Het onderwijs is de meest progressieve sector als het gaat om de overgang naar ‘digitale volwassenheid’. Leidinggevenden in het onderwijs kennen – meer dan in andere sectoren – de hoogste prioriteit toe aan het bereiken van digitale volwassenheid (80 procent). 34 procent verwacht binnen twee jaar digitaal volwassen te kunnen zijn, 71 procent denkt in 2019 zover te zijn. Dit blijkt uit het Europese onderzoek ‘Digital Maturity: The next big step’ van Coleman Parkes, uitgevoerd in opdracht van Ricoh in diverse sectoren.
Een organisatie is digitaal volwassen wanneer technologie en digitale processen ingebed zijn en wanneer deze ingezet worden om prestaties te verbeteren. Vergeleken met andere sectoren heeft het onderwijs het grootste aantal respondenten (23 procent) dat vindt dat digitale volwassenheid een groter concurrentievoordeel biedt. Andere veel genoemde voordelen zijn: verbeterde bedrijfsprocessen (19 procent), eenvoudigere toegang tot informatie (17 procent) en minder benodigde tijd voor het voltooien van taken (12 procent). Leidinggevenden in het onderwijs geven in het onderzoek eerder aan dat een deskundige externe partner van cruciaal belang is om digitale volwassenheid te bereiken. Uit de eerdere peiling ‘Onderwijs met een eigen device’ van de Onderwijs Innovatie Groep (OIG) in opdracht van Kennisnet onder 331 leraren in po en vo (zomer 2014) blijkt dat het onderwijs met laptops en tablets de pioniersfase voorbij is. Bijna één op de drie scholen voor voortgezet onderwijs laat leerlingen op hun eigen tablet of laptop werken. Het aantal vo-scholen dat structureel overschakelt is met een kwart gestegen ten opzichte van vorig jaar. Meer dan de helft van de leraren is positief over het gebruik van tablets, ziet dat de motivatie toeneemt en dat het leidt tot een efficiënter leerproces.
Obstakels
egelijkertijd is er volgens Kennisnet nauwelijks aandacht voor de training van leraren. En vooral bij de schoolbrede structurele invoering blijft het basisonderwijs achter. Waar in het vo een leerling vaak zijn eigen device heeft, gaat er in het basisonderwijs vaker een collectie apparaten door de school. Leidinggevenden in de onderwijssector staan voor zowel financiële als culturele uitdagingen bij het nemen van digitale initiatieven. Bijna de helft van de respondenten (48 procent) uit het Europese onderzoek van Coleman Parkes beschouwt kosten als de grootste barrière. Een ander obstakel is dat onderwijsbestuurders te maken hebben met uitdagingen om de technologische vaardigheden van medewerkers met de ontwikkelingen mee te laten groeien. Daarbij wordt ook het belang van leiders die een duidelijk visie uitdragen genoemd. Bijna de helft (48 procent) geeft aan dat het overtuigen van medewerkers en collega’s van de voordelen van digitaal werken een obstakel is bij het bereiken van digitale volwassenheid. Daarentegen geeft 43 procent aan dat de manier van werken al is aangepast om de ontwikkeling van nieuwe technologie bij te houden.
Programmeren als vak
Tweede Kamerlid Paul van Meenen (D66) pleit ervoor dat computervaardigheden een serieus vak wordt op middelbare scholen. Nu is het vak op de scholen vaak hopeloos verouderd en kan er geen eindexamen in worden gedaan. Dit is ook waar de KNAW vorig jaar al voor heeft gepleit in haar advies ‘Digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs’. Van Meenen wil dat het keuzevak informatica omgevormd wordt tot het eindexamenvak ‘Computer Science’ (in aansluiting op het nieuwe vak Science in de onderbouw), met aandacht voor programmeren. Kinderen zouden op de basisschool al met programmeren in aanraking moeten komen, vindt Van Meenen. Private initiatieven op dit gebied zijn bijvoorbeeld ‘Made with Code’, Codeacademy, e-academy en de Steve Jobs scholen.