aangescherpt, is begrijpelijk. Maar het beeld moet wel stroken met de werkelijkheid. In de campagnetijd ontmoette ik werkers in de zorg die zich enorm miskend voelden door de toon en inhoud van het zorgdebat. En terecht. Het beeld dat zij belabberde zorg verlenen doet geen recht aan de inzet, betrokkenheid en kwaliteit van hun dagelijkse werk. En ja, er gaat wel eens wat mis in de zorg of in het onderwijs. Wat er mis gaat moet worden aangepakt. Maar incidenten mogen niet representatief zijn voor het beeld van de gehele sector. Het gevaar is groot dat Den Haag dan bij een gebrek aan vertrouwen weer zelf het heft in handen neemt. De afgelopen weken was ik bijna dagelijks op een school. Ik ben op die scholen onder de indruk geraakt van het politieke bewustzijn van de leerlingen. Debatten en vragenronden konden in de ogen van de leerlingen niet lang genoeg duren. Ook op basisscholen. Dat is hoopgevend, nu scholen wettelijk verplicht zijn om te werken aan burgerschapsvorming. De motivatie van de leerlingen was ook een enorme motivatie voor de leerkrachten. Zij hadden zichtbaar plezier in het lesgeven en lieten door hun enthousiasme zien hoe leuk het is om te werken in het onderwijs. Hoe mooi het is om de talenten van leerlingen te ontwikkelen, waardoor ze zich ontwikkelen tot participerende burgers. De negatieve beeldvorming over het onderwijs doet het onderwijs geen recht en geen goed. Want wie wil er nu nog werken in een sector waar je ‘tegen een hongerloontje in voorgestructureerde programma’s les geeft aan onhandelbare kinderen’? Terwijl de leerkrachten de beste ambassadeurs van het onderwijs zijn! Wie dus echt werk wil maken van onderwijs en nieuwe mensen wil werven, moet vooral de werkvloer aan het woord laten. Dat ontslaat overigens de politici niet van hun taak om in de formatie te doen wat nodig is voor de talentontwikkeling van leerlingen, waarvoor in ieder geval de talenten van schoolteams onmisbaar zijn.Iedere maandAuteur: Jan de VriesKader Primair 4 – December 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.