Tien onderwijsorganisaties, waaronder de AVS, constateerden 16 juni jl. in een brandbrief aan de Tweede Kamer dat de werkgelegenheid van veel ondersteunend onderwijspersoneel nog steeds een groot probleem is. De organisaties roepen de Tweede Kamer op zich sterk te maken voor deze onmisbare functies en 150 miljoen euro beschikbaar te stellen en daarmee de lumpsum te verhogen.

Momenteel staan de banen van 6000 broodnodige conciërges, toezichthouders en administratief ondersteuners nog steeds op de tocht. Dit ondanks de druk die zowel werkgevers- als werknemersorganisaties de afgelopen twee jaar uitoefenden om ontslagen onder deze groep te voorkomen. De situatie is onveranderd. De samenwerkende onderwijsorganisaties wijzen erop dat door het verstrekken van subsidies aan werkgevers onder andere in het onderwijs er veel mensen zonder of met onvoldoende werkervaring zijn aangenomen om ondersteunende taken te verrichten in de school. Onderwijsgevenden en directies werden daardoor ontlast en hadden meer tijd voor hun primaire taak: het lesgeven dan wel aansturen van een team. De ondersteunende collegas worden dan ook volop gewaardeerd.

Minder subsidie
Door de invoering van de Wet Werk en Bijstand twee jaar geleden, is de subsidie voor de in- en doorstroombanen minder geworden. De gelden voor gesubsidieerde arbeid zijn samengevoegd met de gelden voor reïntegratie tot één financieringsbron. Bovendien was er 400 miljoen minder beschikbaar. Dit is ten koste is gegaan van het aantal ID-banen. De onderwijsorganisaties gaan in hun brandbrief ook in op de veelgehoorde klacht over de ID-banen dat er weliswaar voldoende instroom is, maar onvoldoende doorstroom naar structurele banen: “Voor het onderwijs speelt hierbij zeker een rol dat er onvoldoende middelen gevonden konden worden om zonder subsidie de gecreëerde formatieplaatsen te kunnen handhaven. De IDfunctionarissen werden bovenformatief ingezet en bleken bijzonder waardevol. De weerstand was dan ook groot toen bleek dat de subsidies mogelijk zouden verdwijnen. Voor scholen is het echter niet makkelijk om binnen de bestaande formatie middelen vrij te maken om extra formatieplaatsen structureel te bekostigen.” Met de gevraagde verhoging van 150 miljoen denken de onderwijsorganisaties dat besturen in het primair onderwijs in ieder geval één onderwijsondersteuner in reguliere dienst kunnen benoemen. Ze benadrukken dat het niet de bedoeling is om de bestedingsvrijheid van de lumpsum geweld aan te doen. “Maar in de onderwijssector kan pas echt gesproken worden over integratie van ID-banen als daarvoor ook middelen beschikbaar gesteld worden. Er is veel behoefte aan het werk dat ID-functionarissen verrichten. Met extra middelen krijgt deze groep de kans om door te stromen in een reguliere onderwijsbaan in plaats van een dreigend ontslag.”

Actueel
Kader Primair 10 – juni 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws