Een dreigend kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leerkrachten in bijna alle onderwijssectoren heeft geleid tot het advies LeerKracht, van de in mei 2007 ingestelde Commissie Leraren onder leiding van Alexander Rinnooy Kan. De Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS) is blij met de heldere analyse van Rinnooy Kan en de erkenning dat er snel geld nodig is voor meer en goede leerkrachten, maar benadrukt dat goede en voldoende schoolleiders net zo hard nodig zijn.
Het advies is op 12 september aangeboden aan de minister en de staatssecretarissen van Onderwijs. Leerkrachten kunnen tevreden zijn met de uitkomsten, maar is er wel voldoende rekening gehouden met de schoolleider?
Het advies richt zich op de structurele verbetering van het leraarschap, met de positie van de leerkracht zélf als uitgangspunt. Verder bevat het voorstellen voor noodmaatregelen op korte termijn, gericht op het vergroten van de instroom van nieuwe leerkrachten en het verruimen van de inzet van zittende krachten (stille reserves aanboren et cetera). Eerdere beleidsmaatregelen – die vooral uitgingen van de schoolorganisatie – leverden weinig resultaat op, terwijl de samenleving wel steeds meer van het onderwijs gaat verlangen. Over het imago van de leerkracht heerst een paradox; er is veel waardering vanuit bijvoorbeeld ouders en de sociale status is amper afgenomen, maar de (potentiële) leerkracht zelf ervaart dat niet altijd zo. De Commissie Leraren vindt dat de positie van de leerkracht is aangetast omdat deze weinig betrokken werd bij onderwijshervormingen en door bestuurlijke schaalvergroting, waardoor de afstand tussen leerkracht en schoolleiding toenam. Andere oorzaken zijn het lage salaris in vergelijking met andere hoogopgeleiden in de marktsector (po: 10 procent minder), de zwakke stem van de beroepsgroep, de beperkte benutting van scholingsmogelijkheden en het te weinig inzetten van instrumenten voor personeelsbeleid, zoals functie- en beloningsdifferentiatie (po: slechts 17 procent van de scholen werkt hiermee). Het advies voor een structurele verbetering van het vak haakt dan ook in op de punten:
1. betere beloning
2. een sterker beroep
3. een professionelere school.
Nieuw functiegebouw
De commissie pleit ervoor dat de salarisschalen in alle onderwijssectoren worden ingekort en verhoogd en stelt een nieuw functiegebouw voor op basis van opleidingsniveau, dat voor alle sectoren moet gelden behalve het wo. Dat maakt het volgen van een hogere opleiding en bij- en nascholing aantrekkelijk. De commissie ziet geen reden om hierbij verschil te maken tussen de diverse onderwijssectoren. Rinnooy Kan benadrukt echter dat goed presterende leerkrachten die minder hoog opgeleid zijn niet buiten de boot mogen vallen. Binnen de schalen wordt dan beloond naar functioneren, wat gunstig kan uitpakken voor leerkrachten die werken in bijvoorbeeld achterstandswijken of met zorgleerlingen.
Daarnaast adviseert Rinnooy Kan de SBL om te vormen tot de Beroepsgroep Leraren, een landelijke vereniging voor en door leerkrachten, die belangen behartigt en ondersteunt bij kwaliteit- en deskundigheidsbevordering (certificeren van het scholingsaanbod). Bevoegde leerkrachten die hun deskundigheid bijhouden kunnen zich hier laten registeren, wat de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) doet voor schooldirecteuren. Het huidige Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) zou moeten gaan functioneren als Stichting van het Onderwijs, die het overleg organiseert tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties en de overheid. Verder wil de commissie de kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren door onder andere een scherper toezicht op het realiseren van de doelen uit de Beleidsagenda Lerarenopleidingen 2005-2008 en het certificeren van enkele goede opleidingsscholen. Bij een onafhankelijke Fundatie zouden leerkrachten beurzen moeten kunnen aanvragen die opleidings- en vervangingskosten dekken.
Tot slot adviseert Rinnooy Kan de overheid om een Convenant met de werkgeversorganisaties af te sluiten, met daarin meetbare resultaatverplichtingen over personeelsbeleid, het betrekken van leerkrachten bij besluitvorming en horizontale verantwoording. Zo krijgt de leerkracht meer ruimte om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor zijn taken. Bestuur en schoolleiding moeten de voorwaarden scheppen, zoals toezien op de feitelijke benutting van functie- en beloningsdifferentiatie en hoger gekwalificeerd personeel aantrekken. De Inspectie voorziet scholen die zich hieraan houden dan van een extern gewaardeerd keurmerk.
Onderbelicht
De organisaties voor bestuur en management (AVS, Bond KBO, Besturenraad, LVGS, VBS en VOS/ABB), samenwerkend aan de oprichting van de sectororganisatie voor het primair onderwijs, zijn overwegend positief over het advies van de Commissie Leraren. Wel uiten zij kritiek op de onderbelichting van de rol van de schoolleider, zeker tegen de achtergrond van het dreigende tekort aan schooldirecteuren. “De schooldirecteur speelt een cruciale rol bij het personeelsbeleid van schoolbesturen.” Daarnaast willen de organisaties dat de eigen verantwoordelijkheid van de schoolbesturen voor hun personeelsbeleid volledig intact blijft en dat er de komende jaren voldoende extra geld beschikbaar komt.
De AVS is blij met de heldere analyse van Rinnooy Kan, het inzoomen op de professionele schoolorganisatie en de erkenning dat er snel geld nodig is om de achterstanden in te halen. Ook het feit dat er oog is voor de verhouding tussen management en onderwijspersoneel doet de AVS deugd. Voorzitter Ton Duif: “Het is zaak dat we nu doorpakken. Eerdere impulsen zoals vanuit de Commissie Van Rijn 2001 – bedoeld als structurele investeringen – bleken achteraf door politiek spel maar eenmalig te zijn. En genoeg goede leerkrachten hebben we zeker nodig, maar dat geldt ook voor de schoolleiding, daar speelt hetzelfde kwantitatieve tekort in alle hevigheid. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de toch al geringe nieuwe aanwas van schoolleiders straks kiest voor het leraarschap omdat ze dan beter beloond worden. Verder moet de grotere verantwoordelijkheid die de leerkracht als het aan Rinnooy Kan ligt krijgt niet leiden tot `besloten klaslokalen´; het onderwijsproces is iets van de hele school en niet het alleenrecht van de leerkracht. Daar zijn we nu juist net vanaf!”
Minister Plasterk nam het rapport in ontvangst met de woorden `We gaan dit advies uitvoeren´, maar noemde geen termijn waarop. Wel benadrukte hij het belang van het schoolmanagement: “Om een professionele school te realiseren zijn sterke schoolleiders en besturen nodig.” Eind oktober vindt politieke besluitvorming plaats.
Downloads Gezamenlijk persbericht organisaties bestuur en management po
Rapport leerkracht (4,5MB)