De gemiddelde leeftijd van werkenden in het onderwijs was in 2007 ruim 43 jaar. Daarmee is het onderwijs de meest vergrijsde bedrijfstak in Nederland, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vooral mannen zijn er relatief oud.
In 2007 werkten ongeveer een half miljoen mensen in het onderwijs. Zij waren gemiddeld 43,4 jaar oud. Dat is ouder dan werkenden in andere bedrijfstakken. De overheid staat op de tweede plaats met een gemiddelde leeftijd van 42,1 jaar. De gehele werkzame beroepsbevolking was in 2007 gemiddeld 39,8 jaar oud. Van de werkenden in het onderwijs was meer dan de helft 45 jaar of ouder. Dat is veel meer dan bij de totale beroepsbevolking, waar 37 procent die leeftijdsgrens was gepasseerd. Vooral mannen in het onderwijs zijn van gevorderde leeftijd. Zo was in 2007 61 procent van de mannen 45 tot 65 jaar, tegenover 46 procent van de vrouwen. Een kwart van de mannen in het onderwijs is 55 jaar of ouder. Een groot deel van hen zal de komende jaren met pensioen gaan.
Door de oververtegenwoordiging van oudere mannen zal het onderwijs (nog) verder feminiseren. Zo was van alle basisschoolleerkrachten in 2007 al ruim driekwart vrouw. Deze vrouwen waren met gemiddeld 41 jaar zo´n vijf jaar jonger dan hun mannelijke collega´s. De komende jaren zullen dus relatief veel mannelijke basisschoolleerkrachten (én directeuren, zie pagina 1) met pensioen gaan. Tegenover deze leeftijdsgerelateerde uitstroom staat weinig instroom van jonge mannelijke krachten. De laatste jaren was bijvoorbeeld maar ongeveer één op de negen geslaagden voor de lerarenopleiding basisonderwijs man.