Passend onderwijs is inzetten op het primaire proces

 

`Elke basisschool zou straks een speciale basisschool moeten zijn´
Als door Passend onderwijs meer leerlingen met een beperking regulier onderwijs volgen, heeft dat grote gevolgen voor de inrichting van de zorgstructuur van het regulier onderwijs. En ook voor de verbinding met het speciaal onderwijs.

“Ik hoef echt niet groter te worden. Directeur Jan van der Meer beschrijft de omvang van zijn PI-school Pedologisch Instituut, speciaal onderwijs. “We zijn in drie jaar tijd gegroeid van 230 naar 270 leerlingen, verspreid over onze locaties in Ubbergen, Tiel en Nijmegen. Van der Meer heeft regelmatig overleg met Corine van Helvoirt, REC-manager van REC Vierland. Ook wat haar betreft is verdere groei niet gewenst: de ambulante begeleiding van kinderen met een rugzak in het reguliere onderwijs groeide in REC Vierland cluster 4, regio Nijmegen, Oss, Arnhem en Tiel de afgelopen drie jaar van 125 naar 1200 leerlingen. Er zijn 45 ambulant begeleiders bijgekomen. “We hebben nog net geen wachtlijsten, wat mij betreft is het wel mooi zo.” Als het gaat om Passend onderwijs en hoe daar te komen, zijn van der Meer en van Helvoirt het roerend eens. Zij pleiten voor een deltaplan dat rust op twee belangrijke pijlers: samenwerking en inzet op het primaire proces. Van der Meer: “In feite zou elke basisschool straks een speciale basisschool moeten kunnen zijn. Daarmee bedoel ik dat het regulier onderwijs de expertise van het speciaal basisonderwijs sbo moet integreren. Datzelfde geldt in het voortgezet onderwijs. Als dat lukt, kunnen grote delen van het sbo integreren in het regulier onderwijs. En hopelijk werkt die kennisoverdracht als een inktvlek, waardoor de groei van het speciaal onderwijs so stopt.” Van Helvoirt schetst een ongewenste gang van ouders met een probleemkind. “Ouders gaan nu soms eerst naar een Permanente Commissie Leerlingenzorg PCL, worden daar afgewezen en gaan dan naar het Centrum voor de Indicatiestelling CvI. Als ook daar een afwijzing volgt, komt het kind tussen de wal en het schip terecht. Dat mag natuurlijk niet gebeuren. Daarvoor moeten trajecten beter op elkaar worden afgestemd. Overigens is het aan ouders ook moeilijk uit te leggen dat zij de middelen behorend bij een so-indicatie wel, maar die van een sbo-indicatie niet kunnen inzetten in het reguliere onderwijs.”

Samenwerking
Om de gaten in het systeem te dichten, streven beiden naar intensievere samenwerking binnen drie verschillende systemen: tussen po en vo en de eerstelijnszorgstructuren die daar liggen, tussen de verschillende clusters en tussen zorg en onderwijs. Van Helvoirt: “Zorg en onderwijs zijn nu vaak gescheiden circuits en de indicatiesystemen zijn voor ouders maar weinig inzichtelijk. Dit pleit voor één loket in de regio, waarachter de verschillende zorgsystemen in afstemming op elkaar geregeld worden. Als dat voor ouders inzichtelijker wordt, kunnen zij een betere schoolkeuze maken en komt het kind beter terecht.” Volgens Van der Meer vraagt meer samenwerking om een forse investering. “Passend onderwijs is ook maar een term. Dezelfde mensen die nu Passend onderwijs doorvoeren, kwamen vier jaar geleden met de LGF en de WEC. Voor mij betekent Passend onderwijs het systeem zoals het toen neergelegd is verbeteren en naar een hoger niveau tillen. Ik zeg wel eens gekscherend over dat vergadercircuit: Ik zie liever meer handen voor de klas dan benen onder de vergadertafel. Ideeën voor verbetering zijn makkelijk geopperd, maar het kost tijd en geld om ze goed te realiseren.”

Clusteroverstijgend
Van Helvoirt en Van der Meer willen inzetten op het primaire proces. Daar moet duidelijk zijn welke kinderen waar geholpen kunnen worden. De ouder meldt het kind aan, maar welke zorg mag hij of zij van de school verwachten? Van Helvoirt: “Onderwijs aan leerlingen met beperkingen valt of staat met de kwaliteit van de voorzieningen: maak duidelijk waar wat geboden kan worden en zorg voor kennis en faciliteiten. Maak concreet wat moet gebeuren en evalueer en verantwoord je handelen. Daarmee worden mogelijkheden maar ook grenzen duidelijk, zowel voor het regulier als voor het speciaal onderwijs.” Van der Meer legt uit dat het straks niet meer zo mag zijn dat een leerkracht van de Pabo komt en niet weet hoe om te gaan met moeilijke kinderen in de klas. Een investering in de opleidingen is volgens hem het begin van alle passend onderwijs. Maar wat is dan straks de plek van het speciaal onderwijs? Van Helvoirt vindt dat het so zich clusteroverstijgend als bereikbaar expertisecentrum, mogelijk in één loket, binnen het reguliere onderwijs moet presenteren. Zij ziet mogelijkheden als het gaat om de samenwerking van ambulante diensten. Daarnaast zal het so zich meer met preventie kunnen bezig houden. “Ook op het gebied van indicatiestelling valt nog veel te verbeteren. En als het gaat om het creëren van een continuüm in de onderwijszorg. Van de eerste tot de laatste schooldag verzekerd zijn van passend onderwijs.” Van der Meer: “Er zullen altijd kinderen zijn die de specifi eke zorg van het speciaal onderwijs nodig hebben, of ouders die het so prefereren boven het regulier onderwijs. Maar de keuze moet helderder worden. Het veld is nu te onduidelijk.”

Bron
Kader Primair 7 – Maart 2007

Meer informatie
Tekst Joëlle Poortvliet Interview Heike Sieber

 

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.