Met ‘Oude en nieuwe ongelijkheid’ heeft Kees Vuyk in 2018 de Socratesbeker voor het meest belangrijke Nederlandstalige filosofieboek gewonnen. Hij maakt daarin de rekening op van onze naoorlogse welvaartstaat en het onderwijs daarin. De politiek van gelijke kansen van de vorige eeuw gaf iedereen met voldoende intelligentie de mogelijkheid om hoger onderwijs te volgen. De Mammoetwet is hier een product van en het bijbehorende verheffingsideaal is in een bepaald opzicht zeer succesvol geweest. Maar het onderwijs heeft volgens Vuyk onbedoeld ook geleid tot nieuwe ongelijkheid in de maatschappij.
Kees Vuyk (1953) is een Nederlands filosoof, psycholoog en schrijver die als universitair hoofddocent geesteswetenschappen verbonden is aan de Universiteit Utrecht. Zijn laatste boek ‘Oude en nieuwe ongelijkheid’ is eigenlijk een mengeling van een filosofisch betoog en een sociologische verhandeling over het onderwijs als verheffingsinstrument in Nederland. Net als velen van zijn babyboomgeneratiegenoten is hij zelf ook een ‘product’ van de Mammoetwet en het emancipatieproces dat onderwijs in de vorige eeuw heeft voortgebracht. Vuyk is dan ook regelmatig heel persoonlijk in zijn schrijfstijl en voorbeelden, waardoor het boek voor de lezer zeer herkenbaar en prettig leesbaar is.
Vuyk laat zien dat ons onderwijs (historisch gezien) heeft gezorgd voor ongekende kansen voor intelligente of goed lerende kinderen. Al meer dan een halve eeuw is het voor kinderen uit een lager sociaal milieu mogelijk om hoger onderwijs te volgen of academisch af te studeren. Verschillende generaties in ons land hebben hiervan gebruik gemaakt. Het heeft echter geleid tot een nieuwe tweedeling in onze maatschappij; die van hoger en lager opgeleiden. Vuyk geeft hiervan duidelijk voorbeelden in onze westerse maatschappij: families en gezinnen, woonwijken en scholen, publieke sector en bedrijfsleven en zelfs de globaliserende wereld van de EU-politiek.
Het selectieproces van ons onderwijs heeft ervoor gezorgd dat we misschien wel drie lagen in de samenleving hebben die voor een groot deel langs elkaar heen leven. Hoger, middelbaar en lager opgeleiden wonen in verschillende wijken, gaan naar verschillende scholen, hebben onderling liefdesrelaties en werken bij verschillende werkgevers of in andere sectoren. De kinderen van deze verschillende ‘lagen’ komen elkaar ook steeds minder tegen. Misschien nog bij voetbal, maar niet bij hockey. Mensen zijn onbedoeld generaties lang geselecteerd op intelligentie (cognitieve leervermogens) en je zou kunnen concluderen dat dit het failliet is van het onderwijs als instrument voor emancipatie. Er is een andere ‘standenmaatschappij’ voor in de plaats gekomen. Die van de intelligentie of het goed schools kunnen leren. Eén van de gevolgen is dat zogenaamd lager of praktisch onderwijs veel minder maatschappelijk wordt gewaardeerd dan hoger, theoretisch onderwijs. Vuyk in één van zijn interviews: “De race is nu om zo hoog mogelijk te komen in het onderwijs. Waarom eigenlijk? Wat is er tegen een goede vakman of mbo’er?” In het kader van goed onderwijs en dit thema van Kader Primair een erg goede vraag, lijkt mij. Herwaardering van beroepsgericht onderwijs is hoog nodig. ‘Oude en nieuwe ongelijkheid’ is een prima boek dat aanzet tot nadenken over ons onderwijssysteem.
Oude en nieuwe ongelijkheid. Over het failliet van het verheffingsideaal. Kees Vuyk, VBK Media, ISBN: 9789086872169
Eerdere boekbesprekingen zijn te vinden op www.avs.nl/vereniging/onsaanbod/kaderprimair