In opdracht van OCW onderzochten het SCO-Kohnstamm Instituut en ITS de implementatie en de effecten van schakelklassen. De eerste resultaten zijn bemoedigend en stemmen hoopvol. De onderzoekers benadrukken wel dat het om een eerste indruk gaat: de aantallen leerlingen uit de pilots zijn te gering om nu al heel stellige uitspraken over de effecten van schakelklassen te kunnen doen.
Allochtone of autochtone kinderen met een grote taalachterstand kunnen op de basisschool naar een speciale schakelklas. Een jaar lang, of een deel van het schooljaar, krijgen ze intensief taalonderwijs waarna ze in staat zouden moeten zijn om het reguliere onderwijs met (meer) succes te vervolgen. De schakelklas kan parallel aan groep 1 tot en met 8 worden opgezet, maar ook als extra jaar tussen de reguliere groepen (bijvoorbeeld tussen groep 3 en 4), als instroomgroep voorafgaand aan de basisschool, als kopklas na groep 8 of als een groep voor leerlingen die uit het buitenland komen en nog maar kort in Nederland zijn.
Eerste resultaten
Om ervaring op te doen met schakelklassen, is in schooljaar 2005/2006 in ruim twintig gemeenten een pilot uitgevoerd. Het onderzoek hiernaar wijst uit dat schakelklaskinderen vooral met taal méér leerwinst boeken dan vergelijkbare kinderen in de controlegroep. Voor allochtone kinderen geldt dat sterker dan voor autochtone. Wat rekenen betreft is het beeld wisselender. Kinderen uit groep 3 t/m 6 hebben ook op rekenen meer vooruitgang geboekt dan de controlegroep, maar zowel de jongste als de oudste schakelklaskinderen hebben op dat gebied minder progressie gemaakt dan de controlegroep. Voor de oudste kinderen, de kopklassers, is dat goed te verklaren: deze kinderen waren immers al relatief sterk in rekenen toen ze werden geplaatst. Hun mogelijkheden om door te groeien waren dus kleiner dan die van de gemiddelde leerling met taalachterstanden. Op het gebied van de (achtergebleven) taalvaardigheid van de kopklassers hebben ze wel meer progressie gemaakt dan de controlegroep. Bij de kleuters valt op dat de jongste kleuters minder van de schakelklas geprofiteerd lijken te hebben dan de oudere kleuters. Het is niet duidelijk wat daarvan de oorzaak is. Wellicht heeft het te maken met de selectie van de leerlingen. Bij heel jonge kinderen is het moeilijker om het prestatieniveau in te schatten dan van kinderen die al wat langer op de basisschool zitten. Het is dus mogelijk dat de jongste kleuters op grond van andere criteria zijn geselecteerd dan de oudere kleuters. En het is niet ondenkbaar dat er bij de jongste kinderen minder naar het vaardigheidsniveau en meer naar gedrag is gekeken. Het plaatsen van kinderen in een aparte groep heeft blijkbaar niet nadelig uitgewerkt op hun schoolwelbevinden: ze voelden zich net zoveel op hun gemak en gingen met plezier naar school.
Of de doelstelling van de schakelklassen daadwerkelijk wordt bereikt, kan pas over enkele jaren worden vastgesteld, wanneer bekend is hoe de verdere schoolloopbaan van schakelklaskinderen is verlopen.